
Commissie: Kinderopvang
Categorie: Totstandkoming overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
249144/386181
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil gaat over de vraag wat onder een wenperiode wordt verstaan en of hieraan een overeenkomst ten grondslag ligt. De peuterzoon van consument is namelijk voor twee dagen bij de ondernemer geweest om te wennen, waarna bleek dat hij nog niet toe is aan opvang. De consument heeft voor een maand opvang moeten betalen vanwege de opzegtermijn, terwijl zij in de veronderstelling was dat het wendagen betroffen. Dat wendagen niet mogelijk zijn is door ondernemer onduidelijk gecommuniceerd. Consument wil voor twee dagen betalen of anders een halve maand. Volgens de ondernemer is het logisch dat consument gehouden wordt aan de opzegtermijn van één maand na een opzegging in de contractperiode, zoals vermeld in de algemene voorwaarden. Commissie stelt dat in het beleidsplan een wenperiode wordt beschreven. Het uitgangspunt is anders dan consument voor ogen had. De commissie oordeelt derhalve dat een overeenkomst is gesloten en de klacht ongegrond is.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag wat onder een wenperiode wordt verstaan en of hieraan een overeenkomst ten grondslag ligt.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De peuterzoon van de consument is in november 2023 twee dagen bij de ondernemer geweest om te wennen. Na die twee dagen bleek dat hij nog niet toe is aan opvang. De consument heeft voor een maand opvang moeten betalen vanwege de opzegtermijn, terwijl zij in de veronderstelling was dat het wendagen betroffen. Dat wendagen niet mogelijk zijn bij de ondernemer is niet duidelijk gecommuniceerd met de consument. De consument wil wel voor twee dagen opvang betalen of anders een halve maand.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Volgens de ondernemer is het logisch dat de consument gehouden wordt aan de opzegtermijn van één maand na een opzegging in de contractperiode. Dit staat beschreven in de algemene voorwaarden, waar de consument bij het tekenen van het contract op gewezen is en waar zij voor heeft getekend. De opzegging van de consument betreft geen bijzondere situatie en daarmee is er ook geen reden tot het afwijken van de algemene voorwaarden. Nergens in de documenten of op de website wordt benoemd dat de wendagen een soort proefperiode zijn waarin de opzegtermijn niet geldig is. Ook mondeling is dit niet toegezegd. Een wenperiode was praktisch ook niet mogelijk geweest, omdat de groep volledig bezet was in die periode op de maandagen en dinsdagen. Als er sprake zou zijn van een wenperiode, telt het ‘wenkindje’ mee in de BKR en dat was gezien de volledige kind bezetting niet mogelijk.
De consument wilde zelf bepalen wanneer haar zoon toe was aan een nieuwe start op de peuteropvang. Zij verwachtte dat de ondernemer de plek voor hem beschikbaar zou houden. Hierop is door de planningsmedewerker een mail gestuurd met een duidelijke uitleg dat de consument ofwel de plek blijft betalen (dan kan haar zoon wanneer hij eraan toe is, direct weer komen) ofwel de plek moet opzeggen en dan wordt haar zoon op de wachtlijst gezet. Er stonden op dat moment meerdere peuters op de wachtlijst en dat zou betekenen dat haar zoon wellicht enkele maanden moet wachten voor hij weer aan de beurt is.
Er zijn meerdere e-mails verstuurd door zowel de planningsmedewerker als door de consument waarin uiteindelijk duidelijk werd dat de consument het niet eens was met de werkwijze. Omdat de consument bleef aangeven dat zij niet wilde opzeggen, heeft de ondernemer daarin een verzoek gezien om een aanbod te doen om haar zoon te kunnen laten blijven. Dit aanbod is gedaan op 15 december per mail en nog eens op 18 december in een telefoongesprek met de regiomanager.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tussen partijen in het geding is de definitie van een wenperiode.
In het beleidsplan van de ondernemer wordt de wenperiode beschreven. Het uitgangspunt hierbij is dat een kind in de wenperiode steeds iets langer op de opvang blijft tot een heel dagdeel opvang mogelijk is. Hieruit maakt de commissie op dat de wenperiode een periode is waarin het nieuwe kind extra aandacht krijgt en waarbij meer afstemming met de ouders plaatsvindt. Ter zitting heeft de ondernemer toegelicht dat deze wenperiode acht weken behelst.
Voor de consument was dit onvoldoende duidelijk. Zij is ervan uitgegaan dat voor de wenperiode geen kosten in rekening werden gebracht. Naar het oordeel van de commissie is echter wel degelijk een overeenkomst tot stand gekomen. Dit betekent dat de consument conform de overeenkomst aan de opzegtermijn gehouden mag worden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer Y. Dragstra, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 10 september 2024.