Commissie: Notariaat
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
204260/225856
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De notaris heeft na een gesprek documenten opgesteld. Klager is het niet eens met de in rekening gebrachte kosten, want volgens hem is nooit een opdracht aan de notaris verstrekt. De notaris voert aan dat er een opdracht is verstrekt door klager. Uit de correspondentie tussen partijen valt naar het oordeel van de commissie op te maken dat er een opdracht is verstrekt, althans de notaris mocht erop vertrouwen betaald te worden voor zijn werkzaamheden. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Notariaat (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 september 2023 te Den Haag.
De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de door de notaris in rekening gebrachte kosten.
Klager heeft een bedrag van € 865,15 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In maart 2020 hebben klager en zijn (inmiddels) echtgenote contact gehad met de notaris. Zij verwachtten een kind en waren van plan te gaan trouwen en samen een huis te kopen. Zij wilden weten wat zij daarvoor moesten regelen en hebben daarom gevraagd of zij langs konden komen voor een verkennend gesprek.
De notaris heeft hen vervolgens per e-mail van 31 maart 2020 laten weten dat hij documenten kon opstellen. Op 2 juni 2022 (lees: 2020) hebben klager en zijn echtgenote onverwachts concepten met meerdere vragen ontvangen, zonder opdracht, opdrachtbevestiging of nota. In verband met de geboorte van hun kind hebben zij hierop niet gereageerd.
Na twee jaar hebben klager en zijn echtgenote opnieuw contact gehad met de notaris. Hun situatie was inmiddels volstrekt anders dan in 2020; zij hadden een kind, waren getrouwd en hadden een eigen huis.
De notaris heeft hen toen verzocht om betaling van een openstaande nota uit mei 2020, die zij nooit hebben gezien. Klager en zijn echtgenote zijn het niet eens met de door de notaris in rekening gebrachte werkzaamheden. Het gesprek zou gratis zijn. Bovendien hebben klager en zijn echtgenote geen opdracht aan de notaris gegeven en ook geen prijsafspraken gemaakt. Klager en zijn echtgenote hebben meteen geklaagd over de nota, maar de notaris stond niet open voor overleg.
Klager verzoekt de commissie een uitspraak te doen en – naar de commissie begrijpt – te bepalen dat de nota van 18 mei 2020 ten bedrage van € 865,15 niet hoeft te worden voldaan.
Standpunt van de notaris
Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klager en zijn echtgenote hebben de notaris verzocht om diensten te verlenen. In het videogesprek dat is gevoerd, bestond geen enkele twijfel over de consensus dat notariële stukken opgemaakt dienden te worden, voor rekening van klager en zijn echtgenote.
Na hun (definitieve) keuzes aangaande voogdij en bewind zouden klager en zijn echtgenote naar kantoor komen ter ondertekening. Om er alleen nog een invuloefening van te maken, werden de conceptakten reeds klaargemaakt. De notaris heeft daarin de cliënt-specifieke inhoud en bijzondere wensen verwerkt.
In Corona-tijd hoorde de notaris niets meer over een vervolg met afronding. Hij was derhalve in afwachting van de te maken inhoudelijke keuzes en van het maken van een passeerafspraak.
In een hernieuwd contact in 2022 bleek echter dat inmiddels vele nieuwe keuzes waren gemaakt. Daarom moest een nieuwe bespreking worden gevoerd. De conclusie was dat alles opnieuw moet worden opgesteld. Daarmee kwam de teleurstelling bij klager en zijn echtgenote over de daarmee samenhangende (extra) kosten. Zij stelden zich – voor het eerst na 4 augustus 2022 – op het standpunt dat zij nooit een opdracht hebben gegeven of zaken niet hebben gezien of ontvangen.
De declaratie was reeds 18 mei 2020 opgemaakt en is op 2 juni 2020 verstrekt aan klager. Bovendien is deze nogmaals beschikbaar gemaakt in 2022. In de gehele context en gezien de reeds bestaande familierelatie met het kantoor van de notaris heeft de notaris destijds in 2020 geen uitvoerige schriftelijke opdrachtverlening aan klager gezonden. Er was geen misverstand tot augustus 2022.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Op grond van de overgelegde stukken stelt de commissie vast dat klager en zijn echtgenote de notaris op per e-mail van 30 maart 2020 hebben benaderd met het verzoek om “een verkennend gesprek”. In deze e-mail hebben zij hun situatie geschetst en aangegeven wat zij zouden willen vastleggen. Daarop heeft een medewerkster van de notaris gereageerd met de mededeling: ”Uw wensen zijn duidelijk. Ik kan deze voor u opnemen in een samenlevingscontract en testamenten”. Vervolgens heeft – kennelijk op 6 april 2020 – een videogesprek plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit gesprek heeft een andere medewerkster van de notaris per e-mail van 2 juni 2020 concepten van een samenlevingscontract en testamenten aan klager en zijn echtgenote doen toekomen.
Klager beklaagt zich hoogte van de door de notaris in rekening gebrachte kosten. Hij stelt allereerst dat hij de declaratie van de notaris van 18 mei 2020 niet heeft gezien. Echter, de commissie stelt vast dat in de e-mail van 2 juni 2020 staat vermeld: “Tot slot treft u hierbij mijn declaratie aan”. De declaratie staat ook vermeld op de lijst van bijlagen bij de e-mail. Klager heeft de ontvangst van deze e-mail en de daarbij behorende bijlagen niet betwist.
Klager stelt in het vragenformulier voorts dat hij geen opdracht aan de notaris heeft gegeven.
Gelet op de correspondentie en het gevoerde gesprek is de commissie van oordeel dat het op de weg van klager en zijn echtgenote had gelegen om direct na de ontvangst van de concepten de opdracht te betwisten. Dit hebben zij destijds en ook later niet gedaan. Sterker nog, in de e-mail van 3 augustus 2022 schrijft de echtgenote van klager: “Wat in ieder geval duidelijk is, is dat er destijds werk is verricht door jullie tbv van een samenlevingscontract en 2 testamenten”. Zoals de notaris terecht stelt, is de ontkenning van de verleende opdracht eerst daarna opgekomen.
Naar het oordeel van de commissie is het tijdsverloop dermate lang dat de notaris ervan uit mocht gaan dat een opdracht tot stand was gekomen en dat hij voor zijn inspanningen betaald zou worden. Dat de notaris de nota twee jaar heeft laten liggen, laat dit onverlet.
De commissie overweegt nog dat de nota haar niet bovenmatig voorkomt. Dat het gevoerde gesprek gratis zou zijn, heeft klager niet aangetoond of aannemelijk gemaakt.
Gelet op het voorgaande zal de commissie de klacht van klager ongegrond verklaren en bepalen dat klager de openstaande nota aan de notaris moet voldoen.
Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht van klager ongegrond;
- bepaalt dat klager het openstaande bedrag van € 865,15 aan de notaris moet voldoen. Dit betekent dat het depotbedrag aan de notaris zal worden overgemaakt;
- wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, de heer mr. M. de Waal en de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 20 september 2023.