Partijen zijn een minnelijke regeling ter finale kwijting overeengekomen. De consument kan nu niet meer terugkomen op de klacht.

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Ontvankelijkheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 85686

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de werkwijze, de communicatie en het gedrag van de advocaat. De advocaat heeft de cliënt bijgestaan in een echtscheidingsprocedure en bijkomende procedures.

De cliënt heeft op 23 mei 2013 de klacht voorgelegd aan de advocaat.

De cliënt vordert terugbetaling van de door hem betaalde facturen ter hoogte van € 9.043,56.

Standpunt van de cliënt

Het standpunt van de cliënt luidt in hoofdzaak als volgt.

De advocaat is ernstig tekortgeschoten in zijn dienstverlening, handelwijze en facturatiegedrag. De cliënt is van mening dat de advocaat daarmee zijn persoonlijke, financiële (huidige en toekomstige) en juridische situatie ernstige schade heeft toegebracht.

De klachten van de cliënt over de advocaat zijn – kort samengevat – de volgende:
– de cliënt heeft tweemaal in zijn post van de advocaat stukken van andere zaken/cliënten van de advocaat ontvangen;
– de advocaat heeft beslissingen genomen en gecommuniceerd met de wederpartij zonder de cliënt daarin te kennen. De communicatie van de advocaat was daarnaast onduidelijk. De cliënt heeft de advocaat meerdere malen verzocht beter te communiceren, maar dit heeft niet tot een verbetering van de communicatie geleid;
– de advocaat heeft als reactie op de klachten van de cliënt meerdere malen gedreigd de dienstverlening te staken, terwijl de klachten volgens de cliënt gegrond waren;
– de advocaat heeft kantoorkosten/standaard administratieve handelingen tegen het volledig uurtarief van een advocaat gefactureerd;
– de door de advocaat niet gespecificeerde handelingen werden wel in rekening gebracht;
– er zijn zaken/handelingen door de advocaat gefactureerd die niets met de zaak van de cliënt te maken hadden;
– de advocaat heeft zittingen in rekening gebracht die geen betrekking hadden op de cliënt;
– de cliënt heeft een factuur ontvangen voor het opstellen van een akte, terwijl de advocaat nimmer voor de cliënt een akte heeft opgesteld;
– op de facturen van de advocaat staan dubbele facturatieregels vermeld;
– de advocaat heeft reistijd en kilometers foutief gedeclareerd;
– de advocaat heeft telefoongesprekken in rekening gebracht die nooit zijn gevoerd;
– de advocaat heeft de tijdsduur van zijn werkzaamheden opgerekt;
– de advocaat is op een zitting van de cliënt niet verschenen;
– de advocaat heeft zonder medeweten van de cliënt een tweetal onnodige alimentatieberekeningen gemaakt en gefactureerd;
– de advocaat heeft de tijdsduur van besprekingen foutief geschreven;
– de advocaat heeft de tijdsduur van een zitting foutief geschreven;
– de advocaat heeft ten onrechte mediation gefactureerd;
– de advocaat heeft de finale afrekening onder druk afgedwongen terwijl een zitting van de cliënt aanstaande was.

Op grond van het vorenstaande verzoekt de cliënt de commissie te bepalen dat de advocaat aan de cliënt een bedrag van € 9.043,56 voldoet.

Ter zitting heeft de cliënt verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De cliënt voelde zich gedwongen de tussen partijen getroffen regeling in der minne gestand te doen. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat de cliënt een bedrag van € 5.580,18 aan de advocaat zou betalen. De cliënt verklaart dat hij het eigenlijk niet eens was met deze afspraak, maar dat hij niet anders kon omdat er een zitting aanstaande was en hij snel een andere advocaat moest vinden die de zaak kon overnemen.

De cliënt heeft – desgevraagd – ter zitting erkend dat de advocaat de afgifte van de dossiers van de cliënt niet afhankelijk heeft gemaakt van de betaling van het tussen partijen overeengekomen bedrag van € 5.580,18.
De cliënt heeft ter zitting de totstandkoming van zijn verzoek tot terugbetaling van € 9.043,56 nader toegelicht.

Standpunt van de advocaat

Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak als volgt.

De advocaat betwist hetgeen door de cliënt wordt aangevoerd. De advocaat is van mening dat hij de cliënt naar beste kunnen heeft bijgestaan en aan de zaken van de cliënt alle kunde en tijd die nodig was heeft besteed. De advocaat heeft vier zaken voor de cliënt gedaan. Voorafgaand aan de twee laatste procedures is daarover uitgebreid overleg met de cliënt geweest. De advocaat heeft de cliënt daarbij op de procesrisico’s gewezen. De cliënt wilde de procedures doorzetten en zijn wensen ter zake zijn door de advocaat uitgevoerd. De samenwerking met de cliënt is zeer intensief geweest.

De advocaat stelt dat partijen – onder finale kwijting – een financiële compensatie zijn overeengekomen. Zonder daartoe verplicht te zijn geweest heeft de cliënt hoge bedragen gecrediteerd gekregen om de gevoelens van financieel ongerief weg te kunnen nemen. De advocaat stelt dat het kort geding en het verzoek wijzing voorlopige voorzieningen niet aan de cliënt in rekening zijn gebracht.

De advocaat is van mening dat hij maximaal aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan.
De advocaat vordert voorwaardelijk alsnog terugbetaling van de aan de cliënt gecrediteerde bedragen van € 3.061,89, respectievelijk € 2.772,99 en € 3.363,13.

Ter zitting heeft de advocaat verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De advocaat heeft ter zitting zijn voorwaardelijke vordering ingetrokken.

De advocaat verklaart dat de relatie tussen partijen op een zeker moment niet goed meer verliep. Partijen hebben daarop gezamenlijk besloten dat de advocaat niet langer meer rechtsbijstand aan de cliënt zou verlenen. Op dat moment stond nog ruim een bedrag van € 10.000,– aan declaraties open. De advocaat heeft cliënt een korting gegeven van 40% op het openstaande bedrag. De advocaat verkeerde in de veronderstelling dat daarmee het geschil met de cliënt was opgelost.

De advocaat verklaart dat hij de afgifte van het dossier van de cliënt niet afhankelijk heeft gemaakt van de betaling van het tussen partijen overeengekomen bedrag van € 5.580,18. De advocaat betwist dat een zitting in de zaak van de cliënt aanstaande was. Op het moment dat partijen de betalingsafspraak hebben gemaakt had de cliënt nog geen oproep voor de zitting ontvangen.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.

Nu de advocaat zijn voorwaardelijke vordering ter zitting heeft ingetrokken zal de commissie alleen oordelen over de vordering van de cliënt. De commissie overweegt dienaangaande als volgt.

Kern van het geschil betreft dat de cliënt van mening is dat de advocaat ernstig tekort is geschoten in zijn dienstverlening, handelwijze en facturatiegedrag. De advocaat heeft hierdoor – in de visie van de cliënt – ernstige schade toegebracht aan de persoonlijke, financiële (huidige en toekomstige) en juridische situatie van de cliënt. De cliënt vordert daarom (een gedeelte van) de door hem reeds voldane de-claraties ad € 9.043,56 terug.

Naar aanleiding van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting stelt de commissie vast dat partijen reeds in onderling overleg het thans voorliggende geschil finaal hebben afgewikkeld. De commissie verwijst hierbij naar de inhoud van de hierna te noemen e-mailcorrespondentie tussen partijen.

De cliënt heeft op 4 november 2013 een e-mail aan de advocaat verzonden waarin hij – voor zover thans van belang – aan de advocaat schreef:

“Er rest ons dan ook twee mogelijkheden:
1. U blijft mijn zaak behartigen met volledige inzet onder de volgende voorwaarden:
   (… …)
2. Onze wegen scheiden zich en uw draagt na betaling door mij van het finale bedrag van € 4.743,15 het complete dossier aan mij over. Zonder uitzonderingen. Onze verbintenis is dan daarmee afgedaan en er zullen geen verder facturen meer naar mij verstuurd worden.”

De advocaat heeft in de e-mail van 4 november 2013 als volgt – voor zover thans van belang – op voornoemde e-mail van de cliënt gereageerd:

“Ik leg de behandeling van de zaken neer en zal de dossiers voor jou laten klaarleggen. Na ontvangst van de E 5.580,18 –ter finale kwijting over en weer- door ons kun je de dossiers (laten) ophalen. Accepteer je dit aanbod niet vervalt het en blijft de E 9.198,02 staan.”

De cliënt heeft in zijn e-mail van 4 november 2013 als volgt – voor zover thans van belang – op voornoemde e-mail van de advocaat gereageerd:

“Spijtig te horen van jouw keuze. No hard feelings hoor. Kan je mij een eindfactuur sturen voor het bedrag van € 5.580,18. Zodra ik deze binnen heb zal ik het bedrag per ommegaande overmaken en aansluitend daarop een afspraak maken om het gehele dossier op te halen.”

Tot slot schrijft de cliënt – voor zover thans van belang – in de e-mail van 7 november 2013 aan de advocaat:

“Ik maak het finale bedrag genoemd in de factuur vanmiddag over. Hiermee zijn dan ook alle dossiers gesloten en heb jij verder geen vorderingen meer op me.”

Dat wordt nog versterkt door de omschrijving bij de overboeking van meergenoemd bedrag dat blijkens het door de cliënt overgelegde overzicht – voor zover van belang – luidt: “Finale afrekening (…)”.

Alles in onderlinge samenhang bezien is de commissie van oordeel dat partijen ter oplossing van hun dispuut een regeling in der minne hebben getroffen en partijen op de hoogte waren van de gevolgen hiervan, nu zij beiden in de bovenstaande e-mailcorrespondentie de finale kwijting hebben benadrukt. De cliënt heeft het overeengekomen bedrag van € 5.580,18 aan de advocaat voldaan.
De commissie is van oordeel dat – gelet op het vorenstaande – het de cliënt dan niet vrij staat om hetzelfde geschil opnieuw ter discussie te stellen door een klacht in te dienen bij de commissie.
De cliënt heeft weliswaar gesteld dat hij zich door de advocaat onder druk gezet voelde (mede omdat er een zitting aanstaande was), maar hiervan is de commissie niet gebleken. De commissie merkt in dit kader op dat de cliënt ter zitting heeft erkend dat de advocaat de afgifte van de dossiers van de cliënt niet afhankelijk heeft gemaakt van de betaling van het overeengekomen bedrag van € 5.580,18. Daarbij komt dat de advocaat ter zitting – onweersproken – heeft gesteld dat ten tijde van de door partijen getroffen regeling in der minne door de rechtbank de oproep voor de zitting van de zaak van de cliënt nog niet was verzonden. Evenmin is uit de bovenstaande e-mailcorrespondentie tussen partijen gebleken dat de cliënt zich niet kon verenigen met de tussen partijen getroffen regeling in der minne.

Uit het voorgaande volgt dan ook dat de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande komt de commissie niet meer toe aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil.

Nu de klacht van de cliënt niet-ontvankelijk wordt verklaard is het naar het oordeel van de commissie gerechtvaardigd dat het klachtengeld voor rekening van de cliënt dient te komen. De cliënt heeft het klachtengeld reeds voldaan, zodat de commissie daarover niet meer hoeft te beslissen.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere be-spreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 14 juli 2014.