Commissie: Telecommunicatiediensten
Categorie: Betaling
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ECD09-0486
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een vordering van de ondernemer ten bedrage van € 504,50 uit hoofde van verleende elektronische communicatiediensten. De consument heeft een bedrag niet aan de ondernemer betaald. Een bedrag van € 252,50 heeft de consument bij de commissie gedeponeerd. De consument heeft op 9 maart 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. In februari en maart 2009 kreeg ik tweemaal van de ondernemer een “herinnering” voor een openstaand bedrag van € 504,50. Ik kende de ondernemer niet en wist ook niet waarop dit bedrag betrekking had. Na ontvangst van de tweede herinnering heb ik de ondernemer schriftelijk om uitleg gevraagd. Dat verzoek heb ik verschillende malen herhaald. Ik kreeg daar geen antwoord op. Intussen gingen de herinneringen over op aanmaningen, de toon werd minder vriendelijk en tenslotte werd een incassobureau ingeschakeld, waardoor de vordering nog veel hoger werd. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Uit het verweer dat de ondernemer bij de commissie heeft ingediend begrijp ik dat de ondernemer [het kabelbedrijf] heeft overgenomen en dat de vordering een oude schuld van mij betreft aan [het kabelbedrijf]. Ik kan daarover meedelen dat destijds een schuld is ontstaan aan [het kabelbedrijf] doordat dit bedrijf had verzuimd gebruik te maken van de verleende incassomachtiging. Nadat mijn abonnement bij [het kabelbedrijf] was geëindigd, heb ik met dit bedrijf in september 2007 een regeling getroffen in die zin dat de vordering werd vastgesteld op € 700,–, welk bedrag met € 100,– per maand zou worden afbetaald, eveneens door middel van een automatische incasso. Ook deze afbetaling stagneerde. Er is tweemaal een bedrag van € 100,– van mijn rekening afgeschreven. Wat ik de ondernemer hoogst kwalijk neem is dat hij is voortgegaan met het sturen van herinneringen en aanmaningen en een incassobureau heeft ingeschakeld zonder op mijn herhaalde brieven in te gaan, waarin ik gemotiveerd heb uiteengezet dat ik de ondernemer niet kende en de gepretendeerde vordering niet kon thuisbrengen. Ik vind dan ook dat de ondernemer zijn volledige vordering zou moeten laten vallen. De consument verlangt creditering van de vordering van de ondernemer. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Met de communicatie is het inderdaad niet gelopen zoals zou moeten. Daarom zijn wij bereid de in rekening gebrachte rente en incassokosten te laten vallen. De vordering zelf dient in stand te blijven. [Het kabelbedrijf] is destijds opgegaan in onze onderneming, zodat wij crediteur zijn geworden van de vordering van [het kabelbedrijf] van pro resto € 500,– (er is € 4,50 administratiekosten in rekening gebracht). Van de overname van [het kabelbedrijf] is destijds aan de consument geen mededeling gedaan, omdat hij ten tijde van de overname geen abonnee meer bij [het kabelbedrijf] was. Wij hadden vanzelfsprekend de consument in antwoord op zijn brieven uitleg kunnen geven. Dat is er door de complicaties als gevolg van de fusie niet van gekomen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De overname van een vordering wordt ten opzichte van de debiteur pas effectief op het moment waarop de debiteur van de overname in kennis is gesteld. Dat is in dit geval het moment waarop de consument in het bezit is gekomen van een kopie van het verweerschrift van de ondernemer, waarin deze heeft uiteengezet, hoe hij crediteur van de vordering is geworden. Alle daaraan voorafgaande maatregelen die de ondernemer heeft getroffen hebben dus geen effect kunnen sorteren. De vordering zelf is daarmee echter niet vervallen en de commissie kan dan ook niet voldoen aan het verlangen van de consument de ondernemer te verplichten hem volledig te crediteren. Intussen staat wel vast dat de consument kosten heeft moeten maken doordat de ondernemer niet adequaat op zijn brieven heeft gereageerd. De klacht voor zover gericht tegen de gebrekkige klachtafhandeling is dus gegrond. Hiertegenover past een vergoeding. Rekening houdend met alle haar bekende omstandigheden stelt de commissie het bedrag daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op € 25,–. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De vordering van de ondernemer op de consument wordt vastgesteld op € 500,–. De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 25,–. De ondernemer kan dit bedrag verrekenen met zijn vordering. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het depotbedrag wordt aan de ondernemer overgemaakt. Aldus beslist door de Geschillencommissie Elektronische Communicatiediensten op 18 juni 2009.