Partijen staan ten aanzien van de onderhavige dienstleiding tot elkaar in een contractuele relatie staan; commissie bevoegd.

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Energie    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2012
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: OPN-000546

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het gaat in dit geschil om de vraag of de consument schade heeft veroorzaakt aan een dienstleiding voor elektriciteit die zich in zijn grond bevindt.

De consument heeft een bedrag van ƒ 1.032,30 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Begin februari 2000 viel in mijn huis de elektriciteit uit. De dag daarna is het probleem door de ondernemer opgelost. Kort na 3 mei 2000 kreeg ik een nota ad ƒ 1.032,30 voor de verrichte werkzaamheden. De ondernemer betoogde dat ik door de plaatsing van een vlaggenmast schade aan de dienstleiding had veroorzaakt. Ik ben mij daarvan niet bewust geweest. De overgelegde foto’s vormen onvoldoende bewijs; een technisch rapport ontbreekt.

De consument verlangt dat de vordering ad ƒ 1.032,30 ingetrokken wordt.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Nadat eerder een noodreparatie was verricht, constateerde onze monteur begin februari 2000 dat een dienstleiding beschadigd was ten gevolge van de plaatsing van een vlaggenmast. Door vochtinwerking op de plaats van de beschadiging was uiteindelijk de storing ontstaan. Wij verwijzen naar twee overgelegde foto’s en een door onze monteur opgesteld schaderapport. De noodreparatie hebben wij niet berekend, wel de overige werkzaamheden.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie verwijst naar haar beslissing d.d. 27 maart 2001, waarin zij zich bevoegd verklaarde. Zij oordeelde dat partijen ten aanzien van de onderhavige dienstleiding tot elkaar in een contractuele relatie staan.

Ter zitting erkende de consument dat hij met behulp van een grondboor een vlaggenmast op 20 mei 1999 geplaatst had. Uit het overgelegde schaderapport en de beide foto’s leidt de commissie af dat de schade ontstaan is door de plaatsing van de vlaggenmast. Uit de foto blijkt dat de kabel ter plekke van de vlaggenmast een knik maakt, hetgeen de commissie ervan overtuigt dat de vermelding in het schaderapport dat de kabel is beschadigd in verband met het plaatsen van een vlaggenmast juist is. Daarmee komt vast te staan dat de consument tekortgeschoten is in de zorg die hij had voor de zich in zijn grond bevindende kabel van de ondernemer, waardoor schade is ontstaan.
De vraag is echter in hoeverre deze tekortkoming aan de consument toegerekend kan worden. Ter zitting betoogde de consument dat hij vóór plaatsing de ondernemer gebeld had met de vraag waar kabels liepen omdat hij een vlaggenmast wilde plaatsen. Hij is vervolgens naar een andere instantie verwezen (die hem weer terugverwees naar de ondernemer), hoewel ter zitting door de ondernemer werd medegedeeld dat hij beschikte over schetsen van de loop van de kabels in de grond van de consument. De commissie is van oordeel dat de ondernemer deels eigen schuld heeft, nu hij desgevraagd die schetsen niet ter beschikking heeft gesteld. Voorts heeft de consument nog betoogd de grondboor voorzichtig gehanteerd te hebben, omdat hij rekening hield met kabels die aldaar mogelijk zouden liggen. De commissie is van oordeel dat de consument daarmee de toerekenbaarheid zijnerzijds niet vermindert; hij heeft schade veroorzaakt door kennelijk te weinig zorg te besteden aan de mogelijk aldaar liggende kabels. Voornoemde eigen schuld van de ondernemer (in verband met het, hoewel gevraagd, niet beschikbaar stellen van bedoelde schetsen) stelt de commissie op 25% van de schade, hetgeen betekent dat de consument van de uitgebrachte nota ƒ 774,23 dient te betalen.

Nu de consument deels in het gelijk wordt gesteld dient (artikel 21 Reglement) de ondernemer hem het klachtengeld te vergoeden. De ondernemer is dan op grond van hetzelfde artikel gehouden de commissie behandelingskosten te betalen.

Het voorgaande impliceert dat uit het in depot gestorte bedrag aan de ondernemer toekomt een bedrag van ƒ 774,23 minus ƒ 50,– klachtengeld en minus ƒ 50,– behandelingskosten, per saldo ƒ 674,23. Aan de consument komt toe een bedrag van ƒ 258,07 (ƒ 1.032,30 minus ƒ 774,23) plus ƒ 50,– klachtengeld, totaal ƒ 308,07. Aan de commissie komt ƒ 50,– aan behandelingskosten toe.

Beslissing

De consument dient op de nota van de ondernemer ad ƒ 1.032,30 een bedrag van ƒ 774,23 te betalen. Het meerdere blijft voor rekening van de ondernemer.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van ƒ 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van ƒ 50,–.

Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag ad ƒ 1.032,30 als volgt verrekend:
Aan de ondernemer wordt betaald ƒ 674,23;
Aan de consument wordt betaald ƒ 308,07;
Aan de commissie wordt betaald ƒ 50,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 3 juli 2001.