Commissie: Waterrecreatie
Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Lig- en/of Bergplaatsen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
WAT06.0025
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de verhuur van een ligplaats in de periode 1 april 2006 tot 1 april 2007, voor een huurprijs van € 513,96. De consument heeft in juni 2006 de klacht per e-mail aan de ondernemer voorgelegd. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft een ligplaats gehuurd bij de ondernemer. Op 2 mei 2006 heeft de consument de huur van deze ligplaats opgezegd. Met de ondernemer is afgesproken dat de consument het door haar betaalde liggeld terug zou krijgen wanneer de ondernemer een nieuwe huurder zou hebben gevonden. De consument is meerdere keren bij de ondernemer wezen kijken en de ligplaats was toen niet leeg. Desondanks is de ondernemer niet bereid het liggeld terug te betalen. Als de ondernemer een wachtlijst zou hebben gehad, zou er sowieso geen probleem zijn geweest om de ligplaats opnieuw te verhuren. De consument verlangt terugbetaling van het liggeld. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument was per 9 april 2005 huurder van een box. Aangezien de consument het financieel niet breed had, zou de consument per 1 april 2006 (na de winterstalling) haar boot in een kleinere box leggen. Beide huurcontracten heeft de consument ondertekend. In deze contracten staat vermeld dat: “Huurovereenkomst wordt automatisch verlengd mits niet schriftelijk opgezegd vóór 1 januari van het daarop volgende jaar”. Op 2 mei 2006 ontving de ondernemer per e-mail de opzegging van de ligplaats. De ondernemer heeft de consument uitgelegd dat ze haar ligplaats vóór 1 januari had moeten opzeggen en dus volgens de [branche] Voorwaarden geen recht heeft op restitutie van het liggeld. De ondernemer heeft haar tevens verteld dat hij zijn uiterste best zou doen haar ligplaats voor de rest van het jaar verder te verhuren en indien dit zou lukken naar evenredigheid een gedeelte van het liggeld terug zou betalen. De ondernemer heeft vervolgens gedurende twee weken een bestaande klant uit de jachthaven toestemming gegeven de boot tijdelijk in de box van de consument te leggen. Aangezien dit al een bestaande klant was, heeft deze klant de ondernemer niet betaald voor die twee weken. Tevens heeft de ondernemer de ligplaats waar deze klant oorspronkelijk lag in die periode niet verhuurd. De ondernemer heeft dus niet dubbel betaald gekregen voor de box van de consument, noch voor de ligplaats van deze andere klant. De consument is van mening dat de ondernemer haar box intussen al wel had kunnen verhuren. Zij vergeet echter dat de mensen die nu bij de ondernemer op de wachtlijst staan op dit moment allemaal nog een ligplaats elders hebben. Deze mensen moeten eerst hun ligplaats opzeggen in hun huidige haven, voordat ze bij de ondernemer een ligplaats zullen huren. Aangezien elke jachthaven met een opzegtermijn werkt, zal dit dus eerst in 2007 mogelijk zijn. Voor alle duidelijkheid: De box van de consument is leeg en niet verder verhuurd tot 1 april 2007. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Vast staat dat de consument bij de ondernemer een ligplaats heeft gehuurd voor de periode 1 april 2005 tot 1 april 2006 en voor de periode 1 april 2006 tot 1 april 2007. Verder staat vast dat de consument de ondernemer op 2 mei 2006 liet weten dat zij de ligplaats wilde opzeggen. De opzegging vond aldus plaats tijdens de looptijd van de huurperiode van 1 april 2006 tot 1 april 2007. Op basis van de tussen partijen geldende [branche]-voorwaarden is een dergelijke tussentijdse opzegging echter niet mogelijk. Opzegging van de huurovereenkomst is uitsluitend mogelijk indien de opzegging uiterlijk drie maanden vóór het begin van de nieuwe huurperiode schriftelijk door één van beide partijen is geschied. Nu dat niet is gebeurd, blijft de huurovereenkomst voor de huurperiode 1 april 2006 tot 1 april 2007 door de opzegging per 2 mei 2006 onaangetast, hetgeen betekent dat de consument in beginsel geen recht heeft op restitutie van de betaalde huurprijs. Alleen indien partijen hierover nadere afspraken hebben gemaakt, bestaat er mogelijk wel een recht op restitutie van (een deel van) de huurprijs. Door de ondernemer is onweersproken gesteld dat partijen na de opzegging van 2 mei 2006 hebben afgesproken dat de consument naar evenredigheid een gedeelte van het liggeld terug zou ontvangen wanneer de ondernemer een nieuwe huurder voor de ligplaats zou vinden. Niet aannemelijk is geworden dat er een nieuwe huurder voor de ligplaats van de consument is gevonden. Hoogstens staat vast dat een bestaande klant van de ondernemer tijdelijk en zonder kosten van de ligplaats gebruik heeft gemaakt, doch daarmee is geen sprake van verhuur van de ligplaats van de consument voor de lopende huurperiode. De commissie acht daarom onvoldoende grond aanwezig om de ondernemer te verplichten een restitutie toe te passen. De vordering van de consument wordt daarom afgewezen. Voor alle duidelijkheid stelt de commissie vast dat de huurovereenkomst per 1 april 2007 beëindigd is. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 30 oktober 2006.