Commissie: Centrale Antenne Inrichtingen
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
CAI07-0231
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de opzegtermijn van een kabelinternetabonnement. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument stelt dat hij met ingang van 27 maart 2006 zijn internetabonnement [classic] heeft omgezet in een [light] abonnement. Zoals blijkt uit de brief van de ondernemer is hiermee een nieuwe contractsperiode van 12 maanden ingegaan. Per brief van 23 mei 2007 heeft de consument zijn [standaard radio/TV en internet] abonnement opgezegd per 1 juli 2007. De ondernemer heeft hierop niet gereageerd. Op de eindafrekening van 25 juli 2007 brengt de ondernemer ten onrechte een bedrag van € 237,60 exclusief BTW wegens resterende termijnen in rekening. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Van toepassing zijn de algemene voorwaarden van de ondernemer van 24 april 2007. Artikel 10 van deze algemene voorwaarden regelt de duur en de opzeggingsmogelijkheden van de overeenkomst. De aanvullende voorwaarden voor de levering van internetdiensten waarop de ondernemer zich in het verweerschrift beroept zijn niet van toepassing. Anders dan in de brief van de ondernemer van 28 maart 2006 wordt vermeldt, waren deze algemene voorwaarden niet bij deze brief gevoegd. Het standpunt van de ondernemer komt hierop neer dat weliswaar de overeenkomst eindigt na een korte opzegtermijn, maar dat de betalingsverplichting in feite gewoon door loopt. De feitelijke opzegtermijn is daardoor veel langer dan drie maanden. De consument verlangt dat het abonnement alsnog per 1 juli 2007 wordt beëindigd, de in rekening gebrachte resterende termijnen worden gecorrigeerd en de ondernemer het klachtengeld ad € 50,– vergoedt. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer heeft aangevoerd dat de commissie niet bevoegd is een beslissing te nemen naar aanleiding van de klacht over het internetabonnement. De commissie is uitsluitend bevoegd een beslissing te nemen over het kabelabonnement. De consument heeft zijn [classic] abonnement met ingang van 27 maart 2006 omgezet in een [light] abonnement. Dit abonnement is aangegaan voor een nieuwe contractsperiode van 12 maanden met stilzwijgende verlenging van telkens 12 maanden (artikel 20.1 aanvullende voorwaarden). Het abonnement is op 23 maart 2007 dan ook met één jaar verlengd. De bedragen die de consument nog tegoed heeft in verband met de over de maand juli 2007 ten onrechte in rekening gebrachte abonnementskosten voor het kabeltelevisieabonnement zijn c.q. worden aan de consument terugbetaald. De ondernemer heeft niet adequaat gereageerd op de brief van de consument van 6 augustus 2007. De ondernemer biedt de consument aan het klachtengeld te vergoeden. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De ondernemer stelt desgevraagd haar verweer met betrekking tot de bevoegdheid van de commissie niet te handhaven. De ondernemer verzoekt de commissie de klacht inhoudelijk te behandelen en hierop te beslissen. Na de initiële contractsperiode wordt de overeenkomst telkens stilzwijgend met 12 maanden verlengd. De consument kan de overeenkomst alleen tegen het einde van iedere verlengingsperiode van 12 maanden opzeggen. De consument dient hierbij steeds een opzegtermijn van tenminste 1 maand in acht te nemen. De feitelijke opzegtermijn kan hierdoor ten hoogste 13 maanden minus 1 dag duren. Indien de overeenkomst op verzoek van de consument tussentijds wordt beëindigd, is de ondernemer gerechtigd de resterende abonnementskosten in rekening te brengen (artikel 20.2 aanvullende voorwaarden voor de levering van internetdiensten). Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. In de brief van de ondernemer aan de consument van 28 maart 2006 staat dat onder andere de aanvullende voorwaarden voor de levering van internetdiensten van toepassing zijn. De consument heeft hier niet tegen geprotesteerd. Evenmin heeft de consument aan de ondernemer kenbaar gemaakt dat hij deze aanvullende voorwaarden niet bij de brief heeft aangetroffen. Gewoonlijk zijn dergelijke algemene voorwaarden ook via internet beschikbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden die aanleiding geven te veronderstellen dat de aanvullende voorwaarden niet via internet te raadplegen zijn geweest. De consument beroept zich op algemene voorwaarden die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog niet bestonden. De ondernemer heeft bovendien ter zitting onweersproken gesteld dat de in 2007 opgestelde algemene voorwaarden niet van toepassing waren op de overeenkomst met de consument. Op grond van het vorenstaande is de commissie is van oordeel dat de aanvullende voorwaarden, waarop de ondernemer zich in haar verweerschrift beroept, van toepassing zijn. De ondernemer beroept zich op artikel 20.1 van de aanvullende voorwaarden bij het internetabonnement. Ingevolge dit artikel is de overeenkomst aangegaan voor de duur van 12 maanden (de initiële contractsperiode) met stilzwijgende verlenging van (telkens) 12 maanden. In dit artikel wordt tevens bepaald dat de overeenkomst na de initiële contractsperiode “tot uiterlijk één (1) maand voorafgaand aan het aflopen van de betreffende Verlengingsperiode kan worden beëindigd, door schriftelijke opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste één (1) maand.” De commissie is met de ondernemer van oordeel dat uit artikel 20.1 van de aanvullende voorwaarden volgt dat de overeenkomst in de verlengingsperiode uitsluitend tegen het einde van de lopende verlengingsperiode kan worden opgezegd, mits daarbij een opzegtermijn van tenminste één maand in acht wordt genomen. In de praktijk kan deze bepaling er toe leiden dat in de verlengingsperiode een veel langere opzegtermijn dan één maand geldt. De opzegtermijn kan oplopen tot ten hoogste 13 maanden min één dag. De commissie is van oordeel dat een bepaling met een dergelijke uitwerking onredelijk bezwarend is. In het geval de ondernemer tijdens de verlengingsperiode instemt met een kortere opzegtermijn dan in de vorige alinea geschetst, dan is de ondernemer op grond van het bepaalde in artikel 20.2 van de algemene voorwaarden gerechtigd tot een vergoeding gelijk aan de abonnementskosten over de periode dat het abonnement bij reguliere opzegging zou hebben voortgeduurd. In financieel opzicht is dit voor de consument dus dezelfde uitkomst. Ook deze uitwerking maakt de artikelen 20.1 en 20.2, althans in dit geval, onredelijk bezwarend. De commissie is van oordeel dat in een verlengingsperiode een opzegtermijn van maximaal drie maanden redelijk is. De consument heeft het abonnement opgezegd per brief van 23 mei 2007. Het abonnement en de hieraan verbonden financiële lasten behoren dus te eindigen op uiterlijk 23 augustus 2007. De ondernemer is alleen gerechtigd tot het in rekening brengen van de abonnementskosten vanaf 1 juli 2007 tot 23 augustus 2007. De ondernemer heeft de consument een bedrag ad € 237,60 exclusief BTW wegens resterende abonnementstermijnen in rekening gebracht. Dit betreft, naar de commissie begrijpt, de resterende abonnementstermijnen vanaf 1 juli 2007 tot 27 maart 2008, oftewel afgerond negen maanden. De ondernemer is slechts gerechtigd de resterende abonnementstermijnen tot 23 augustus 2007 in rekening te brengen, oftewel afgerond twee maanden. De ondernemer heeft de consument afgerond zeven maanden te veel abonnementstermijnen in rekening gebracht. Dit betreft een bedrag van afgerond € 185,– exclusief BTW. Dit bedrag wordt de consument kwijtgescholden. De consument is met betrekking tot de afkoop van de resterende abonnementstermijnen slechts € 52,60 exclusief BTW aan de ondernemer verschuldigd. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. De ondernemer dient de consument het klachtengeld ad € 50,– te vergoeden, ook omdat de ondernemer niet adequaat gereageerd heeft op de brief van de consument van 6 augustus 2007. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De klacht van de consument is gegrond. De ondernemer dient de in verband met het internetabonnement in rekening gebrachte resterende abonnementstermijnen tot een bedrag ad € 185,– exclusief BTW te crediteren en te vergoeden. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 50,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Centrale Antenne Inrichtingen, op 4 april 2008.