Ophef veroorzaakt door consument gegronde reden tot beëindiging overeenkomst

De Geschillencommissie




Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen    Categorie: Algemene voorwaarden / kosten/ beëindiging overeenkomst / Restitutiebedrag    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 254974/386380

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De uitspraak gaat over een overeenkomst tussen consument en ondernemer betreffende de terugbetaling van een tussentijds beëindigde opleiding. De consument heeft zich ingeschreven voor een post-HBO haptonomieopleiding en stond ingeschreven voor twee modules. De module ‘procesgroep’ heeft de consument tussentijds beëindigd. De consument en ondernemer werden het echter niet eens over het restitutiebedrag. Volgens de consument is dit ook de reden waardoor haar toegang tot gehele opleiding is ontzegd, terwijl zij wel wilde doorgaan met de tweede module. Een andere reden zou kunnen zijn dat ze haar medecursisten ervan op de hoogte heeft gebracht te stoppen, dat heeft de nodige beroering veroorzaakt. De ondernemer heeft vervolgens een creditfactuur gestuurd waar de consument het niet mee eens was. De consument wil dan ook een deel van het bedrag retour. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de berekening van het restitutiebedrag conform de algemene voorwaarden is van de opleiding. Ook zouden ze de consument extra tegemoet zijn gekomen. Omdat de consument maar één module wilde volgen leek het de ondernemer beter om helemaal te stoppen. De mail van de consument naar haar medecursisten bevestigde het besluit van de ondernemer. De commissie beslist als volgt. Naar het oordeel van de commissie stond het de ondernemer vrij om tot beëindiging te komen van de tweede module nu de mail van de consument voor zoveel ophef had veroorzaakt en van een goede samenwerking geen sprake meer zou kunnen zijn. Daarnaast zijn de gehanteerde algemene voorwaarden van ondernemer van toepassing. De ondernemer is niet verplicht hiervan af te wijken noch zijn deze onredelijk bezwarend. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. De commissie stelt vast dat de klacht tijdig is ingediend. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 september 2024. De consument heeft ter zitting de klacht toegelicht. De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten.

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 15 maart 2023 met de ondernemer tot stand gekomen overeenkomst. De consument heeft zich ingeschreven voor onderdelen van een door de ondernemer verzorgde post-HBO haptonomieopleiding voor de som van € 5.912,–, namelijk voor de Vaardigheidsmodules 2023-2024 € 2.650,– en voor de Procesgroep 2023-2024 € 3.262,–. De consument heeft de klacht eerst voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Ik had me ingeschreven bij de ondernemer voor een post-HBO haptonomieopleiding. Ik heb mijn deelname aan de module ‘procesgroep’ tussentijds beëindigd. Dit was meteen na het eerste blok van twee dagen. De inhoud voldeed niet aan mijn verwachtingen en daarnaast vond ik de benaderingswijze van de docent zeer onprettig. Ik heb open gecommuniceerd over mijn verwachtingen en dat deze niet overeenkwamen met de inhoud. Ik heb de betreffende docent laten weten te stoppen met mijn deelname. Hij verwees mij naar de algemeen directeur voor de zakelijke afhandeling omtrent het restitutiebedrag. Ik heb deze toen gemaild met de vraag hoe het in zijn werk ging omtrent een terugbetalingsregeling. Vervolgens werden wij het niet eens over het restitutiebedrag. Hij wilde dat ik de helft (€ 1.630,–) van de opleidingskosten zou betalen plus docentkosten en andere gemaakte kosten. Hierop heb ik laten weten dat ik het oneens was met dat bedrag van € 1.630,–.
Daarbij heb ik voorgesteld te zullen betalen voor de gevolgde lesdagen plus eventueel een redelijk bedrag voor gemaakte kosten zoals administratiekosten. Als reactie hierop is mij vervolgens de gehele toegang tot de opleiding ontzegd. Want ik volgde nog een andere module (vaardigheid) en ik heb laten weten deze wel te blijven volgen.
Vervolgens kwam de opleider met een creditfactuur waarmee ik het oneens ben. Ik ben van mening dat er onredelijke bedragen van mij worden gevraagd, o.a. € 636,92 administratiekosten. Ik heb in mijn mails herhaaldelijk aangegeven dat ik hoop dat wij gezamenlijk tot overeenstemming komen, echter is dit helaas niet gelukt.
Op 13 januari 2024 heb ik een bedrag van € 2.681,– retour ontvangen n.a.v. een creditfactuur. Op 9 februari 2024 ontving ik daarbij nog € 122,34 retour n.a.v. mijn verweer t.a.v. docentkosten restmodule 1VO V.

Het volgende geschil blijft hiermee bestaan:
Als kosten zijn op creditfactuur (2023155) opgenomen 1VO blok 2 t/m/6 procesgroep docentkosten € 328,10 (dit zijn kosten voor de modules die ik niet zal volgen) en administratiekosten € 636,92 (dit vind ik een onredelijk hoog bedrag en ik ben het oneens met de specificatie hiervan).
Mijn voorstel is dat ik ter zake van docentkosten € 328,10 retour ontvang van de ondernemer. En ik betaal 25% van de berekende administratiekosten. Dit komt neer op een bedrag van € 159,23. In totaal ontvang ik dan nog € 805,79 retour van de ondernemer.

Ik heb mijn medecursisten ervan op de hoogte gebracht dat ik met de module ‘procesgroep’ zou stoppen. Dat heeft de nodige beroering veroorzaakt en daarna werd mij de toegang ontzegd. Mogelijk hebben ze mij ervaren als een klokkenluider en was ik daarom niet meer welkom op de gehele opleiding. De consument verlangt een vergoeding van € 805,79.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft de door ons aangeboden opleiding gestaakt voor het onderdeel Procesgroep. Om te berekenen wat de consument terug moet ontvangen delen we het totaalbedrag van de beide onderdelen respectievelijk € 3.262,– en € 2.650,– door zes. Hierdoor kunnen we de prijs bepalen per gevolgde blok. De door de student gevolgde blokken kosten totaal € 1.868,64.
Volgens de algemene voorwaarden (waarmee de consument akkoord gaat bij inschrijving) is de student die tussentijds opzegt een bedrag verschuldigd van 40% van de totale opleidingskosten van dat jaar, vermeerderd met bovenstaande gevolgde lessen.

Deze berekening ziet er als volgt uit:
Opleidingskosten 1 VO € 3.262,– plus € 2.650,– is totaal € 5.912,–. 40 procent hiervan is € 2.364,80.
Tellen we hierbij de gevolgde lessen op van € 1.868,64,– dan komt het totaal op € 4.233,44 wat de student verschuldigd is.

De student heeft betaald het totaalbedrag van € 5.912,–. De student heeft volgens de algemene voorwaarden recht op restitutie van een bedrag van € 1.678,56.
Wij zijn de consument echter extra tegemoetgekomen en hebben terugbetaald het bedrag van € 2.681,–. Dat is € 1.002,44 meer dan we hadden moeten restitueren.
Op grond van het aantal studenten wordt voor aanvang van het cursusjaar een docentenaantal samengesteld, de opleiding is zeer intensief met in verhouding veel docenten per
studentengroep vanwege de nodige persoonlijke aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling. De docentenbezetting kunnen we niet verminderen als één student halverwege afvalt. Onze docenten rekenen uiteraard op de afgesproken inkomsten als we ze inhuren. Ook kunnen we de prijs per student niet verhogen doordat één student afvalt.
De docentkosten per dag per student bedragen € 65,62 in de procesgroep (totaal € 328,10 voor de student) en € 40,78 in de vaardigheidsmodules keer 3 blokken is € 122,34 voor de student. Voor de duidelijkheid; dit betreft kosten die doorlopen die voor rekening van de student zijn. Deze kosten worden nu niet door de student betaald en nemen wij ook voor onze rekening.

De consument maakte de keus een deel van de opleiding niet meer te volgen en hier niet voor te willen betalen, terwijl zij een ander deel wel wil afmaken. We besloten echter dat het voor de kwaliteit en de medestudenten niet haalbaar was verder te studeren en hebben de samenwerking opgezegd. Uiteraard zijn we daartoe gerechtigd als opleiding. Daarbij behorend eindigt vanzelfsprekend de toegang tot de digitale leeromgeving. De consument koos er vervolgens voor haar meningsverschil met ons met de andere studenten in de groep te delen via mail. Dit bevestigde voor ons dat het besluit juist was de samenwerking te stoppen, een dergelijke attitude komt de leeromgeving voor medestudenten niet ten goede. Daarbij wordt benadrukt dat meningsverschillen mogen bestaan en dat feedback mag bestaan en wij bereid zijn mee te denken, kritisch naar onszelf te kijken en oplossingen te vinden. Dit ging echter over ondermijnen van onze opleiding. De bovengenoemde mail naar medestudenten leidde tot grote onrust in de groep, studenten zijn hier niet van gediend en wij ook niet. Tevens heeft dit geleid tot schade aan de opleidingskwaliteit. We waren nu genoodzaakt een halve (les)dag te besteden om de studenten nu onze kant van het verhaal te moeten vertellen, iets wat we vanuit onszelf niet wilden doen vanwege integriteit en privacy naar de betreffende student. Zo is de rust uiteindelijk weergekeerd en konden we weer een prettig leerklimaat scheppen. De schade vanwege een gemiste halve (dure) opleidingsdag halen we op eigen kosten in. De consument heeft lesmateriaal in haar bezit als ze dit gedownload heeft. Als ze dit niet heeft gedaan, heeft ze nog steeds de gelegenheid een digitaal exemplaar van het lesmateriaal op te vragen, hier is geen toegang tot het lesportaal voor nodig. De consument heeft hiervoor betaald en heeft hier recht op. Dit is haar niet ontnomen. Het argument dat er mag worden afgeweken van de berekening volgens de algemene voorwaarden is bedoeld voor onvoorziene omstandigheden zoals ziekte of familieomstandigheden. We hebben hier uitdrukkelijk naar gevraagd, maar dit bleek niet aan de orde. De consument heeft aangegeven dat het toch niet ‘haar ding’ is. Niettemin zijn we afgeweken van onze voorwaarden en zijn we haar royaal tegemoetgekomen, zoals hierboven te zien is in de bedragen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie stelt voorop dat toen de consument zich bij de ondernemer inschreef voor een door deze te verzorgen post-HBO haptonomieopleiding en met de ondernemer een overeenkomst sloot, zij heeft ingestemd met de door de ondernemer gehanteerde algemene voorwaarden. Het betreft de Algemene Voorwaarden Consumenten voor Particulier Onderwijs en Opleidingen zoals opgesteld door de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO).
Tussen partijen is niet in geschil dat de inhoud van de module Procesgroep kennelijk niet voldeed aan de verwachtingen van de consument en dat zij die module tussentijds heeft beëindigd. Ook is niet in geschil dat de consument haar cursusgenoten heeft bericht over het meningsverschil dat zij had met de ondernemer betreffende haar beëindiging van die module. Dit heeft tot de nodige onrust in die groep van medecursisten geleid. Hierop heeft de ondernemer besloten de samenwerking met de consument voor de module Vaardigheid te beëindigen omdat er geen sprake meer kon zijn van een vruchtbare samenwerking. In de reden waarom de consument de cursus Procesgroep wilde beëindigen kan de commissie niet treden, maar naar het oordeel van de commissie stond het de ondernemer in dit geval vrij om tot beëindiging te komen van de module Vaardigheid nu de mail van de consument zoveel ophef had veroorzaakt en van een goede samenwerking geen sprake meer zou kunnen zijn.
In artikel 5 van de Algemene voorwaarden is bepaald welke kosten een cursist moet voldoen bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst. De commissie acht de daarin opgenomen bepalingen niet onredelijk bezwarend voor consumenten en wijst erop dat die Algemene voorwaarden tot stand zijn gekomen in overleg met de Consumentenbond.

De ondernemer heeft op basis van die Algemene voorwaarden becijferd welk gedeelte van het na aangaan van de overeenkomst met de ondernemer door de consument betaalde bedrag van € 5.912,– aan de consument gerestitueerd moet worden, namelijk € 1.678,56. De ondernemer heeft echter op 13 januari 2024 een bedrag van € 2.681,– terugbetaald en op 9 februari 2024 een bedrag van € 122,34. Aldus is € 1.124,78 meer gerestitueerd dan waartoe de ondernemer op grond van de Algemene voorwaarden gehouden was.
Zoals hiervoor al aangegeven zijn in dit geval de door de ondernemer gehanteerde Algemene voorwaarden van toepassing. Dat betekent dat de commissie niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het voorstel van de consument dat zij nog een bedrag van € 805,79 van de ondernemer zou moeten terugontvangen. Het staat de ondernemer vrij om ten gunste van de consument van de Algemene voorwaarden af te wijken, maar daartoe bestaat geen verplichting. De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit de heer prof. mr. A.W. Jongbloed, voorzitter, de heer C. Broers , mevrouw J.M.A. van Haren , leden, op 2 september 2024.