Op grond van de RECRON voorwaarden heeft de ondernemer beleidsvrijheid bij het toelaten van recreanten op zijn park. De commissie toetst hier slechts marginaal, oftewel of naar redelijkheid en billijkheid de ondernemer deze keuze heeft kunnen maken.

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Algemene voorwaarden    Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 101941

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het feit dat de ondernemer verdachten van een mishandeling in het nieuwe seizoen opnieuw heeft toegelaten tot de camping en de gevolgen daarvan. 

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 2 augustus 2015 is de vrouw van de consument zwaar mishandeld door 2 van de vaste recreanten van de ondernemer.
Op zondag 6 maart 2016 heeft de consument de ondernemer telefonisch op de hoogte gesteld dat de op 7 maart 2016 geplande rechtszaak tegen deze verdachten tot nader order was aangehouden. Tot verbazing van de consument deelde de ondernemer hem toen mee dat de verdachten gewoon terug mochten keren op de camping, terwijl de ondernemer eerder tegen de consument en zijn vrouw had gezegd pas een beslissing te nemen na de uitspraak van de rechter.
Bij brief van 9 maart 2016 heeft de consument de ondernemer laten weten dat hij door de beslissing van de ondernemer hun caravan noodgedwongen te koop heeft gezet, omdat zijn vrouw en hij zich niet veilig voelen op de camping met de aanwezigheid van de verdachten. De consument heeft de ondernemer verzocht zijn beslissing betreffende de aanwezigheid van de verdachten op de camping te herzien. Voor het geval de ondernemer niet op zijn besluit zou terugkomen, heeft de consument de ondernemer in genoemde brief van 9 maart 2016 om een compensatie verzocht voor het staangeld voor de periode 1 april 2016 tot en met 31 maart 2017 (groot € 1.480,–),  voor de verzekeringen (groot € 226,99) en voor gederfde vakantievreugde.
Bij brief van 14 maart 2016 heeft de ondernemer afwijzend op de verzoeken van de consument beslist, waarna de consument zich op 15 maart 2016 tot de commissie heeft gewend.

Ten tijde van de mondelinge behandeling van het geschil op 18 mei 2016 had de consument zijn caravan verkocht. In verband daarmee heeft de consument tijdens de mondelinge behandeling zijn eis in die zin aangevuld dat hij van de ondernemer behalve compensatie staangeld, verzekeringen en gederfde vakantievreugde tevens compensatie wenst voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de verkoop van zijn caravan. De consument heeft de caravan verkocht voor een bedrag van        € 9.500,–, terwijl deze volgens hem € 16.000,– waard was. Na aftrek van het staangeld 2016/2017 heeft de caravan slechts iets meer dan € 8.000,– voor hem opgebracht.    

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer stelt zich, samengevat, op het standpunt dat het een vrijwillige keuze van de consument is geweest om zijn caravan te verkopen. Van enige onveiligheid op zijn camping is volgens de ondernemer geen sprake. Hij heeft de verdachten een waarschuwing gegeven dat zij bij herhaling van de onregelmatigheden van de camping worden verwijderd. Wat de ondernemer betreft had de consument dan ook gewoon kunnen blijven staan.
De ondernemer betwist dat hij gezegd zou hebben dat hij pas na de rechtszaak zou beslissen over de terugkeer van de verdachten.
Van compensatie van de consument kan naar de mening van de ondernemer geen sprake zijn.

Beoordeling van het geschil

Hoewel het begrijpelijk is dat de consument en zijn vrouw hun caravan te koop hebben gezet toen zij te horen kregen dat de verdachten van de mishandeling het nieuwe seizoen ook weer op de camping zouden mogen verblijven, blijft de verkoop van de caravan juridisch gezien een vrijwillig besluit van hen, waarvan de gevolgen in dit geval naar het oordeel van de commissie niet op de ondernemer kunnen worden afgewenteld.

Van wanprestatie van de ondernemer jegens de consument en zijn vrouw of van een door de ondernemer jegens hen gepleegde onrechtmatige daad, is de commissie niet gebleken. Bij de toepassing van artikel 14 van de Recron-voorwaarden, op grond waarvan een ondernemer een recreant de toegang tot diens plaats/kampeermiddel kan ontzeggen, komt de ondernemer
beleids-vrijheid toe. Het artikel bepaalt dat de ondernemer het recht heeft (dus niet de plicht) om in de daar omschreven situatie een recreant de toegang te ontzeggen.
Dit betekent dat de commissie de beslissing van de ondernemer, om de verdachten van de mishandeling het nieuwe seizoen ook weer op de camping toe te laten, slechts marginaal toetst. Bij deze toetsing beoordeelt de commissie uitsluitend of de ondernemer in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
De commissie gaat dus niet op de stoel van de ondernemer zitten en beoordelen of zij in de gegeven omstandigheden ook dezelfde beslissing als de ondernemer had genomen.

Ter beantwoording van de vraag of de ondernemer in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, is de reden van belang waarop de ondernemer zijn beslissing heeft gebaseerd. Die reden is terug te vinden in de brief van de ondernemer van 14 maart 2016. In die brief staat vermeld:
“Wij hebben nooit gezegd dat wij pas na de rechtszaak zouden beslissen over de terugkeer van de verdachten. Zij zijn voor wat ons betreft gepast gestraft omdat wij ze direct na de vechtpartij van de camping af hebben gestuurd. Door ons is gezegd dat zij in het nieuwe seizoen terug mochten komen onder de voorwaarde dat wanneer het fout dreigt te lopen, wij direct passende maatregelen gaan nemen. Hiermee houden wij ons aan alle RECRON-voorwaarden. “ 
In het verweerschrift van 12 april 2016 heeft de ondernemer daaraan toegevoegd dat hij niet bij het ontstaan van de vechtpartij betrokken is geweest en geen idee heeft wie begonnen is en wat er precies is gebeurd. Er is ook nog geen uitspraak gedaan door de strafrechter en ook in rechte is dus nog niet komen vast te staan wat er precies is gebeurd, aldus de ondernemer.

De commissie is van oordeel dat de ondernemer onder bovenstaande omstandigheden in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
Ook voor de gestelde lagere verkoopopbrengst van de caravan is de ondernemer niet aansprakelijk. Nog los van het feit dat de commissie hierboven reeds heeft geoordeeld dat van wanprestatie of onrechtmatige daad van de ondernemer geen sprake is, zodat een deugdelijke grondslag voor betaling van de gestelde schade door de ondernemer ontbreekt, ziet de commissie niet in waarom de consument, voor het geval dat aannemelijk is dat de caravan een veel hogere waarde had, dan niet tegen een hogere prijs heeft verkocht, door bijvoorbeeld meer tijd te nemen voor de verkoop.

Al het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.

Beslissing

De commissie wijst het door de consument verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 18 mei 2016.