
Commissie: Recreatie
Categorie: Herstructurering / Opzegging
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
186680/188611
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument betwist de rechtsgeldigheid van de opzegging van haar vaste plaats. De consument voert aan dat er geen herstructureringsplan is overgelegd. De ondernemer heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft zijn standpunt tijdens de mondelinge behandeling ingebracht. De commissie oordeelt dat er geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging, omdat het voornoemde plan ontbrak. Anders gezegd; de huurovereenkomst loopt door. De klacht is gegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wijze van bindend advies door de Geschillencommissie Recreatie (hierna te noemen: de commissie) te laten beslissen.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De mondelinge behandeling van het geschil door de commissie heeft plaatsgevonden op 19 december 2022 door middel van een onlineverbinding. De consument en haar man waren daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. [VERTEGENWOORDIGER]. De ondernemer werd tijdens de mondelinge behandeling vertegenwoordigd door de heer [CONTROLLER], controller bij [MOEDERMAATSCHAPPIJ].
Onderwerp van het geschil
Het geschil gaat over een opzegging door de ondernemer van de plaats van de consument op [ONDERNEMER] (onderdeel van [MOEDERMAATSCHAPPIJ] en eigendom van ondernemer) in verband met herstructurering.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de consument neer op het volgende.
De consument betwist de rechtsgeldigheid van de opzegging. Zij heeft onder meer naar voren gebracht dat de ondernemer bij de opzegging geen herstructureringsplan heeft overgelegd en die eis wordt door de Recron-voorwaarden wel gesteld.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn standpunt naar voren gebracht. Dat standpunt zal hierna, voor zover van belang, in de beoordeling aan de orde komen.
Beoordeling van het geschil
1. De ondernemer heeft de huurovereenkomst met de consument bij brief van 27 december 2021 opgezegd op grond van artikel 11 lid 1 aanhef en onder h van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen. Toetsend aan dat artikel betekent dit dat de ondernemer op dat moment een concreet en uitvoerbaar herstructureringsplan moest hebben. De ondernemer heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat het daaraan schortte en dat een dergelijk herstructureringsplan op het moment van de opzegging ontbrak. Dat brengt met zich mee dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en dat de huurovereenkomst na 31 december 2022 blijft bestaan.
2. De consument heeft ook nog aanspraak gemaakt op een redelijke tegemoetkoming in de kosten die zij heeft gemaakt in verband met de serre en de tuin. Daartoe heeft haar gemachtigde het volgende gesteld: “in de loop van 2021 heeft [CONSUMENT] nog met de parkbeheerder, de heer [PARKBEHEERDER], gesproken, omdat zij van plan was een serre te plaatsen, waarvoor zij dus flink in het chalet zou moeten investeren. De heer [PARKBEHEERDER] verzekerde haar toen dat er geen plannen waren met het park en dat het dus een goed idee van [CONSUMENT] was om deze investeringen te doen. [CONSUMENT] heeft dan ook besloten om de serre te plaatsen. Als productie 2 worden stukken overgelegd, waaruit blijkt welke kosten [CONSUMENT] heeft gemaakt ter zake deze serre.”
2.1 Nu de huurovereenkomst na 31 december 2022 gewoon doorloopt, ziet de commissie geen aanleiding om deze vordering van de consument nu al te behandelen. Die vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Desgewenst kan de consument deze vordering bij het einde van de huurovereenkomst opnieuw aan de commissie voorleggen of, wanneer bewijslevering nodig is, aan de kantonrechter, omdat de procedure bij de commissie er niet in voorziet dat getuigen gehoord worden. Daarbij merkt de commissie op voorhand overigens op dat dergelijke vorderingen door de commissie niet snel worden toegewezen. Voor een toewijzing zal dan in ieder geval moeten komen vast te staan dat:
a. de consument de investering in de serre van tevoren met [PARKBEHEERDER] heeft besproken;
b. [PARKBEHEERDER] de consument toen heeft verzekerd dat er geen plannen waren met het park;
c. er op het moment dat [PARKBEHEERDER] de verzekering deed, al wel degelijk zodanig vergevorderde plannen waren met het park dat de ondernemer die plannen in redelijkheid met de huurders moest delen én [PARKBEHEERDER] ook van deze plannen op de hoogte was.
De bewijslast van dit alles rust op de consument. Daarnaast zal ook de schade voldoende onderbouwd moeten worden, waarbij zo nodig ook rekening moet worden gehouden met afschrijving. In dat verband heeft de commissie geconstateerd dat de als productie 2 overgelegde facturen van de serre dateren van 30 januari 2020 en 11 mei 2020 (terwijl uit de hierboven vermelde stelling van de consument zou moeten worden afgeleid dat de serre in 2021 is geplaatst?).
3. Omdat de klacht gegrond is moet de ondernemer tevens het klachtengeld aan de consument vergoeden en is hij behandelingskosten aan de commissie verschuldigd.
4. Dit leidt de commissie tot de volgende beslissing
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument gegrond, in die zin dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en na 31 december 2022 blijft bestaan.
Voor het overige wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Verder dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden in verband met het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. J.L. Sierkstra, voorzitter, mevrouw J. Hagedoorn en mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-De Klerk, leden, op 19 december 2022.