Opgebouwd ruiltegoed vervalt en geeft geen recht op financiële compensatie

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 146308/149942

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument heeft voor de vakantieopvang van haar kinderen een tegoed opgebouwd. Door de corona-sluiting heeft de consument het tegoed niet op kunnen maken en daarom wil de consument dat de ondernemer de uren uitkeert. De consument heeft geen behoefte aan extra opvanguren omdat ze nu veel thuiswerkt. De ondernemer stelt dat de opgebouwde uren niet meer geldig zijn omdat ze op grond van de algemene voorwaarden zijn komen te vervallen per 31 december 2021. In de algemene voorwaarden staat ook duidelijk vermeld dat er voor de ruiluren geen financiële compensatie mogelijk is. Daarnaast is de ondernemer al heel redelijk geweest naar de consument door niet de normale opzegtermijn van één maand aan te houden, wat de consument al een maand opvang heeft gescheeld. De commissie oordeelt dat de consument geen aanspraak kan maken op de opgebouwde ruiluren omdat in de algemene voorwaarden duidelijk vermeld staat dat die zijn komen te vervallen per 31 december 2021 en dat er geen financiële compensatie mogelijk is. Daarnaast is de consument gecompenseerd door de overheid voor de opvangkosten tijdens de lockdown en heeft ze dus niet feitelijk voor de opgebouwde uren betaald. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de weigering van de ondernemer om de door de consument in 2020 opgebouwde en betaalde ruiluren, die zij niet heeft kunnen inzetten omdat de kinderopvanglocatie in verband met de lockdown was gesloten, te crediteren.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument had in 2020 met de ondernemer voor ieder van haar beide kinderen een opvangovereenkomst inclusief vakantieopvang. De consument heeft voor de vakantieopvang een tegoed opgebouwd in de vorm van betaalde uren. De consument heeft de opgespaarde uren niet kunnen inzetten omdat de kinderopvanglocatie tijdens de kerstvakantie was gesloten in verband met corona. Volgens de overeenkomst vervallen de opgespaarde uren na 31 december van het jaar waarin de uren zijn opgebouwd. Het gaat om 68,69 uur met een totaalwaarde van € 621,65. De consument wil dit bedrag gecrediteerd zien, maar de ondernemer heeft dit geweigerd. De ondernemer heeft aangeboden een deel van de betaalde uren in te zetten als tegoed buiten de contracturen om, maar de consument vond dit geen passende oplossing omdat zij veel thuis is gaan werken en daardoor geen behoefte had aan extra opvanguren. In het kader van de door de overheid genomen coronamaatregelen is de consument voor de opvangvergoedingen, die zij aan de ondernemer heeft betaald, door de overheid en de ondernemer volledig gecompenseerd.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument had met de ondernemer een opvangovereenkomst voor haar zoon en dochter. De opvangovereenkomst van de dochter is op 14 juli 2021 geëindigd en die van de zoon op 13 januari 2022. Het betrof een zogenaamd 48-wekenpakket. De consument had daarmee recht op 48 weken opvang op de contractueel overeengekomen opvangdagen gedurende het kalenderjaar. De consument heeft bij de ondernemer ruiluren opgebouwd waarop artikel 10 van de destijds geldende aanvullende voorwaarden van toepassing was. De ondernemer hanteert bij wijze van service het ruilbeleid zoals geregeld in dat artikel. Daarin staat vermeld dat als een kind op een overeengekomen dag geen gebruik kan maken van de opvang, de ondernemer de ouder in principe de mogelijkheid biedt om de opvang op een andere dag in te zetten. Uit dit artikel blijkt ook dat het niet gegarandeerd is dat dit te allen tijde mogelijk zal zijn. Die mogelijkheid bestaat alleen als de ondernemer het kind die andere dag – met te voldoen aan wet- en regelgeving in de kinderopvang – veilige kinderopvang kan aanbieden. Door de maandelijkse facturen van de ondernemer te voldoen, heeft de consument voor de opgebouwde ruiluren betaald.

De consument stelt op grond van de door haar gehanteerde berekening nog recht te hebben op 68,9 ruiluren, maar die berekening acht de ondernemer niet juist. Volgens de administratie van de ondernemer had de consument in 2020 voor haar beide kinderen in totaal 46 ruiluren nog niet ingezet. Zij kon deze ook niet meer inzetten in verband met de lockdown die toen vanaf 16 december 2020 gold.

Op grond van lid 11 van het eerder genoemde artikel 10 is het tegoed aan ruiluren van de consument op 31 december 2020 komen te vervallen. Overigens is de consument voor dat tegoed, waarvoor zij via de maandelijkse facturen heeft betaald, in het kader van de coronamaatregelen van de overheid geheel gecompenseerd door de overheid en de ondernemer.

Ondanks dat de ruiluren van 2020 waren vervallen, heeft de ondernemer bij wijze van uitzondering gelet op de sluiting van het kinderopvangverblijf wegens de lockdown de consument op 7 september 2021 het aanbod gedaan de ruiluren met betrekking tot de zoon tot en met 31 december 2021 in te zetten. De consument was het hier niet mee eens en wilde graag de niet opgenomen ruiluren financieel gecompenseerd zien. De van toepassing zijnde aanvullende voorwaarden bepalen echter dat er geen financiële restitutie plaatsvindt. Bovendien is de ondernemer de consument tegemoet gekomen door uit coulance de voor de consument geldende opzegtermijn van één maand voor de overeenkomst van de zoon niet te verlangen, waardoor de consument de opvangvergoeding voor die maand niet hoefde te betalen.

De ondernemer verzoekt de commissie de klacht van de consument ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, het volgende overwogen.

Tussen partijen kan als vaststaand worden beschouwd dat de consument bij de ondernemer over het kalenderjaar 2020 een tegoed aan ruiluren heeft opgebouwd. In het midden kan blijven of dat tegoed het door de consument of het door de ondernemer gestelde aantal uren was. Eveneens kan tussen hen als vaststaand worden beschouwd dat op de opvangovereenkomsten die zij met elkaar hebben gesloten, de aanvullende voorwaarden van de ondernemer van toepassing zijn. De opvangovereenkomsten en de aanvullende voorwaarden bepalen de rechtsverhouding tussen partijen.

Artikel 10 van die aanvullende voorwaarden bepaalt dat een tegoed aan ruiluren aan het einde van het kalenderjaar (31 december) waarin ze zijn opgebouwd en/of na beëindiging van de overeenkomst vervalt zonder dat een restitutie in geld plaatsvindt.

Reeds op grond van dat artikel kan de consument geen aanspraak maken op een financiële compensatie van haar tegoed aan ruiluren over het kalenderjaar 2020. Bovendien is de consument voor de door haar betaalde opvanguren, waaronder de ruiluren, volledig gecompenseerd door de overheid en voor wat betreft het zogenaamde boven-fiscaal tarief door de ondernemer. Door die volledige compensatie heeft de consument feitelijk niet voor die ruiluren betaald. Het kan dan ook niet zo zijn dat de ondernemer de waarde van dat tegoed aan de consument dient uit te betalen. In de gegeven omstandigheden is de ondernemer op de wijze zoals door hem is aangegeven zeer coulant geweest ten opzichte van de consument. Dat de consument het aanbod van de ondernemer voor haar geen passende oplossing vond, doet daaraan niet af.

Op grond van de voorgaande overwegingen is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is en dat haar verzoek moet worden afgewezen.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de consument ongegrond;

– wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Aldus beslist op 9 mei 2022 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.