Commissie: Energie
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
72299
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het door de ondernemer bij de jaarafrekening 2010/2011 aan de consument in rekening gebrachte bedrag ad € 572,70 wegens het leveren van energie (gas en electra). De consument stelt dat de klacht op 29 mei 2012 is ontstaan en hij heeft de klacht op 20 juni 2012 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer. Voormeld bedrag ad € 572,70 werd na de verkoop van die vordering verhoogd met incassokosten tot een bedrag ad € 844,75. De consument heeft voormeld bedrag ad € 844,75 niet betaald en bij de commissie in depot gestort. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft op 31 maart 2010 een energiecontract met de ondernemer gesloten met betrekking tot zijn casco nieuwbouwwoning, die eind juni 2010 zou worden opgeleverd. De casco nieuwbouw woning zou gedurende het eerste jaar niet daadwerkelijk door de consument bewoond worden, omdat de consument in de avonduren zelf al het leidingwerk zou gaan aanleggen en de keuken en badkamer zou installeren. De consument heeft daarom op 7 juli 2010 aan de ondernemer verzocht om het maandelijks voorschotbedrag op € 40,– te willen vaststellen. In juli 2010 werd er echter via een automatische incasso een bedrag ad € 149,90 als maandelijks voorschot van de rekening van de consument afgeschreven. De consument heeft telefonisch contact met de ondernemer opgenomen en de betreffende medewerker heeft de consument medegedeeld dat het een vergissing was en dat dit gecorrigeerd zou worden met de voorschotten van de komende maanden. Onderdeel van het contract was bovendien een welkomstpremie ad € 315,–. Deze welkomstpremie zou volgens de medewerker eveneens verrekend worden met de voorschotten. In augustus 2010 werd er via een automatische incasso een bedrag ad € 298,– als maandelijks voorschot van de rekening van de consument afgeschreven. De consument nam weer telefonisch contact met de ondernemer op en hem werd opnieuw medegedeeld dat het een vergissing betrof. In overleg met de medewerker werd afgesproken dat de consument de automatische incasso over de maand augustus 2010 zou laten storneren. Op advies van de medewerker stelde de consument via de website van de ondernemer met behulp van het programma “Verbruiksmanager” het maandelijkse voorschotbedrag vast op € 40,–. In september 2010 werd via een automatische incasso toch weer een bedrag ad € 298,– van de rekening van de consument afgeschreven. De consument nam weer telefonisch contact met de ondernemer op en er werd afgesproken dat de consument het bedrag zou laten storneren. De welkomstpremie en het te hoge voorschot van juli 2010 zou verrekend worden met de voorschotten. Op advies van de medewerker diende de consument via de website van de ondernemer een klachtenformulier in, waarin de consument de gehele gang van zaken heeft gemeld. De consument heeft naar aanleiding daarvan nimmer een reactie van de ondernemer ontvangen. De automatische incasso werd na de twee storneringen beëindigd. De voorschotnota`s bleven echter vastgesteld op € 298,–. De consument heeft telkens weer telefonisch contact met de ondernemer opgenomen. De voorschotnota`s werden verhoogd met aanmaankosten. Dit bleef zich zo herhalen tot mei 2011. Er werd de consument toegezegd dat de regiomanager contact met de consument zou opnemen, maar dit is niet gebeurd. De consument heeft nog twee maal een klachtenformulier via de website van de ondernemer ingediend, maar een reactie van de ondernemer bleef uit. Voor het eerst in juni 2011 werd het voorschotbedrag door de ondernemer vastgesteld op € 42,–. In juli 2011 stapte de consument over naar een andere energieleverancier. Omdat het een jaarcontract betrof mocht de consument volgens hem zonder boete overstappen. De consument ontving echter een eindafrekening waarbij hem toch een opzegvergoeding van € 100,– in rekening werd gebracht. Bij het einde van het contract in juni 2011 betaalde de consument nog een bedrag ad € 316,92. Op de website van de ondernemer zag de consument in het betalingsoverzicht dat er niets meer door hem verschuldigd was. In juni 2012, dus een jaar later, ontving de consument van een incassobureau een aanmaning om € 879,34 te betalen. De consument heeft daartegen bezwaar gemaakt. De ondernemer heeft laten weten dat de consument zich bij de ondernemer zou hebben aangemeld met het verzoek om het voorschotbedrag op € 149,– vast te stellen. Dat is onjuist. Een bevestigingsbrief heeft de consument niet ontvangen. Op 27 juli 2010 zou zich volgens de ondernemer een andere energieleverancier hebben gemeld op hetzelfde adres. De consument heeft dit uitgezocht bij de netbeheerder en hij vernam dat de ondernemer bij de aanmelding van de consument een vergissing heeft gemaakt. De ondernemer heeft per ongeluk niet de consument maar de bouwer van de woning als klant bij de netbeheerder aangemeld. Pas per 5 september 2010 ontving de netbeheerder de correcte informatie van de ondernemer. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De consument meende met de betaling van een bedrag ad € 316,92 alles aan de ondernemer betaald te hebben wat hij verschuldigd was. Dit bedrag is in een telefoongesprek door een medewerker van de ondernemer genoemd. De consument heeft wel de welkomstpremie en de hem ten onrechte in rekening gebrachte opzegvergoeding ad € 100,– in mindering gebracht. De welkomstpremie heeft de consument nimmer ontvangen. De consument zal alsnog dagafschriften van zijn bankrekening over de maand juli 2010 aan de commissie overleggen. De consument heeft een eigen berekening gemaakt die resulteert in een nog door hem aan de ondernemer te betalen bedrag ad € 83,39. De consument zal die berekening op schrift stellen en aan de commissie doen toekomen. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft zich op 17 juni 2010 via de website van de ondernemer per 1 juli 2010 als klant aangemeld. Bij brief d.d. 30 juni 2010 werd de aanmelding schriftelijk aan de consument bevestigd. Blijkens die bevestigingsbrief werd het voorschot op € 149,– vastgesteld en werd aangekondigd dat dit bedrag op 24 juli 2010 automatisch van de rekening van de consument zou worden afgeschreven. Van een verzoek van de consument om het voorschotbedrag vast te willen stellen op € 40,– is de ondernemer niets bekend. De consument is vanaf 7 juli 2010 tot en met 4 augustus 2010 onterecht afgemeld geweest. De reden was een onterechte aanmelding door een andere leverancier. Vanwege de afmelding ontving de consument een eindafrekening. Op 11 augustus 2010 werd de nieuwe aanmelding per 5 augustus 2010 schriftelijk aan de consument bevestigd. In die brief werd als voorschotbedrag een bedrag ad € 298,– vermeld en aangekondigd dat dit bedrag per 24 september 2010 automatisch van de rekening van de consument zou worden afgeschreven. De consument heeft deze betaling gestorneerd. Ook in de maanden daarna werd een voorschot van € 298,– per periode in rekening gebracht, maar werd dit bedrag niet door de consument betaald. De consument geeft aan dat hij diverse malen contact heeft gezocht met de ondernemer over de hoogte van het voorschot, maar dit blijkt niet uit de administratie van de ondernemer. Pas op 16 mei 2011 heeft de consument voor het eerst laten weten dat er problemen waren omtrent de hoogte van het voorschot. Uit een door de ondernemer overgelegd betalingsoverzicht blijkt dat in totaal een bedrag ad € 572,70 niet door de consument werd betaald. De ondernemer heeft de vordering ad € 572,70 op 9 maart 2012 verkocht aan [een derde koper] (verder te noemen: de koper). De ondernemer heeft dus zelf geen vordering meer op de consument. Dit is ook de reden dat in het overzicht op de website geen openstaand bedrag ten laste van de consument meer te zien was. De consument dient niet meer aan de ondernemer maar aan de koper te betalen. De welkomstpremie ad € 315,– is al op 5 juli 2010 overgemaakt naar de rekening van de consument. Abusievelijk is door het incassobureau van de koper aan de consument medegedeeld dat dit bedrag pas omstreeks 1 juli 2012 aan de consument zou zijn betaald. Omdat betalingen uitbleven en herinneringen en aanmaningen werden gestuurd, heeft de ondernemer getracht om de consument op 2 november 2010 telefonisch te spreken, maar dit is niet gelukt. Wel is er toen op de voicemail van de consument ingesproken, maar de consument heeft niet gereageerd. Op 2 februari 2011 heeft de ondernemer contact opgenomen met de gemeente met het verzoek de consument te benaderen voor schuldhulpverlening. Op 1 maart 2011 heeft de ondernemer de consument een brief gestuurd met de mededeling dat de levering van energie door de ondernemer zou worden beëindigd. Op 20 juni 2011 heeft de consument contact met de ondernemer opgenomen. Zijn klacht was dat het voorschot te hoog was vastgesteld en dat hij de welkomstpremie van € 315 nooit had ontvangen. Hem werd toen uitgelegd dat het tegoed van de jaarafrekening van 7 maart 2011 was verrekend met openstaande voorschotten en dat het voorschot was aangepast. De bedragen die op dat moment openstonden, diende de consument wel te betalen. De consument heeft diverse malen via de website zijn ongenoegen geuit. Omdat de vordering echter verkocht was werd de consument verwezen naar het incassobureau van de koper. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De welkomstpremie is wel degelijk op 5 juli 2010 aan de consument betaald. De ondernemer zal daarvan bewijsstukken aan de commissie doen toekomen. Het bevreemdt de ondernemer dat door medewerkers gezegd zou zijn, dat dit bedrag verrekend zou worden met voorschotnota’s, omdat dit niet gebruikelijk is. Dit bedrag wordt via een andere afdeling separaat afgewikkeld. De opzegvergoeding ad € 100,– lijkt inderdaad ten onrechte in rekening te zijn gebracht, nu het om een jaarcontract ging en de overeenkomst tussen partijen tegen het einde van dat jaar werd beëindigd. De ondernemer zal alle informatie over de cessie van de vordering aan de commissie verstrekken en toelichten om welke redenen de cessie rechtskracht heeft jegens de consument. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2013 werden ten overstaan van de commissie afspraken gemaakt over het verstrekken van nadere informatie, teneinde opheldering te verkrijgen over een aantal vraagpunten. Mede op basis van de door partijen verschafte informatie overweegt de commissie thans het volgende. De welkomstpremie ad € 315,– is op 5 juli 2010 door de ondernemer overgemaakt naar de rekening van de consument. De ondernemer heeft bewijsstukken van die betaling overgelegd. De consument heeft inmiddels bevestigd dit bedrag ook te hebben ontvangen en hij heeft daarbij zijn excuses aangeboden voor het feit dat hij de ontvangst van deze betaling over het hoofd heeft gezien. Naar aanleiding daarvan heeft de consument een nieuw overzicht d.d. 18 maart 2013 gemaakt, waaruit blijkt dat door hem nog een bedrag ad € 385,68 verschuldigd zou zijn. Nu de consument de ontvangst van die betaling echter over het hoofd heeft gezien, is het redelijk dat de daaruit voortvloeiende aanmaankosten voor zijn rekening en risico komen. In dit nieuwe overzicht houdt de consument daarmee echter geen rekening. De ondernemer heeft inmiddels medegedeeld dat bij de eindafrekening ten onrechte een opzegvergoeding ad € 100,– aan de consument in rekening werd gebracht. De eindafrekening dient derhalve verminderd te worden met een bedrag ad € 100,–. De commissie stelt vast dat het betalingsoverzicht d.d. 12 maart 2013 dat door de ondernemer is opgesteld en waarin de aanmaankosten wel zijn opgenomen en dat resulteert in een door de consument aan de ondernemer te betalen bedrag van € 472,70 (€ 572,70 – € 100,–) juist is. De commissie kan slechts constateren dat partijen van mening verschillen over de vraag wanneer de consument voor het eerst de hoogte van het voorschot ter sprake heeft gebracht en of door medewerkers van de ondernemer al dan niet medegedeeld zou zijn dat de welkomstpremie zou worden verrekend met toekomstige voorschotten. De consument had er beter aan gedaan om in een veel eerder stadium zelf schriftelijk zijn bezwaren aan de ondernemer kenbaar te maken en de vordering van de ondernemer uitdrukkelijk te betwisten en afschriften van zijn brieven te bewaren, zodat de inhoud van hetgeen hij naar voren zou hebben gebracht schriftelijk zou zijn vastgelegd. De consument is pas veel later brieven gaan schrijven. De commissie acht het alles afwegende niet opportuun om nog verder onderzoek te doen. Kern van de zaak is uiteindelijk niet de vraag welke voorschot qua hoogte redelijk geweest zou zijn, maar of de consument het verbruik betaalt dat hij daadwerkelijk genoten heeft. De consument had kunnen en moeten opmerken dat de welkomstpremie ad € 315,– reeds op 5 juli 2010 door de ondernemer aan hem separaat was betaald. Indien de consument dit had opgemerkt zou een dispuut over een verrekening daarvan met toekomstige voorschotten niet zijn ontstaan. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is. Uit het dossier blijkt dat de vordering van de ondernemer op de consument (gesteld op € 572,70) door de ondernemer op 13 maart 2012 (en niet op 9 maart 2012, zoals de ondernemer stelde) werd verkocht en gecedeerd aan een koper, waaraan de ondernemer heeft toegevoegd dat de consument niets meer aan de ondernemer verschuldigd is, maar de vordering aan de koper dient te voldoen. Op verzoek van de commissie heeft de ondernemer nadere informatie – onder bijvoeging van een afschrift van de overeenkomst waarbij de vordering door de ondernemer werd verkocht en de akte van cessie – verstrekt over de wijze waarop de consument over de cessie van de vordering werd geïnformeerd en toegelicht om welke redenen de cessie rechtskracht heeft jegens de consument. De commissie onderschrijft op zich de stelling van de ondernemer dat de eigendomsoverdracht van de vordering voldoet aan alle wettelijke daaraan te stellen eisen en derhalve rechtskracht heeft jegens de consument. De in het geding zijnde overdracht van de eigendom van de vordering vond immers plaats krachtens een geldige titel door een beschikkingsbevoegde, de ondernemer. De mededeling daarvan aan de consument is vormvrij en mag gedaan worden door de verkoper of door of namens de koper. Conform artikel 14 van de tussen de ondernemer en de koper gesloten overeenkomst zijn betwiste vorderingen van de verkoop uitgesloten. In de onderhavige zaak heeft de consument mondeling in telefoongesprekken met medewerkers van de ondernemer de zijns inziens onjuiste hoogte van de hem in rekening gebrachte voorschotten ter sprake gebracht. De vordering van de ondernemer werd pas door de consument in een bezwaarschrift betwist nadat de verkoop en cessie al had plaatsgevonden. Er was derhalve niet sprake van een betwiste vordering op het moment van de verkoop. Voor alle duidelijkheid tekent de commissie aan dat sprake is van een overname van een vordering en niet van een contractsovername, zodat het tussen partijen geldende geschillenbeding, waaraan de commissie haar bevoegdheid ontleent, niet ter discussie staat. Vaststaat dat in het onderhavige geval de consument voor het eerst van de cessie kennis kreeg uit de brief d.d. 29 mei 2012 van het door de koper van de vordering ingeschakelde incassobureau. Uit het dossier blijkt dat dit de nodige verwarring heeft opgeroepen bij de consument, die er ten onrechte van uitging dat hij werd benaderd door een incassobureau dat door de ondernemer (en niet namens de koper) werd ingeschakeld. De commissie vindt dit eigenlijk een ongewenste gang van zaken, omdat de ondernemer in de geest van de gedragscode zou dienen te handelen door de consument zelf tevoren te informeren over een voorgenomen cessie van de vordering. Die openheid in de communicatie en zorgvuldigheid jegens de consument ontbreekt in het onderhavige geval. De commissie beveelt de ondernemer ten zeerste aan om in voorkomende gevallen eerst zelf de consument tevoren te informeren. De commissie merkt nog op dat de ondernemer deels ook kosten int die aan de netbeheerder toekomen, die geen partij is bij de verkoop van de vordering en de cessie. De commissie gaat er van uit dat de ondernemer dit deel van de vordering reeds aan de netbeheerder heeft doorbetaald of na inning zal doorbetalen. De commissie is bevoegd een beslissing te nemen aangaande het tussen partijen lopende geschil. De consument heeft een bedrag ad € 844,75 bij de commissie in depot gestort. Zoals hiervoor werd overwogen, bedraagt de vordering van de ondernemer € 472,70. Nu de consument de mededeling ontving dat de vordering van de ondernemer werd gecedeerd, is de koper en niet langer de ondernemer bevoegd deze vordering te innen. Dit heeft de ondernemer overigens ook zelf in deze procedure aangegeven. De commissie zal derhalve bepalen dat voormeld bedrag wordt overgemaakt naar de rekening van de koper. De commissie zal bepalen dat het resterend bedrag dat door de consument in depot is gestort, dient te worden terugbetaald aan de consument. Het bedrag boven het aan de ondernemer verschuldigde bedrag betreft immers een aangelegenheid die speelt tussen de consument en de koper van de vordering, die geen partij is in deze procedure. Te dien aanzien is de commissie niet bevoegd. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond. Ten aanzien van het depotbedrag ad € 844,75 wordt als volgt beslist: een bedrag ad € 472,70 dient te worden overgemaakt naar de bankrekening van de koper; een bedrag ad € 372,05 dient te worden terugbetaald aan de consument. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 12 april 2013.