Overstroming door gebruik bidet als waterkoeler.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Reizen    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI-991394

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 30 maart 1999 via een boekingskantoor met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor vier personen naar El Arenal op Mallorca in Spanje met verblijf in een hotel op basis van halfpension voor de periode van 4 t/m 18 augustus 1999 voor de som van ƒ 6.612,– in totaal.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak.   Wij zijn gedwongen het hotel te verlaten door een situatie die als een “ongeluk” kan worden beschreven. De hotelier heeft hier naar onze mening zeer dramatisch op gereageerd. Wij zijn grofweg op straat gegooid, terwijl we nog een volle week vakantie tegoed hadden.   Wij werden door de hostess voor de volgende keuze gesteld: – een hotel, 30 kilometer verderop, met bijbetaling van ƒ 600,– voor een week; – een vlucht terug naar huis.   Voor het eerste waren wij niet vermogend genoeg, dus restte ons slechts het 2e voorstel; dus geen eigen initiatieven zoals de reisorganisator stelt. De redenen die het management van het hotel opgeeft buiten de waterschade zijn niet op feiten gebaseerd. Wij zijn als een stel criminelen behandeld.   De hostess kan beamen, dat wij niet gewaarschuwd zijn door wie dan ook van het hotelpersoneel, terwijl de reisorganisator zegt dat we wel gewaarschuwd zijn. De 16.000 peseta’s die wij onder dwang betaald hebben zouden loodgieterswerkzaamheden betreffen, terwijl op de nota die wij hebben ontvangen staat dat dit voor waterschade aan drie ondergelegen kamers was.   Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Wij koelden inderdaad flessen in het bidet, waardoor er als gevolg van een overstroming waterschade is ontstaan.   De consument verlangt een vergoeding van ƒ 1.985,43 en heeft dit bedrag als volgt gespecificeerd: – helft van twee weken vakantie: ƒ 826,50 – gedwongen vlucht naar Düsseldorf: ƒ 158,93 – vergoeding bedorven pret: ƒ 1.000,– – Totaal: ƒ 1.985,43.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak.   Wanneer er door toedoen van cliënten een enorme ravage ontstaat, dan zal een hotelier zich genoodzaakt zien actie te ondernemen. Het bedrag ad Ptas 16.000,–, dat in rekening is gebracht, zijn de kosten die onmiddellijk gemaakt moesten worden voor loodgieterswerkzaamheden. De hotelier wilde klager niet langer onderdak verschaffen. Ook was hij niet bereid restitutie te verlenen voor de betaalde tweede week, daar hij niet in de gelegenheid was deze kamers en de ondergelegen kamers te verhuren door de ontstane waterschade.   Er was een mogelijkheid om klager onder te brengen in een ander hotel, echter wel tegen contante betaling. Daar klager aangaf niet over voldoende middelen te beschikken, hebben wij voorgesteld om contact op te nemen met familie in Nederland om een regeling te treffen. Dit bleek echter niet nodig daar klager zelf reeds de terugreis had geregeld.   Ter zitting heeft de reisorganisator verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Wij zijn geruime tijd bezig geweest om alternatieve accommodatie te zoeken. Wij wisten niet dat klager inmiddels een vlucht had geboekt. Dat is niet via onze agent geregeld.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Op basis van het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden, dat er als gevolg van een overstroming van het bidet in klagers kamer in de nacht van 10 op 11 augustus de kamer van klager evenals de drie eronder gelegen kamers flinke schade hebben opgelopen, waardoor deze niet meer te verhuren waren. Vast staat dat deze schade verband houdt met oneigenlijk gebruik door klager van het bidet. Ter beoordeling aan de commissie staat de vraag of dit oneigenlijke gebruik met de daaruit voortkomende schade de beslissing van de hotelier om klager uit het hotel te zetten rechtvaardigt. De commissie beantwoordt die vraag in bevestigende zin. Een ieder kan begrijpen dat een bidet niet bedoeld is om dranken onder stromend water in te koelen en dat daardoor bij onvoldoende oplettendheid een overstroming ontstaat met alle gevolgen van dien. Of de hotelier klager nu al dan niet voordien reeds op zijn gedrag heeft aangesproken – de verklaringen van partijen zijn op dit punt niet eensluidend – wordt verder niet relevant geoordeeld. Nu klager naar aanleiding van zijn eigen handelen op last van de hotelier het hotel heeft moeten verlaten, kan hij dit niet met succes de reisorganisator verwijten. Hetzelfde gaat op voor de ondervonden gevolgen van de uitzetting, daar nu eenmaal geen sprake is geweest van een aan de reisorganisator toe te rekenen oorzaak. De vraag doet zich verder voor of de reisorganisator klager daarbij voldoende hulp heeft geboden. Ook die vraag beantwoordt de commissie in bevestigende zin. Er is immers een vervangend verblijf aangeboden. De reisorganisator blijkt voorts nog op zoek te zijn gegaan naar een voor klager meer bevredigend alternatief, maar klager had inmiddels besloten om de vakantie af te breken en gebruik te maken van een kennelijk door een vervangster van de plaatselijke hostess geregelde terugvlucht naar Düsseldorf tegen (bij)betaling van een bedrag van ƒ 158,93.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel, dat de reisorganisator niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de door klager gestelde klachten en het daaruit voortvloeiende ongerief.   De commissie acht de klacht derhalve ongegrond.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door klager verlangde wordt afgewezen.   Het boekingkantoor dient aan de commissie een bedrag van ƒ 400,– te voldoen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, op 17 april 2000.