Opgegeven afhaalpunt geldt niet als een aangewezen derde, waardoor van levering geen sprake is

  • Home >>
  • Thuiswinkel >>
De Geschillencommissie




Commissie: Thuiswinkel    Categorie: Algemene voorwaarden / Schadevergoeding product/dienst    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 36178/38787

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De verkoper schakelt een derde in om een verkocht product te vervoeren. Op verzoek van de consument wordt het product bij een afhaalpunt van de vervoerder geleverd. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat het product is geleverd aan een door een consument aangewezen derde. Daarmee is het risico overgegaan op de consument. De commissie is echter van oordeel dat het afhaalpunt als verlengstuk van de ingeschakelde ondernemer heeft te gelden. Daarmee verplaatst de levering van het woonhuis naar het afleverpunt, waar ook alle formaliteiten plaatsvinden. Het is daarom aan de ondernemer om aan te tonen dat de consument het pakket heeft opgehaald. Nu dit laatste niet aannemelijk is geworden, wordt geoordeeld dat de klacht gegrond is.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 9 juni 2020 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een Apple iPhone 11 en een Apple iPhone SE tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.438,–.

De levering vond volgens de ondernemer plaats op of omstreeks 11 juni 2020.

Het geschil betreft de vraag of de bestelde telefoons zijn geleverd en het risico voor de telefoons door aflevering op het afhaalpunt is overgegaan op de consument.

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft twee telefoons besteld, af te leveren via een afhaalpunt. Toen de consument de telefoons wilde ophalen bleek dat er geen pakket voor de consument lag. Naar aanleiding daarvan heeft de consument meteen contact opgenomen met de ondernemer. De ondernemer deelde kort daarop mee niets voor de consument te kunnen betekenen, omdat volgens de ondernemer de consument het pakket opgehaald heeft.

Naar aanleiding van die mededeling heeft de consument gevraagd of de ondernemer een onderzoek wilde doen naar het pakket via camerabeelden, of via de gegevens van diegene die het pakket heeft opgehaald. Daarmee zou de consument dan nog tenminste aangifte kunnen doen. Normaal gesproken moet de consument zich altijd legitimeren als hij een pakket ophaalt, en het legitimatiebewijs wordt ook gescand. Daarmee moet te achterhalen zijn wie het pakket heeft opgehaald.

De ondernemer heeft herhaald dat niets mogelijk is.

De consument verlangt alsnog levering van hetgeen hij besteld heeft of ontbinding van de overeenkomst.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op bestellingen via de webshop van de ondernemer zijn onder meer de ‘Algemene Voorwaarden Thuiswinkel’ van toepassing. In artikel 13 lid 2 van deze Algemene Voorwaarden Thuiswinkel is opgenomen: “Als plaats van levering geldt het adres dat de consument aan de ondernemer kenbaar heeft gemaakt”.

Verder is in artikel 7:11 lid 1 BW bepaald dat de zaak voor het risico van de koper komt “vanaf het moment dat de koper of een door hem aangewezen derde, die niet de vervoerder is, de zaak heeft ontvangen” De consument heeft het afhaalpunt opgegeven als adres van levering. Het afhaalpunt geldt dus als plaats van levering en als aangewezen derde, die niet de vervoerder is, zoals bedoeld in artikel 7:11 lid 1 BW.

Uit de track and trace gegevens volgt dat beide producten op 10 juni 2020 om 9:19 uur zijn geleverd op het afhaalpunt. Het risico voor de zaken is hiermee overgegaan op de consument. Indien vast zou komen te staan dat de producten inderdaad door het afhaalpunt aan een onjuiste persoon zijn verstrekt, dan is dat niet aan de ondernemer te verwijten, nu de ondernemer aan de leververplichting heeft voldaan. Dit is meerdere malen aan de consument meegedeeld.

Voor de ondernemer bestaat er dan ook geen aanleiding om haar eerdere standpunt aan te passen en de ondernemer zal de aankoopbedragen van in totaal € 1.438,- niet retourneren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Artikel 7:11 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
Bij een consumentenkoop waarbij de zaak bij de koper wordt bezorgd, is de zaak voor het risico van de koper vanaf het moment dat de koper of een door hem aangewezen derde, die niet de vervoerder is, de zaak heeft ontvangen.

Volgens de ondernemer is het risico voor de af te leveren artikelen overgegaan op de consument op het moment van afgifte aan het afleverpunt. Volgens de ondernemer geldt een afleverpunt als een door de consument als een door de consument voor ontvangst aangewezen derde.

Bij het afleveren van pakketten kan een consument ervoor kiezen dat een pakket niet aan het huisadres wordt bezorgd, maar door de consument wordt opgehaald op een afleverpunt. Deze wijze van afleveren werkt aldus, dat de consument bericht ontvangt zodra het pakket is aangekomen op het door of namens de ondernemer aangeboden afleverpunt, zodat de consument het pakket daar met een legitimatiebewijs kan gaan afhalen.

Door voor deze wijze van afleveren te kiezen wordt naar het oordeel van de commissie het moment van levering verplaatst van het woonhuis van de consument naar het afleverpunt. Alle formaliteiten, zoals legitimatie en het bevestigen van de ontvangst worden verlegd naar het moment, waarop het pakket op het afleverpunt door de consument in ontvangst wordt genomen.

Een afleverpunt fungeert in de keten tussen het magazijn van de ondernemer en de consument als (verlengstuk van de) vervoerder. De vervoerder heeft afspraken gemaakt met winkels zoals supermarkten, boekhandels en doe-het-zelfondernemers, inhoudende dat de vervoerder een servicepunt ter plaatse mag hebben. Een afhaalpunt is ook kenbaar als behorende bij de vervoerder. Dat de diensten ter plaatse kunnen worden verricht door personeel dat (ook) in dienst is van de winkelformule ter plaatse doet er niet aan af dat uitvoering wordt gegeven aan het dienstenpakket van de vervoerder.

Dit is volgens de commissie ook passend in de systematiek van de wet. Een andere redenering zou immers tot hoogst onbillijke situaties kunnen leiden. Bij bijvoorbeeld diefstal/verduistering of brand ter plaatse van het afhaalpunt, zelfs voordat de consument kennis van de aanwezigheid van het pakket daar zou hebben, zou in de redenering van de ondernemer het risico op de consument zijn overgegaan en zou het verlies geheel voor rekening van de consument komen.

De commissie is dan ook van oordeel dat in dat verband een afhaalpunt als onderdeel van de vervoerder gezien moet worden. Als een afhaalpunt als een door de consument aangewezen derde beschouwd kan worden wordt het afhaalpunt geacht (vertegenwoordiger van) de vervoerder te zijn, als bedoeld in de laatste bijzin in het hiervoor aangehaalde artikel 7:11 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Daarmee is het aan de ondernemer om tenminste aannemelijk te maken dat de consument of een door de consument daartoe aangewezen derde het pakket op het afhaalpunt in ontvangst heeft genomen.

De ondernemer heeft er mee volstaan om te melden dat het pakket is afgegeven aan het afhaalpunt en dat daarmee aan de verplichtingen is voldaan. De ondernemer heeft niets aangevoerd wat erop zou kunnen duiden dat het pakket op het afleverpunt aan de consument is afgegeven. Daarmee is naar het oordeel van de commissie niet aannemelijk gemaakt dat het pakket aan de consument is geleverd.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

De ondernemer dient alsnog de Apple iPhone 11 en de Apple iPhone SE te leveren, die de consument besteld en betaald heeft.

Terzijde, de commissie heeft zich er bovendien aan gestoord dat de ondernemer de consument volledig in de kou heeft laten staan en zelfs geen enkele ondersteuning heeft geboden bij diens toch alleszins redelijke verzoek om nader geïnformeerd te worden over de wijze, waarop het pakket op het afhaalpunt was afgegeven. Dat had toch op de weg van de ondernemer als contractspartij van de vervoerder gelegen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer levert alsnog Apple iPhone 11 en de Apple iPhone SE zoals oorspronkelijk overeengekomen. Een en ander dient te geschieden binnen een termijn van één week na de verzenddatum van dit bindend advies.

Indien een en ander door handelen of nalaten van de ondernemer niet binnen de gestelde termijn is geschied, wordt de overeenkomst d.d. 9 juni 2020 ontbonden verklaard. Dit houdt in dat de ondernemer aan de consument de koopprijs ad € 1.438,– moet terugbetalen.

Betaling dient in dat geval plaats te vinden binnen veertien dagen na verstrijken van de termijn waarbinnen geleverd had moeten worden.

Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum, waarop geleverd had moeten zijn.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Thuiswinkel, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, mr. S.L.R. van Nuijs en mr. A.J.E. Weijenborg-Meiss, leden, op 9 november 2020.