Opzegging ondernemer voldoet niet aan eisen

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Verkorte procedure    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 2018 - 118333

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

De ouder krijgt telefonisch bericht dat haar zoon niet meer naar opvang mag, vanwege de veiligheid van de andere kinderen. De ouder wist niet van de recente zorgen van de ondernemer over het gedrag. De ondernemer bevestigt de opzegging per brief, maar zonder redenen. Terwijl dit volgens de Algemene Voorwaarden van het contract tussen de ouder en ondernemer wel moest. De opzegging was niet rechtsgeldig. De klacht van de ouder is gegrond.  De commissie stelt bovendien dat de ondernemer de ouder beter op de hoogte had moeten houden van zijn zorgen.

Het geschil heeft betrekking op de vraag of de ondernemer de opvangovereenkomst ter zake van het zoontje van de consument heeft mogen opzeggen tegen 30 juni 2018. Tevens heeft het geschil betrekking op de kwaliteit van de geleverde opvang daaronder mede begrepen de communicatie tussen partijen.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. Samengevat weergegeven voert de consument het volgende aan.

Voor wat betreft de opzegging stelt de consument dat de wijkmanager haar eind mei 2018 telefonisch heeft medegedeeld dat het zoontje van de consument van de opvang zal worden verwijderd. Dit omdat de ondernemer de veiligheid van de andere kinderen niet langer zou kunnen waarborgen. In verband met de onhoudbare situatie was het volgens de ondernemer niet mogelijk dat het zoontje van de consument zijn laatste twee maanden (voor de overgang naar de basisschool) bij de opvang zou blijven. De consument (h)erkent niet dat sprake zou zijn van een onhoudbare situatie en stelt ook geen toelichting of voorbeelden te hebben gekregen waaruit dit zou volgen. Zij wijst er op dat
de ondernemer nog op 4 mei 2018 begeleiding van het [naam medisch orthopedagogisch centrum] heeft afgewezen. Dit omdat het goed ging in de groep met het zoontje van de consument.
De consument heeft de ondernemer vervolgens gevraagd de opzegging op schrift te mogen ontvangen. Bij brief van 31 mei 2018 heeft de ondernemer aan de consument een ‘bevestiging opzegging’ verstuurd, waarbij als einddatum van de opvangovereenkomst de datum 30 juni 2018 is vermeld. 

Daarnaast beklaagt de consument zich over de kwaliteit van de geleverde opvang. Haar zoontje was vanaf maart 2017 bij [naam organisatie], een organisatie die zorg en onderwijs biedt bij gehoorproblemen, geplaatst. Hij ging daardoor minder dagdelen per week naar de opvang bij de ondernemer.
Per 21 maart 2018 had haar zoontje goede stappen gemaakt en was verdere behandeling bij [naam organisatie bij gehoorproblemen] niet meer nodig. Vanaf eind maart 2018 vonden in de groep bij de opvang, aldus de consument, te veel wisselingen van leidsters plaats. Bovendien was de groep niet juist ingedeeld, waardoor chaos ontstond. Hierdoor bemerkte de consument een negatieve verandering in het gedrag van haar zoontje. De consument heeft meerdere keren zelf een hulpvraag neergelegd bij de ondernemer, maar dit is nooit (goed) opgepakt. 
 
Voorts klaagt de consument over de gedragingen van medewerkers van de ondernemer, meer in het bijzonder over het voorval van 12 maart 2018 waarbij een medewerker hardhandig is opgetreden tegen haar zoontje. 

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Afgelopen half jaar heeft de consument geen signalen gekregen van de ondernemer over het gedrag van haar zoontje en dat het niet goed zou gaan bij de opvang. Het is haar wel opgevallen dat er sinds 21 maart 2018 negatief teruggekoppeld werd over haar zoontje bij de overdracht, maar er werd haar niet gezegd dat er, en wat er (iets) aan moest gebeuren, laat staan dat men aan vergaande stappen als beëindiging van de opvang dacht. Dit hoorde zij pas eind mei 2018. De consument heeft geen vertrouwen meer in de opvang bij de ondernemer en zij wenst dan ook niet langer hervatting van de opvang van haar zoontje bij de ondernemer. Zij wenst evenmin financiële compensatie. De consument beoogt met haar klacht dat de ondernemer erkent dat fouten zijn gemaakt, dat met de juiste begeleiding en zorg van de zijde van de ondernemer het niet zo ver zou zijn gekomen. Zij merkt daarbij nog op dat de ondernemer haar zoontje onvoldoende vaardigheden heeft bijgebracht voor een (goede) overgang naar het basisonderwijs.

Tot slot merkt de consument op dat de opvangkosten over juni 2018 door haar waren betaald, maar dat het bedrag door de bank is gestorneerd. Zij bemerkte dit pas kort geleden. De consument geeft aan alsnog zorg te zullen dragen voor betaling van de rekening van juni 2018 aan de ondernemer.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie allereerst naar de ter zitting overgelegde stukken, die, na een leespauze voor de commissie en de consument tijdens de zitting, nader mondeling zijn toegelicht. In de kern komt het standpunt van de ondernemer op het volgende neer.

De ondernemer stelt dat zij er alles aan heeft gedaan om de opvang, begeleiding en zorg aan het zoontje van de consument zo optimaal mogelijk te laten zijn. Nu is het echter zover dat van de ondernemer niet langer kan worden verlangd de opvang te continueren. Het zoontje van de consument vormt een risico c.q. bedreiging voor de andere kinderen, zijn opvang bemoeilijkt de normale opvang van de andere kinderen en de ondernemer loopt bij voortzetting van de plaatsing een bedrijfseconomisch risico vanwege dreigende opzeggingen door andere ouders.

Direct bij de start op de opvang in september 2016 werd een zorgbehoefte geconstateerd bij het zoontje van de consument. De zorg coördinator heeft gesprekken gevoerd met de ouders. Vanaf juni 2017 was de situatie door de combinatie van zorg en opvang bij [naam organisatie bij gehoorproblemen] houdbaar. Na beëindiging van het traject bij [naam organisatie bij gehoorproblemen] en toen het zoontje van de consument weer meer dagen per week naar de opvang kwam, werd toenemende problematiek gesignaleerd. Klachten van de pedagogisch medewerkers en andere ouders over het zoontje van de consument namen toe. De gedragsproblematiek oversteeg de zorg en aandacht die in een reguliere peutergroep kan worden gegeven. Er is meerdere keren geprobeerd om tot een gesprek met de consument te komen, maar dit werd telkens van de hand gewezen. Uiteindelijk heeft de ondernemer eind mei 2018 de beslissing moeten nemen de opvangovereenkomst op te zeggen. De situatie was voor alle betrokkenen onhoudbaar geworden, zo stelt de ondernemer.

Voor wat betreft de opzegging erkent de ondernemer dat de opzeggingsbrief geen motivering bevat, maar zij stelt dat de redenen telefonisch zijn doorgegeven aan de consument en dat de consument deze motivering gezien haar klachtbrief ook heeft begrepen. De ondernemer benadrukt dat de consument er niet voor open stond om in gesprek te gaan over de verslechtering van de situatie. Er was sprake van schoppen, slaan en spugen naar kinderen en leidsters toe. De ontstane situatie is voor de ondernemer, als regulier kinderdagverblijf, niet meer te handhaven. De ondernemer stelt overigens niet te weten van het afwijzen van begeleiding door [naam medisch orthopedagogisch centrum] 

De ondernemer betwist concluderend dat zij tekort is geschoten in haar verplichtingen. De ondernemer erkent overigens wel dat het proces als geheel beter had kunnen verlopen.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en hetgeen ter zitting nog naar voren is gebracht overweegt de commissie het volgende.

Partijen zijn met elkaar een opvangovereenkomst aangegaan. Aangezien ondernemer lid is van de Brancheorganisatie Kinderopvang zijn de algemene voorwaarden van deze brancheorganisatie op de overeenkomst van toepassing.

Artikel 10 van deze algemene voorwaarden luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…) De ondernemer is slechts bevoegd de Overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. (….) Opzegging vindt plaats door middel van een aan de andere Partij gerichte gemotiveerde Schriftelijke verklaring (….).”

Na het telefonische bericht eind mei 2018 vanuit de ondernemer dat de overeenkomst werd opgezegd, heeft de ondernemer bij brief van 31 mei 2018 aan de consument het volgende bericht. “Hierbij bevestigen wij de opzegging, op verzoek vanuit de organisatie [naam organisatie], voor de opvang van uw kind. Als opzeggingsdatum hanteren wij de einddatum, zoals vermeld in het overzicht van de opvanggegevens. (…)”.

Uit het vorenstaande volgt dat de opzegging van de ondernemer niet voldoet aan de daaraan volgens de algemene voorwaarden te stellen eisen. De opzegging eind mei was immers mondeling. De schriftelijke opzegbevestiging ontbeert elke motivering en daarmee voldoet deze evenmin aan de vereisten van de algemene voorwaarden. Dat de ondernemer naar zij stelt de motivering telefonisch aan de consument zou hebben medegedeeld, en dat deze die goed heeft begrepen, maakt dit niet anders. De commissie concludeert dan ook dat de ondernemer de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd.

De commissie komt dan ook niet toe aan de beoordeling of de – ter zitting gegeven uitleg van de – reden(en) van opzegging inhoudelijk voldoet aan het vereiste van een zwaarwegende reden in de zin van de algemene voorwaarden.

Nu de consument inmiddels zelf de overeenkomst heeft opgezegd met ingang van 1 augustus 2018 en zij daarnaast ter zitting heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op voortzetting van de opvang bij de ondernemer, behoeft de ondernemer de opvang feitelijk niet te hervatten. De consument behoeft daartegenover voor juli 2018 geen opvangkosten te betalen. De commissie constateert dat na betaling van de rekening over de maand juni 2018 door de consument, partijen over en weer niets meer aan elkaar verschuldigd zijn.

Ter zitting is aangegeven dat de commissie zich niet buigt over de (pedagogische) vraag wat de oorzaak is van het recente gedrag van het zoontje van de consument. Het beoordelingskader in deze is de tussen partijen gesloten overeenkomst en of partijen in de uitvoering van die overeenkomst zorgvuldig hebben gehandeld. Wat dat betreft staan de lezingen van partijen diametraal tegenover elkaar, ook betreffende het punt wie met wie (niet) in gesprek wilde gaan. De commissie kan op grond van de thans bekende gegevens niet tot een oordeel komen ten aanzien van de vraag of en in hoeverre de ondernemer tekort is geschoten in haar verplichtingen. De overige klachten van de consument zullen dan ook verder onbesproken blijven.

De commissie merkt wel nog op dat het voor de hand zou hebben gelegen dat de ondernemer meer zou hebben vastgelegd in een dossier en de consument – ook vaker en aantoonbaar – op de hoogte zou hebben gebracht van zorgen. Daarbij heeft te gelden dat voor wat betreft de – door beide partijen gestelde – tekortschietende communicatie in de regel de grootste verantwoordelijkheid bij de ondernemer als professionele partij ligt.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klachten van de consument gedeeltelijk gegrond en stelt vast dat de ondernemer niet rechtsgeldig heeft opgezegd.

De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang op 5 juli 2018.