Commissie: Recreatie
Categorie: Huurovereenkomst m.b.t. vaste standplaatsen
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
113158
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een huurovereenkomst inzake een chalet op het terrein van de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Bij e-mail van 8 januari 2017 heeft de beheerder mij laten weten dat hij op 13 januari 2017 een huisuitzetting zou gaan doen, dit terwijl ik een contract heb met de campingbeheerder.
Op 28 februari 2017 heeft de beheerder mij uit een ander chalet verwijderd. Daarvoor had ik een contract van 3 maanden. Op 28 februari 21017 heeft de beheerder mij een parkverbod gegeven. Over de maand augustus 2016 krijg ik nog een creditnota.
Eind november 2016 gaf de nieuwe beheerder mij te kennen dat hij onder druk stond van de gemeente en hij wilde mij zo snel mogelijk van het park hebben i.v.m. het gedoogbeleid. Hij ging nog wel bellen met de gemeente en na een kwartier kwam hij terug. Hij had geregeld dat ik nog wel even mocht blijven. Ik heb geen seconde getwijfeld aan zijn verhaal en was hem zeer dankbaar. Ik heb toen zelf contact gezocht met een medewerkster van de gemeente. Ik stelde haar voor dat ik mocht blijven tot 1 april 2017. Zij ging daarmee akkoord. Ik heb de beheerder hiervan op de hoogte gesteld, maar die had daar geen boodschap aan. Dus kon ik niets anders doen dan mijn spullen pakken en het chalet opleveren aan hem.
De consument verlangt een schadevergoeding in verband met machtsmisbruik en onrechtmatig handelen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Het betreft hier een kwestie die met nadruk ziet op het landelijk probleem van permanente bewoning van een recreatieobject. Uit de stukken blijkt duidelijk dat de consument daarover ook met de gemeente enige problemen heeft gehad. Vooralsnog zijn wij als campingexploitant gehouden om toe te zien dat er geen permanente bewoning plaatsvindt op ons park, een taakstelling die op zich al moeilijk is om uit te voeren vanwege het feit dat de gemeente dit in het verleden in een reeks van jaren oogluikend heeft toegestaan en er recreanten waren die daaraan rechten meenden te mogen ontlenen, uitsluitend ten behoeve van henzelf.
De situatie waarin de consument is komen te verkeren, is geheel en alleen aan zichzelf te wijten.
Dat hem op enig moment de toegang tot het park is ontzegd, was gestoeld op de volgende zaken:
• Niet tijdig en ook niet volledig voldoen van de financiële verplichtingen. Gedurende langere tijd heeft hij niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen;
• De gemeente stond het permanente verblijf niet toe;
• Op grond van de oorspronkelijke overeenkomst was permanent verblijf niet toegestaan. Alleen recreatief verblijf was geoorloofd.
• Desondanks heeft de consument tijdens de feestdagen van 2016 enige dagen respijt gehad, waaraan hij echter geen enkel recht kan ontlenen;
• Uit het dossier moge blijken dat er andere, ons moverende redenen waren om de consument van het parkterrein te verwijderen; vooralsnog heeft het parkbeheer gemeend hem de toegang tot het park te moeten ontzeggen wegens ontoelaatbaar gedrag op en nabij het zwembad.
• Ten aanzien voor voornoemd punt was het vooral voor zijn eigen veiligheid verstandiger om niet langer op het park te verblijven; het parkbeheer kon zijn veiligheid niet garanderen gelet op de opmerkingen van andere parkgasten;
• Ondanks het hem bekende parkverbod heeft de consument toch een chalet gehuurd middels onderverhuur bij een andere eigenaar op het park. Los van het feit dat hem dat niet was toegestaan op grond van het parkverbod, heeft de consument op deze manier getracht om permanent te gaan wonen.
Gelet op het feit dat er volledig rechtmatig een beëindiging van de chalethuur heeft plaatsgevonden, achten wij ons op geen enkele wijze schadeplichtig.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In de onderhavige zaak lopen twee onderwerpen door elkaar. Enerzijds de ontzegging van de toegang tot het park aan de consument in verband met zijn gedrag, anderzijds de beëindiging van de chalethuur in verband met het aanscherpen van het gedoogbeleid inzake het permanent wonen op de camping van de ondernemer. De commissie laat het eerste onderwerp onbesproken, daar het ten principale gaat om de vraag of de ondernemer op goede gronden heeft besloten om de chalethuur met ingang van 13 januari 2017 te beëindigen.
De gemeente voert het beleid dat er niet (langer) permanent bewoond mag worden op campings. De consument heeft in december 2015 een schrijven ontvangen van de gemeente met de mededeling dat hij niet permanent mag wonen op de camping van de ondernemer. De consument heeft aan deze brief geen gehoor gebleven en is tot begin januari 2017 op die camping blijven wonen.
De consument heeft in dit kader nog verwezen naar een e-mailcontact met de gemeente, waaruit zou blijken dat hij toestemming had gekregen om tot 1 april 2017 op de camping te blijven wonen.
Tekst e-mail:
‘Als u met de camping overeengekomen bent dat u per 1 april 2017 de camping verlaat en als u zich ook uitschrijft op de camping per 1 april 2017, dan is dat wat mij betreft akkoord. De gemeente zal dan ook niet overgaan tot actie tot die tijd.’
Anders dan de consument is de commissie van oordeel dat de consument er op basis van deze e-mail niet vanuit mocht gaan dat hij onvoorwaardelijk toestemming had om tot 1 april 2017 op de camping te blijven wonen. Integendeel, de voorwaarde was dat hij daarover overstemming moest bereiken met de ondernemer. Die overstemming is er nooit gekomen.
Nu de ondernemer zich heeft gehouden aan het beleid van de gemeente om niet langer toe te staan dat er permanent wordt gewoond op campings die zijn gelegen binnen de gemeente, zoals onder meer verwoord bij schrijven van de gemeente van december 2015, heeft de ondernemer op goede gronden besloten om de chalethuur met ingang van 13 januari 2017 te beëindigen. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.
De consument heeft voor het overige aangevoerd dat hij nog recht heeft op een deel van de huur die hij over de maand augustus 2016 heeft betaald. De commissie stelt vast dat hij dit op geen enkele wijze heeft onderbouwd, zodat dit klachtonderdeel eveneens ongegrond zal worden verklaard.
Op grond van het voorgaande zal de klacht integraal ongegrond verklaard worden. Gelet hierop laat de commissie de schadeclaim onbesproken.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond, zodat het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 14 december 2017.