Commissie: Kinderopvang
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
135192/146524
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De ondernemer heeft de opvangovereenkomst van de dochter van de consument eenzijdig opgezegd omdat zij veel extra aandacht en zorg nodig zou hebben. De ondernemer heeft hierbij niet de wettelijke voorwaarden voor opzegging aangehouden en heeft de beëindiging alleen mondeling meegedeeld. Volgens de consument is er te weinig gedaan om de dochter op de juiste manier op te vangen en is de ondernemer niet in gegaan op de hulpvragen van de consument. De ondernemer stelt dat de overeenkomst is opgezegd vanwege een rapport over de dochter waarin geadviseerd wordt om de dochter op een specialistische opvang te plaatsen. Tot die tijd zou er hulp worden ingezet, maar die was niet voldoende. Er zijn meerdere pogingen gedaan om de opvang zo goed mogelijk in te richten op de dochter, maar het had een te grote invloed op de andere kinderen. Er zijn twee brieven over de opzeggen geweest. De commissie oordeelt dat de ondernemer zijn best heeft gedaan de dochter goede opvang te bieden en dat er meerdere keren overleg is geweest met de ouders. De plaatsing van de dochter in de opvang van de ondernemer is niet houdbaar en de opzegging van de overeenkomst is gerechtvaardigd. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de eenzijdige opzegging van de overeenkomst door de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft de opvang van de dochter van de consument eenzijdig opgezegd met als argumentatie dat de opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert. De ondernemer heeft tot op heden nog niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor opzegging (schriftelijk) en dit alleen mondeling medegedeeld. De consument is van mening dat de ondernemer onvoldoende heeft gedaan om een situatie te creëren waarin zijn dochter de begeleiding krijgt die zij nodig heeft. Er is om hulp gevraagd, maar deze hulp is nooit daadwerkelijk ingezet. De consument heeft sterk het idee dat de opzegging meer te maken heeft met commerciële redenen dan iets anders en betwijfelt de visie van de ondernemer dat de aanwezigheid van zijn dochter een nadelig effect heeft op de andere kinderen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft de overeenkomst opgezegd, mede op basis van het uitgebrachte rapport door [naam], waarin gelet op de aard van de problematiek wordt aangeraden de dochter op een specialistisch kinderdagcentrum te plaatsen en ter overbrugging hulp in te zetten bij de opvang bij de ondernemer. Deze hulp kon slechts voor drie uur per week worden ingezet, wat te weinig is om voldoende ondersteuning te kunnen bieden. Daarnaast zijn vele gesprekken gevoerd en hulpacties ondernomen. Er is een extra medewerker op de groep gezet, maar de andere kinderen hadden te veel last van de aanwezigheid van de dochter van de consument. Daarnaast kon door het handelen van de dochter van de consument gevaar ontstaan voor haarzelf en de andere kinderen. De ondernemer vond het niet langer verantwoord de dochter van de consument op de opvang te houden. Uiteindelijk is gelet op de onhoudbare opvangsituatie het besluit genomen om de opvangovereenkomst op te zeggen.
De stelling van de consument dat niet schriftelijk zou zijn opgezegd is niet juist. Na de mondelinge opzegging op 26 oktober is op 27 oktober aan de consument een brief overhandigd. Gelet op de verkeerde adressering is op 29 oktober nogmaals de opzeggingsbrief aan de consument overhandigd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Aan de orde is de vraag of (de motivering van) het besluit van de ondernemer om tot beëindiging van de plaatsingsovereenkomst over te gaan voldoet aan de daaraan te stellen eisen en redengevend kan zijn voor de opzegging van de overeenkomst.
Partijen zijn met elkaar een opvangovereenkomst aangegaan.
In artikel 5.3 van de op de overeenkomst van toepassing verklaarde Algemene Voorwaarden is bepaald dat : “Indien blijkt, dat een in het kinderdagverblijf geplaatst kind een zodanige belasting betekent dat daardoor een nadelige situatie ontstaat voor de overige opgenomen kinderen, zodat in redelijkheid van het kinderdagverblijf niet kan worden verlangd dat de overeenkomst wordt voortgezet, treedt het kinderdagverblijf in overleg met de contractant teneinde deze overeenkomst tussentijds te wijzigen of te beëindigden.”
Dit artikel is door de ondernemer ten grondslag gelegd aan de beëindiging. De commissie leest hierin echter geen beëindigingsgrond; slechts vermeld wordt dat met contractant (de consument) in overleg wordt getreden over tussentijdse wijziging of beëindiging. Welke stappen gezet worden indien het overleg tussen partijen niet tot een oplossing leidt, is niet vastgelegd. Derhalve dient naar het oordeel van de commissie naar de algemene opzeggings-/beëindigingsgronden te worden gekeken. Artikel 4 lid 1 van de Algemene Voorwaarden stelt dat de opzegging schriftelijk minimaal één maand van tevoren dient te worden ingediend. Verdere eisen of voorwaarden worden aan een opzegging niet gesteld.
De commissie overweegt dat de ondernemer gelet hierop in beginsel gerechtigd is om de opvangovereenkomst op te zeggen. Die opzegging dient echter zorgvuldig te geschieden en voorzien te zijn van de nodige waarborgen. Ter beoordeling staat derhalve of het belang van de ondernemer, gediend met de beëindiging van de plaatsingsovereenkomst, zwaarder weegt dan het belang van (het dochtertje van) de consument bij het voortzetten van deze overeenkomst. De commissie oordeelt dat in de gegeven omstandigheden vorenbedoeld belang van de consument onvoldoende gewicht in de schaal legt.
De commissie licht dit als volgt toe.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat de ondernemer zich voldoende heeft ingespannen om de dochter van de consument de juiste opvang te kunnen bieden.
Er is onderzoek/evaluatie verricht door een externe betrokkene en de ondernemer heeft een extra leidster ingezet. Ook is meermaals aan de ouders kenbaar gemaakt dat er zorgen zijn over het handhaven van de dochter op de reguliere opvang. Deze zorgen betreffen zowel haar ontwikkeling als gevaarzettend gedrag, waarbij zij niet of nauwelijks te corrigeren is.
Onweersproken is dat de opvang van de ondernemer een reguliere opvang betreft en dat kinderen met een bijzondere problematiek in beginsel niet bij hem terecht kunnen, nu hiertoe bij hem de bezetting en de expertise ontbreekt. De ondernemer heeft gemotiveerd toegelicht dat het dochtertje van de consument in een reguliere opvang niet houdbaar is in een groep kinderen en dat de andere kinderen lijden onder haar aanwezigheid.
Alle belangen tegen elkaar afwegend, is de commissie naar redelijkheid en billijkheid van oordeel dat de keuze van de ondernemer om de overeenkomst met de consument met inachtneming van de opzegtermijn per 1 december 2021 op te zeggen gerechtvaardigd was.
De stelling van de consument dat de opzegging niet schriftelijk is geschied, kan de commissie niet volgen nu uit de stukken blijkt en door de ondernemer ter zitting is toegelicht dat de opzeggingsbrief tot tweemaal toe aan de consument is overhandigd.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Blom, mevrouw mr. E.E. Aberson, leden, in aanwezigheid van
mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 22 maart 2022