Commissie: Telecommunicatiediensten
Categorie: Mobiel bellen
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
103056
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een mobiele telefoonaansluiting.
De consument heeft een bedrag niet aan de ondernemer betaald. Een bedrag van € 120,43 heeft de consument bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De overeenkomst is aangegaan door mijn 16-jarige dochter zonder mijn toestemming. Met de ondernemer viel geen oplossing te bereiken.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Het contract is aangegaan door de dochter van de consument die aangaf dat de geboortedatum 2 januari 1997 was. Achteraf blijkt dat de dochter was 16 jaar was. Toen betalingsachterstand ontstond, heeft zij telefonisch contact gehad met ons en heeft zij gezegd dat haar ouders het abonnement hebben aangevraagd met de verkeerde geboortedatum. Pas in januari 2016 is contact geweest met de consument die stelde dat hij die toestemming niet gegeven had. In dit geval is sprake van valsheid in geschrift. De consument heeft de nietigheid van het contract pas ingeroepen nadat het niet mogelijk was om een betalingsregeling te treffen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat het abonnement is aangevraagd door de dochter van de consument die op dat moment pas 16 jaar was. Niet is gebleken dat de ouders het contract hebben aangevraagd of daarmee op de hoogte waren. Evenmin is gebleken dat de ouders niet meteen, nadat zij van het probleem op de hoogte waren, de overeenkomst hebben vernietigd. De commissie constateert dat de ondernemer met een minderjarige een contract is aangegaan en dat deze overeenkomst op goede gronden door de consument is vernietigd. Voor zover de ondernemer erop wijst dat ook een 17-jarige consument een abonnement mag en kan afsluiten bij een telecommaatschappij en dat dit in het maatschappelijke verkeer al in 2000 is geaccepteerd, verwerpt de commissie dit argument, omdat het in het geval waarop de ondernemer doelt, het ging om een minderjarige die op drie maanden na al meerderjarig was; in zoverre verschilt die casus met het onderwerpelijke geval. Ook al heeft de dochter bij het aangaan van het contract en in genoemd telefoongesprek gelogen, dit neemt niet weg dat de ondernemer een contract is aangegaan met een minderjarige. Voor rekening en risico van de ondernemer moet blijven dat hij de identiteit van zijn contractpartner niet heeft geverifieerd of kunnen verifiëren.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de consument de overeenkomst op goede gronden heeft vernietigd en dat hij ter zake niets aan de ondernemer verschuldigd is.
Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd behoeft vervolgens geen nadere bespreking, nu dit niet tot een andere conclusie kan leiden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument is niets aan de ondernemer verschuldigd.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Het in depot gestorte bedrag wordt aan de consument gerestitueerd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatiediensten op 3 augustus 2016.