Ouders hoefden niet te verwachten dat ondernemer opvangovereenkomst op korte termijn zou beëindigen

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 156673/157325

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De zoon van de ouders gaat al jaren naar de opvanglocatie van de ondernemer. De ondernemer heeft aangegeven dat de zoon extra zorg en begeleiding nodig heeft en heeft de ouders een aantal adviezen gegeven om die zorg en begeleiding te krijgen, waar de ouders naar geluisterd hebben. Plotseling heeft de ondernemer in een gesprek aangegeven de opvangovereenkomst, op korte termijn, te beëindigen. De ouders vinden dit onterecht en eisen dat de opvang doorgaat. De ondernemer stelt dat het gedrag van de zoon onhoudbaar is. Dit is meerdere keren in gesprekken en ruim voor het beëindigen aan de ouders aangegeven. De ondernemer wilde in de overbruggingsperiode, tot de zoon naar een andere opvang zou gaan, nog passende zorg leveren, maar kwam tot de conclusie dat dit niet meer mogelijk was. Toen is de opvangovereenkomst opgezegd. De commissie oordeelt dat de ouders niet konden verwachten dat de opvangovereenkomst zo onverwachts zou worden opgezegd omdat hun zoon daar al jaren werd opgevangen en omdat de ondernemer steeds heeft meegewerkt aan het leveren van passende zorg. Daarnaast was de opzegtermijn te kort. De klacht is gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De ouders hebben de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil heeft betrekking op de vraag of de ondernemer de opvangovereenkomst inzake de zoon van de ouders (hierna: de zoon) heeft mogen opzeggen met ingang van 17 februari 2022.

Standpunt van de ouders
Voor het standpunt van de ouders verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ouders zijn het niet eens met de beëindiging van de opvangovereenkomst door de ondernemer per 17 februari 2022. Zij verzoeken de commissie de opzegging te vernietigen, de ondernemer te verplichten de overeenkomst voort te zetten (door een passende tussenoplossing te faciliteren op bijvoorbeeld een andere locatie) en de ondernemer te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 1.500,– per week vanaf 1 februari 2022.

De ouders schetsen een chronologisch verloop in hun klachtschrift. Voor zover relevant voor de beoordeling van het geschil is dat verloop hieronder opgenomen.

De zoon gaat sinds oktober 2018 twee dagen per week (maandag en dinsdag) voor opvang naar de locatie van de ondernemer. Toen de opvang begon was de zoon tweeënhalve maand oud.

Op 22 juli 2019 vindt het eerste oudergesprek plaats. De pedagogisch medewerker van de locatie geeft aan dat er een aantal aspecten opvalt in de ontwikkeling van de zoon. Op 5 november 2019 vindt een opvolgingsgesprek plaats. Van dit gesprek is een gespreksverslag gemaakt.

Op 1 mei 2021 vindt er wederom een oudergesprek plaats. Vanuit de ondernemer wordt voorgesteld om een Voor- en Vroegschoolse Educatie-indicatie (VVE-indicatie) via het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) aan te vragen, zodat de zoon extra begeleiding kan ontvangen op de locatie. De indicatie wordt door de ouders aangevraagd en door het CJG afgegeven.

Vanaf 1 september 2021 is de opvang uitgebreid naar drie dagen per week (maandag, dinsdag en woensdag), vanwege de afgegeven VVE-indicatie.

In oktober 2021 vindt er wederom een oudergesprek plaats. Daarin wordt door de ondernemer geadviseerd de intern begeleider van de beoogde basisschool te vragen een observatie uit te voeren op de locatie. Van dit gesprek is geen gespreksverslag opgemaakt.

De geadviseerde observatie vindt plaats op 9 november 2021. Op 3 december 2021 vindt er weer een oudergesprek plaats waarin de observatie van 9 november 2021 wordt besproken. Ook wordt besproken dat de extra persoonlijke begeleiding nog moet worden gestart. Ook van dit gesprek is geen gespreksverslag opgemaakt.

Op 21 december 2021 wordt op verzoek van de kinderopvang de opvang op de woensdag gestopt en gaan ouders akkoord met het verzoek van de kinderopvang om het kind op de twee overige dagen eerder op te halen.

In de eerste week van januari 2022 wordt de extra begeleiding op basis van de VVE-indicatie gestart. Dit betreft persoonlijke begeleiding voor de zoon voor de duur van 3 uur per dag op maandag en dinsdag.

Op 18 januari 2022 hebben ouders gevraagd om een evaluatie van de persoonlijke begeleiding. De locatiemanager heeft toen aangegeven dat de persoonlijke begeleiding een maand of drie moest worden aangekeken voordat de effecten daarvan zichtbaar zouden zijn. Voorgesteld werd om daarna een evaluatie te houden.

Op 27 januari 2022 worden ouders per e-mail uitgenodigd 1 februari 2022 van gedachten te wisselen over het begeleidingsplan van de zoon.

Op 1 februari 2022 wordt geen gesprek gevoerd over het begeleidingsplan, maar deelt de ondernemer aan de ouders mondeling mede dat hun zoon niet langer welkom is op de locatie. In de e-mail van 4 februari 2022 wordt dit nader toegelicht en wordt verwezen naar art. 11 lid 2 sub a en b van de Algemene Voorwaarden (hierna: AVKDB).

Op 7 februari 2022 wordt de opzegging van de overeenkomst door de ondernemer per e-mail bevestigd. In deze e-mail wordt aangegeven dat de opzegging per 17 februari 2022 ingaat.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer runt een kinderopvang die gericht is op inclusie van alle kinderen. Kinderen zijn welkom zolang het goed is voor het welbevinden van het kind, de groep en in lijn is met de professionele draagkracht van de medewerkers.

Uiteindelijk is gebleken dat de ondernemer niet langer in staat was passende zorg voor de zoon te bieden. Vanaf oktober 2021 is er sprake geweest van gedragsescalaties bij de zoon, waardoor één-op-één begeleiding van de pedagogisch medewerker steeds vaker nodig was. De individuele ondersteuning van 3 uur per dag die in januari is gestart, leek wel iets te helpen, maar was onvoldoende om het welbevinden van de zoon op orde te krijgen. Er was zelfs sprake van een neergaande lijn in het welbevinden en de ontwikkeling van de zoon.

Volgens de ondernemer is aan de ouders in een gesprek in oktober 2021 mondeling aangegeven dat de situatie met hun zoon op de locatie niet langer te handhaven was en dat de ouders zouden moeten gaan zoeken naar een andere opvanglocatie. De ondernemer raadt de ouders tijdens dit gesprek aan zich hiertoe aan te melden bij het wijkteam. Tijdens het gesprek van 3 december 2021 is opnieuw aangegeven dat de locatie geen passende opvang meer kon bieden en dat de ouders zich dienen aan te melden bij het wijkteam.

De ondernemer stelt dat de ouders vanaf oktober 2021 hadden moeten en kunnen verwachten dat de ondernemer op enig moment de overeenkomst zou beëindigen. In de overbruggingsperiode voor overgang naar een andere kinderopvang zal de ondernemer in principe passende zorg leveren, maar eind januari is de ondernemer tot de conclusie gekomen dat die passende zorg niet meer geleverd kon worden. Daarom is op 1 februari 2022 besloten de overeenkomst te beëindigen.

De ondernemer stelt zich op het standpunt dat hij geen schadevergoeding verschuldigd is. De ondernemer voert daartoe aan dat er vanaf 1 februari 2022 geen gebruik meer is gemaakt van de opvang door ouders, terwijl dat nog wel tot 17 februari 2022 kon. Daarnaast zijn er geen kosten in rekening gebracht voor de periode van 1 februari 2022 tot en met 17 februari 2022.

Beoordeling van het geschil
De commissie is van oordeel dat de ondernemer bij de opzegging niet heeft voldaan aan haar zorgplicht. De commissie heeft daartoe het volgende overwogen.

Inleiding
De ouders en de ondernemer hebben vanaf 22 juli 2019 intensief contact gehad over de ontwikkelingsachterstand van de zoon. De ouders hebben steeds zelf actie ondernomen door het inschakelen van (medische) professionals en hebben alles in het werk gesteld om erachter te komen waar de ontwikkelingsachterstand van hun zoon in zit. De ondernemer heeft de ouders daarin ondersteund en heeft vanaf de start van de opvang van de zoon de extra zorg en aandacht geboden die voor hem nodig was.

Zorgplicht van de ondernemer
De ondernemer geeft aan dat in oktober 2021 en op 3 december 2021 is gesproken over de onhoudbare situatie met de zoon op de locatie en dat de ouders moesten gaan uitkijken naar een andere kinderopvang. Ouders betwisten dit. De ouders geven aan dat er op 3 december 2021 is gesproken over het oriënteren op een andere opvanglocatie op de middellange termijn, maar dat niet is gesproken over het op korte termijn opzeggen van de overeenkomst door de ondernemer.

Van beide gesprekken zijn geen gesprekverslagen gemaakt of is anderszins iets schriftelijk vastgelegd, waardoor een en ander door de commissie niet kan worden vastgesteld. Dat komt voor rekening en risico van de ondernemer. Van een professionele kinderopvangorganisatie zoals die van de ondernemer mag immers worden verwacht dat afspraken tussen de ondernemer en de ouders schriftelijk worden vastgelegd, zeker wanneer die van het kaliber zijn als de onderhavige. Ook mag van een professionele kinderopvangorganisatie worden verwacht dat ouders zowel mondeling als schriftelijk worden ingelicht over verstrekkende maatregelen die de ondernemer mogelijk wenst te nemen ten aanzien van de overeenkomst. Ook dat is niet gebeurd.

Moesten ouders anderszins verwachten dat de overeenkomst opgezegd zou worden?
De ouders hoefden vóór 1 februari 2022 er ook niet bedacht op te zijn dat de overeenkomst door de ondernemer zou worden opgezegd. Dit mede gelet op het feit dat
– de zoon al ruim 3 jaar bij de locatie werd opgevangen;
– de ondernemer tot eind januari 2022 steeds heeft meegewerkt aan het bieden van passende zorg;
– de ondernemer begin januari 2022 nog was gestart met het leveren van extra persoonlijke begeleiding van 3 uur per dag;
– de ondernemer op 18 januari 2022 aan heeft gegeven dat evaluatie van de persoonlijke begeleiding nog een aantal maanden op zich moest laten wachten en
– de ouders op 27 januari 2022 medegedeeld is dat de bijeenkomst op 1 februari 2022 bedoeld was om het begeleidingsplan van de zoon te bespreken.

Niet voldaan aan redelijke opzegtermijn
De commissie merkt daarnaast nog op dat de ondernemer niet heeft voldaan aan de opzegtermijn zoals die is opgenomen in art. 10 lid 4 sub b AVKDB. Die opzegtermijn bedraagt een redelijke opzegtermijn van minimaal één maand. Door de opvang van de zoon op 1 februari 2022 per 17 februari 2022 op te zeggen, heeft de ondernemer de ouders met een direct probleem opgezadeld zonder dat zij de ouders de redelijke mogelijkheid heeft gegeven een nieuwe opvang voor hun zoon te vinden.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Consequenties van gegrondheid van de klacht
De vraag die de commissie ook dient te beantwoorden, is tot welke consequenties dit moet leiden.

Verplichtingen van de ondernemer
De ouders en de zoon zijn er het meest bij gebaat dat er een geschikte opvangplek wordt gevonden. De ouders begrijpen dat hun zoon extra zorgbehoeftig is en hebben ook aangegeven dat die geschikte plek mogelijk niet kan worden gevonden bij de locatie waar hun zoon tot 1 februari 2022 heen ging.

Daarom verplicht de commissie de ondernemer om zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 7 dagen na ontvangst van deze uitspraak, met de ouders in gesprek te gaan en gezamenlijk te kijken/zoeken naar een passende opvangplek voor de zoon. De ondernemer dient daarbij alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de zoon zo spoedig mogelijk een passende opvangplek krijgt.

De ondernemer heeft niet nader onderbouwd waarom er geen passende plek voor de zoon is binnen zijn onderneming. Ook is niet gebleken dat deze optie voldoende is onderzocht. Mocht de ondernemer in samenspraak met de ouders inderdaad tot de conclusie komen dat er geen passende plek is voor de zoon binnen de eigen onderneming, dan dient de ondernemer ook (mede) uit te kijken naar een passende plek voor de zoon buiten de eigen onderneming.

De commissie merkt nog op dat de ouders – indien zij van mening zijn dat de ondernemer zich onvoldoende inspant om een passende opvangplek voor hun zoon te vinden – opnieuw een klacht aanhangig kunnen maken bij de commissie.

Schadevergoeding
De ouders vorderen een schadevergoeding van € 1.500,– voor elke week dat hun zoon niet naar de kinderopvang is geweest, te rekenen vanaf 1 februari 2022. Dit bedrag is door de ouders niet (voldoende) onderbouwd. Daarnaast heeft de ondernemer gemotiveerd aangegeven dat ouders tot 17 februari 2022 gebruik hadden kunnen maken van de opvang, maar dat niet hebben gedaan. Ook zijn er over de periode vanaf 1 februari 2022 geen kosten voor de opvang in rekening gebracht bij de ouders. De commissie zal het verzoek om schadevergoeding daarom afwijzen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

• verklaart de klacht gegrond;
• verplicht de ondernemer om in overleg met de ouders een passende opvangplaats te vinden voor de zoon, al dan niet binnen de organisatie van de ondernemer, met inachtneming van het in deze uitspraak onder      ‘Verplichtingen van de ondernemer’ bepaalde;
• verplicht de ondernemer binnen 7 dagen na ontvangst van deze uitspraak met de ouders hierover in overleg te treden;
• wijst de vordering tot schadevergoeding af;
• bepaalt dat de ondernemer een bedrag van € 25,– aan de ouders dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R. van den Wildenberg, secretaris, op 23 februari 2022.