Commissie: Water
Categorie: Installatie
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE06-1232
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de plaatsing van een watermeter ter zake van de levering van water.
De consument heeft de klacht in 2004 voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument verlangt de plaatsing van een watermeter in de meterkast, waarbij de leidingen niet zichtbaar zijn weggewerkt. De consument kan niet worden verplicht plaatsing van de watermeter te dulden op het toilet. De ondernemer is voorts gehouden de extra kosten voor plaatsing van de watermeter voor zijn rekening te nemen.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het toilet is te klein voor de plaatsing van de meter; het toilet is 80 bij 80 cm groot, terwijl de meter ongeveer 50 cm groot is. Plaatsing van de meter brengt mee dat er een flinke uitstulping in het toilet komt. De consument is van oordeel dat dit geen gezicht is en dat zijn huis er minder waard door wordt. Plaatsing van de meter in het toilet is zijns inziens dan ook geen oplossing. Plaatsing van de meter in de meterkast is niet problematisch, daar de leidingen kunnen worden getrokken via de houten vloer en de meterkast zich op maar 2,5 meter afstand van de wateraansluiting bevindt. De consument heeft principiële bezwaren tegen plaatsing van de meter in de meterkast op zijn kosten.
De consument verlangt de vaststelling door de commissie dat hij niet gehouden is plaatsing van de meter in het toilet te dulden en dat de ondernemer gehouden is op zijn kosten de meter in de meterkast te plaatsen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer is sinds 1997 bezig met een grootschalig bemeteringsproject ten behoeve van de plaatsing van ca. 365.000 watermeters. Steeds is tevergeefs getracht met de consument een afspraak te maken om ook bij hem een watermeter te plaatsen.
De consument is eigenaar van een woning in ###. Bij een bezoek is vastgesteld dat de meest geschikte plaats voor plaatsing van de watermeter het toilet zou zijn, waar de wateraansluiting de woning binnenkomt. De consument heeft aangegeven niet in te stemmen met plaatsing van de meter op die plaats, maar een voorkeur te hebben voor plaatsing in de meterkast. Deze meterkast heeft geen aardlekschakelaar, zodat plaatsing van de meter daar in strijd is met de geldende veiligheidsvoorschriften, terwijl bovendien de aansluiting zou moeten worden verlengd en extra leidingen zouden moeten worden aangelegd. De ondernemer heeft de consument laten weten slechts tot plaatsing van de meter in de meterkast over te willen gaan indien de consument de kosten voor het plaatsen van een aardlekschakelaar en het doortrekken van de leidingen voor zijn rekening zou willen nemen. De consument was hiertoe niet bereid. De ondernemer is van oordeel dat het niet meer dan redelijkheid is dat de extra kosten door de consument worden gedragen, nu de ondernemer reeds de kosten van de watermeter en de plaatsing ervan voor zijn rekening neemt.
De ondernemer heeft op grond van artikel 4 lid 1 van zijn algemene voorwaarden het recht over te gaan tot bemetering. Zijn handelwijze is in overeenstemming met het overheidsbeleid. De landelijke overheid dringt er al geruime tijd bij de waterleidingbedrijven op aan dat ieder huishouden dat is aangesloten op het openbare drinkwaternet, individueel bemeterd wordt, zodat ieder huishouden zal betalen naar zijn verbruik. Ook de commissie heeft in haar uitspraken regelmatig op de noodzaak hiertoe gewezen, daar zij de berekening van de verschuldigde bedragen op deze wijze als de enige eerlijke manier zag. De ondernemer beroept zich in dit verband onder meer op de uitspraak van de commissie van 3 december 1998 in dossiernummer OPN98-0060, waarin de commissie stelde dat de berekening van het verbruik via het oppervlaktetarief op dat moment niet onredelijk bezwarend kon worden geacht, maar waarin zij tevens stelde niet uit te sluiten dat zij in de toekomst tot een ander oordeel zou komen.
De ondernemer merkt ten slotte op dat na afloop van de bemetering een opleveringsformulier wordt getekend zodat blijkt dat de verbruiker tevreden is over het resultaat en dat eventuele schade in redelijkheid wordt vergoed.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De meter is inderdaad ongeveer 50 cm groot. De ondernemer is van oordeel dat plaatsing ervan in het toilet een keurige oplossing is. Het feit dat in de meterkast bij de elektrische installatie geen aardlekschakelaar is geplaatst, is een gebrek in die installatie. De ondernemer merkt op dat indien de kosten voor het verleggen van de leidingen door hem moeten worden gedragen, dit ten koste gaat van andere afnemers. De ondernemer hanteert in dit verband de richtlijn dat de kosten voor verlegging van de aansluiting binnen een meter van het punt van aansluiting voor zijn rekening kunnen komen, maar dat voor verder gelegen plaatsen de kosten door de consument dienen te worden gedragen.
De ondernemer verzoekt de commissie uit te spreken dat de consument binnen drie maanden na de uitspraak van de commissie verplicht is mee te werken aan de bemetering, op straffe van een boete van € 250,– voor elke dag na deze termijn waarop door toedoen van de consument niet tot plaatsing kan worden overgegaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Vaststaat dat de ondernemer met de invoering van de bemetering in overeenstemming handelt met het landelijke overheidsbeleid. De commissie stelt voorts vast dat artikel 4 lid 1 van de algemene voorwaarden van de ondernemer meebrengt dat de consument gehouden is plaatsing van de meter te dulden. Deze bepaling geeft echter niet aan dat de ondernemer kan beslissen waar de meter zal worden geplaatst. De ondernemer heeft ook geen andere bepalingen aangevoerd waar een dergelijke bevoegdheid van de ondernemer op kan worden gebaseerd. Onder deze omstandigheden brengt dit naar het oordeel van de commissie met zich dat de consument als eigenaar van de woning in beginsel gerechtigd is aan te geven waar de meter geplaatst dient te worden, mits de consument daarbij binnen de grenzen van de redelijkheid handelt. De meerkosten voor de plaatsing van de meter op de door de consument aangewezen plaats dienen in beginsel door de ondernemer – die immers opdracht tot plaatsing van de meter geeft – te worden gedragen. Dit is anders indien de consument wel in redelijkheid plaatsing van de meter op een andere plaats dan door de ondernemer gewenst kan verlangen, doch niet in redelijkheid zou mogen verwachten dat de ondernemer de meerkosten hiervoor geheel voor zijn rekening neemt. Hiervan is naar het oordeel van de commissie in ieder geval sprake indien de meerkosten geheel of ten dele veroorzaakt worden doordat de installatie van de consument in technisch opzicht gebrekkig is.
De commissie stelt in dit verband voorop dat plaatsing van de meter in het toilet gezien de grootte van de meter en het – naar door de consument onweersproken aangevoerde – geringe formaat van het toilet in redelijkheid niet van de consument kan worden gevergd. De commissie is van oordeel dat in het onderhavige geval plaatsing van de meter in de meterkast veel meer voor de hand ligt. De commissie overweegt voorts dat door de ondernemer erkend is dat plaatsing van de meter aldaar technisch mogelijk is, zij het dat naast het verleggen van de leidingen tevens werkzaamheden aan de elektrische installatie nodig zijn. Voorts staat vast dat de meterkast zich op ongeveer twee en halve meter afstand van de wateraansluiting bevindt, zodat ook niet kan worden gesteld dat de afstand tussen de meterkast en de wateraansluiting onredelijk groot is. Onder deze omstandigheden kan de consument in redelijkheid plaatsing van de meter in de meterkast verlangen.
Zoals hierboven overwogen dienen de kosten voor de plaatsing van de meter in de meterkast in beginsel door de ondernemer te worden gedragen. Dat is echter in ieder geval anders voor zover de meerkosten geheel of ten dele veroorzaakt worden doordat de installatie van de consument in technisch opzicht gebrekkig is. De commissie is van oordeel dat hiervan in het onderhavige geval sprake is. Door de ondernemer is onweersproken aangevoerd dat de meterkast thans geen aardlekschakelaar heeft, zodat plaatsing van de meter op dit moment in strijd zou zijn met de geldende veiligheidsvoorschriften. Voor plaatsing van de meter in de meterkast is dan ook aanpassing van de elektrische installatie vereist. De commissie is van oordeel dat indien de consument plaatsing van de meter in de meterkast verlangt, hij ervoor dient in te staan dat de meter daar ook daadwerkelijk geplaatst mag worden. Dat de elektrische installatie daar thans niet voor geschikt is, is een omstandigheid in de risicosfeer van de consument en dient derhalve voor zijn rekening te komen. De consument dient derhalve er zorg voor te dragen dat binnen twee maanden na ontvangst van dit bindend advies de elektrische installatie voor de plaatsing van de watermeter geschikt is.
De commissie is van oordeel dat geen termen bestaan om tegemoet te komen aan het verzoek van de ondernemer om de verplichting van de consument tot medewerking aan de plaatsing van de meter te versterken met het opleggen van een boete. De commissie stelt vast dat de ondernemer op grond van het bepaalde in artikel 21 lid 1 in samenhang met artikel 18 lid 1 onder c van zijn algemene voorwaarden onder omstandigheden gerechtigd is een boete op te leggen aan de consument. De commissie is evenwel van oordeel dat vooralsnog geen reden bestaat om aan te nemen dat de consument geen gehoor zal geven aan dit bindend advies. De commissie overweegt voorts dat het opleggen van een boete per dag waarop de consument niet tot medewerking bereid is, het karakter van een dwangsom heeft en dat de ondernemer slechts in uitzonderlijke gevallen tot het opleggen van een dergelijke boete bevoegd kan worden geacht.
Nu de klacht van de consument gedeeltelijk gegrond is, dient de ondernemer bovendien overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument is gehouden plaatsing van de meter te dulden.
De consument is gehouden er zorg voor te dragen dat de elektrische installatie in de meterkast binnen 2 maanden na ontvangst van dit bindend advies geschikt is voor de plaatsing van de watermeter in de meterkast. De kosten voor aanpassing van de elektrische installatie dienen te worden gedragen door de consument.
De ondernemer dient alsdan tot plaatsing van de meter in de meterkast over te gaan. De kosten voor plaatsing van de meter in de meterkast dienen door de ondernemer te worden gedragen, met uitzondering van de kosten die gemaakt dienen te worden voor aanpassing van de elektrische installatie.
De ondernemer is gehouden een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.
Het door de ondernemer en de consument anders of meer gevorderde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 27 oktober 2006.