Commissie: Kinderopvang
Categorie: Contract
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
2016-100504
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Binnen een jaar na het beëindigen van de overeenkomst met het gastouderbureau, heeft de ouder opvang afgenomen bij dezelfde gastouder, die eerst via het gastouderbureau opvang verleende. De ouder moet daarom de boete betalen die partijen hebben afgesproken in het contract. Het boetebeding is in het onderhavige geval niet onredelijk hoog en gebaseerd op een juiste grondslag.
Het geschil betreft de hoogte van de aan de consument in rekening gebrachte boete.
De consument heeft op 30 december 2015 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer claimt dat de consument binnen een termijn van een jaar na de beëindiging van de overeenkomst de opvang met een door de ondernemer aangedragen gastouder heeft voortgezet en eist in dat kader een boete van € 2.975,–. De consument betwist dat dezelfde opvang is voortgezet. De hoogte van het boetebedrag is onredelijk omdat de ondernemer geen feitelijke schade heeft geleden.
Gezien de hoogte van de betaalde bemiddelings- en bureaukosten over de 1,5 jaar dat de consument gebruik heeft gemaakt van de diensten van de ondernemer (te weten € 150,– per maand) is de ondernemer voldoende gecompenseerd voor de bemiddeling en de ten tijde van de overeenkomst gemaakte bureaukosten.
Bij het afsluiten van het contract is door de ondernemer de hoogte van de boete uitgelegd als reactie op het feit dat een lagere boete niet bleek te werken omdat ouders bij het begin van het contract de boete voor lief namen en de ondernemer onmiddellijk terzijde schoven. Omdat de door de ondernemer geschetste situatie zich niet heeft voorgedaan (de consument heeft de diensten 1,5 jaar afgenomen tot de jongste kinderen vier jaar oud werden), is de boete onterecht.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Bij het afsluiten van het contract is als aanvullende mondelinge uitleg bij dit beding in het contract, aangegeven dat dit beding werd opgenomen om de kosten af te dekken van de ondernemer in een dergelijke situatie. De consument vindt dat nu hij reeds gedurende 1,5 jaar bemiddelingskosten heeft betaald daarmee de initiële inspanningen en de daarmee samenhangende kosten van het gastouderbureau zijn betaald.
Na opzegging van het contract heeft de consument eerst regulier BSO afgenomen. Toen meldde de gastouder zich omdat zij een probleem had met haar inkomen en is de consument twee middagen opvang met haar overeengekomen.
De redelijkheid van het bedrag is ver te zoeken. Het is meer dan dat voor 1,5 jaar afgenomen diensten. De feitelijke schade van de ondernemer is veel lager. Een boete van deze omvang is onredelijk.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer betreurt de klacht. Iedere klacht neemt de ondernemer uiterst serieus en zal hij met de grootste zorgvuldigheid behandelen.
In de op 12 februari 2013 getekende bemiddelingsovereenkomst staat in artikel 21 een
boeteclausule, die bepaalt dat een boete van € 2.975,– verschuldigd is als de consument verder gaat met een gastouder buiten de ondernemer om binnen een jaar na beëindiging van de overeenkomst. Door ondertekening van de bemiddelingsovereenkomst heeft de consument zich geconformeerd aan de inhoud van de overeenkomst en mocht de ondernemer erop vertrouwen dat hij hiermee bekend is. Daarnaast wordt het boetebeding tijdens de intake besproken en staat deze ook op de website van de ondernemer vermeld bij vraag en antwoord.
De consument is vrij om zich bij ieder ander gastouderbureau in te schrijven zonder dat het
boetebeding daarop van toepassing is. Het boetebeding is alleen van toepassing indien een consument verder gaat met een door de ondernemer bemiddelde gastouder. De rechtsgeldigheid van het boetebeding kan niet ter discussie staan, evenmin als de hoogte van het boetebedrag.
Het boetebeding dient als prikkel om na beëindiging van de overeenkomst de kinderopvang niet voort
te zetten met een door de ondernemer bemiddelde gastouder. Dit neemt niet weg dat de ondernemer wel degelijk schade lijdt. De ondernemer investeert in de gastouders middels opleiding en begeleiding. Professionele opvang kent geen prijs.
De ondernemer verzoekt – zo begrijpt de commissie – de klacht af te wijzen.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer heeft getracht een oplossing te vinden, maar dat lukte niet. Toen is de boete in rekening gebracht. De clausule is niet nieuw en staat al sinds jaar en dag in het contract. De ondernemer herkent de mondelinge aanvullende uitleg die de consument stelt ter gelegenheid van het tekenen van het contract van hem te hebben gekregen ten aanzien van de boeteclausule niet.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Allereerst merkt de commissie op dat de ondernemer vrij is in het bepalen van de hoogte van zijn bemiddelingskosten en de voorwaarden van het boetebeding en een consument is vrij om onder deze voorwaarden al dan niet met de ondernemer in zee te gaan. Het verweer van de consument dat andere bureaus andere (lagere) tarieven hanteren treft dan ook geen doel.
Tussen partijen is er een geschil over de verschuldigdheid en de hoogte van het boetebeding. Het boetebeding is opgenomen in de bemiddelingsovereenkomst tussen de ouder en het gastouderbureau. De commissie stelt vast dat daarin onder artikel 21 was opgenomen:
“ Indien de ouder binnen een termijn van een jaar na de beëindiging van deze overeenkomst met een door het GOB aangedragen gastouder de opvang buiten het GOB voortzet, verbeurt de ouder een direct opeisbare boete van € 2.975,–. …”
De commissie is van oordeel dat partijen zijn gebonden aan hetgeen zij zijn overeengekomen. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de consument wordt gehouden aan het betreffende beding. De commissie is van oordeel dat de toepassing van het betreffende boetebeding – zowel qua grondslag als qua hoogte – in het onderhavige geval niet onredelijk is. De bepaling is helder en het door de ondernemer gestelde belang bij het afdwingen van naleving ervan evenzeer. Partijen dienen zich, wat er zij van de door de consument naar voren gebrachte omstandigheden, te houden aan de overeenkomst. Het feit dat de consument met zijn handelen zou hebben getracht te zoeken naar een oplossing om de gastouder te helpen, doet niet af aan de overtreding of de gemaakte afspraken.
Dat er tussen partijen andere (mondelinge) afspraken zijn gemaakt bij de totstandkoming van het contract is door de ondernemer betwist en dan ook niet komen vast te staan, zodat het schriftelijke contract onverkort gelding heeft.
De klacht van de consument is dan ook ongegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen op 8 april 2016.