Opzegging per direct door consument niet noodzakelijk

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Contract    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 2012-68058

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

In de overeenkomst is een opzegtermijn van twee maanden afgesproken. Er zijn geen omstandigheden redenen om de overeenkomst per direct op te zeggen.

In geschil is de door de ondernemer aangehouden opzegtermijn van twee maanden.

Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt.   De consument maakt sinds 1 juni 2011 gebruik van opvang voor zijn dochter in een kinderdagverblijf van de ondernemer en heeft de overeenkomst per brief van 24 april 2012 opgezegd.   Een extern adviseur, jeugdopvoedkundige en pedagogisch adviseur van de gemeente, heeft aangegeven dat het niet in het belang van de dochter van de consument was dat zij nog langer in het betreffende kinderdagverblijf van de ondernemer zou worden opgevangen. Om deze reden heeft de consument de ondernemer verzocht af te zien van de opzegtermijn van twee maanden. De consument heeft aan de ondernemer een schriftelijke verklaring overgelegd en daarnaast heeft de betreffende jeugdopvoedkundige geprobeerd te bemiddelen. De ondernemer heeft erkend dat hij niet de aandacht kan geven die nodig is, maar weigert af te zien van de opzegtermijn. De consument is het met deze beslissing niet eens omdat daarmee het belang van het kind wordt genegeerd om financiële redenen.   De consument verlangt een schadevergoeding ter hoogte van de kosten die hij had moeten maken om zijn dochter tijdens de opzegtermijn ergens anders te plaatsen. Dat wil zeggen: de kosten van het huidige kinderdagverblijf plus de kosten bij een ander kinderdagverblijf, verminderd met de toeslagen die de consument ontvangt.   Ter zitting heeft de consument verklaard dat hij gedurende de opzegtermijn nog enige tijd gebruik heeft gemaakt van de opvang van de ondernemer, daarna met vakantie is gegaan en de laatste twee weken van de termijn gebruik heeft gemaakt van het nieuw gevonden kinderdagverblijf, waar zijn dochter nu heel gelukkig is.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt   Vanaf het begin heeft de dochter van de consument veel gehuild op de groep en wilde zij dat de pedagogisch medewerkers gedurende de gehele dag bij haar in de buurt bleven. Zij maakte een gespannen en gefrustreerde indruk. De medewerkers hebben vanaf het begin een goed en frequent contact onderhouden met de ouders, waarin altijd eerlijk is aangegeven hoe de dag was verlopen. De ouders hebben diverse malen aangegeven dat hun dochter hetzelfde gedrag ook thuis vertoonde en dat het voor hen geen probleem was dat dit ook op het kinderdagverblijf voorkwam. Er was sprake van een open communicatie en constructieve samenwerking tussen de ouders en de medewerkers, en er is veel tijd en aandacht uitgegaan naar ouders en dochter. In februari 2012 hebben de medewerkers, in overleg met de locatiemanager en de pedagoog, de ouders geadviseerd om contact op te nemen met het consultatiebureau om het gedrag van hun dochter te bespreken en advies in te winnen over hoe daarmee om te gaan, zowel thuis als op de groep. De medewerkers van de ondernemer maakten zich zorgen over het huilgedrag van de dochter van de consument en constateerden dat dit niet minder werd, ondanks alle inspanningen en zorg en het feit dat zij ouder werd. De ouders gaven na het gesprek met het consultatiebureau aan dat was afgesproken dat zij contact zouden hebben met een jeugdopvoedkundige. Pas eind maart 2012 is er contact geweest tussen de jeugdopvoedkundige en een groepsmedewerker. In dit gesprek zijn het gedrag van de dochter van de consument op de groep, de verzorging en de ondernomen acties besproken en is uitgesproken dat ook de medewerkers van de ondernemer zich zorgen maken over het gedrag van de dochter van de consument op de groep. In april 2012 zijn de ouders uitgenodigd voor het gebruikelijke jaarlijkse gesprek. In dit gesprek, waar alleen de vader aanwezig was, zijn nogmaals het gedrag van zijn dochter, de aanpak op de groep en de zorgen besproken. De pedagogisch medewerker en de locatiemanager hebben aan de vader voorgelegd of een gastoudergezin mogelijk een setting is waarin zijn dochter beter gedijd, doordat in die situatie meer één op één aandacht gegeven kan worden. Aangezien er in de babygroep nog acht andere baby’s aanwezig zijn, dienen de pedagogisch medewerkers hun aandacht en tijd evenredig te verdelen over de aanwezige kinderen. De contactgegevens van de gastouderconsulente zijn aan de vader gegeven. Tijdens dit gesprek deelde de vader mee dat hij voor zijn dochter inmiddels een ander kinderdagverblijf had gevonden, waar de babygroepen minder groot zijn dan bij het kinderdagverblijf van de ondernemer, en informeerde de vader naar de opzegtermijn van zijn lopende overeenkomst met de ondernemer. De locatiemanager heeft de opzegtermijn van twee maanden toegelicht, waarop de vader heeft gevraagd of hiervan kon worden afgeweken in verband met de situatie. De locatiemanager heeft aangegeven hierover te willen overleggen en de Raad van Bestuur heeft het verzoek uiteindelijk afgewezen omdat deze, ook gezien de inspanningen in het verleden, geen reden ziet om af te wijken van de contractueel vastgestelde opzegtermijn van twee maanden. De ondernemer respecteert de beslissing van de ouders om hun dochter op een ander kinderdagverblijf te plaatsen, maar ziet geen reden om af te wijken van de opzegtermijn.             Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Voor de verhouding tussen partijen is bepalend wat zij met elkaar zijn overeengekomen. Op de overeenkomst zijn onbetwist de Algemene Voorwaarden van de brancheorganisatie (AV) en Leveringsvoorwaarden van de ondernemer (LV) van toepassing. De AV bieden in artikel 7.4 onder meer de mogelijkheid de overeenkomst op te zeggen met een opzegtermijn van twee maanden. De LV bepalen datzelfde in artikel 5.2. De opzegtermijn van twee maanden is derhalve de regel. Het is voorstelbaar dat de ondernemer op grond van bijzondere omstandigheden besluit om, coulance halve, af te zien van een opzegtermijn, een beslissing daarover is in beginsel aan de ondernemer. Daarnaast zijn situaties denkbaar waarbij de ondernemer de consument in redelijkheid niet aan een opzegtermijn zou mogen houden. De commissie ziet de klacht van de consument in dat licht en moet derhalve oordelen over de vraag of onder de gegeven omstandigheden de ondernemer in alle redelijkheid had moeten afzien van de overeengekomen opzegtermijn. De commissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de omstandigheden van dien aard waren dat een onmiddellijk stopzetten van de overeengekomen opvang geboden was. De commissie neemt daarbij in aanmerking dat noch uit de stukken, noch uit de verklaringen ter zitting is gebleken dat de ondernemer zijn verplichtingen, zoals die voortvloeien uit de tussen partijen geldende overeenkomst, niet is nagekomen. Daarnaast blijkt ook uit de verklaring van de geconsulteerde jeugdopvoedkundige onvoldoende noodzaak tot het per direct stopzetten van de opvang in het kindercentrum van de ondernemer. De commissie ziet dan ook geen reden waarom de ondernemer had moeten afzien van de overeengekomen opzegtermijn.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De klacht is ongegrond.   Het verzoek om een schadevergoeding toe te kennen wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, op 20 augustus 2012.