Commissie: Advocatuur
Categorie: Kostenopgave / Redelijkheid en billijkheid / Transparant en duidelijk
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
225672/231397
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De uitspraak gaat over een overeenkomst tussen eiser en verweerder betreffende verrichtte werkzaamheden. Eiser heeft werkzaamheden verricht voor verweerder. De verweerder heeft eiser hiervoor niet betaalt. Volgens de verweerder heeft de eiser geen opdrachtbevestiging gestuurd en daarnaast is hij er niet op gewezen dat de rechtsbijstandsverzekeraar van verweerder voor de strafzaak geen dekking gaf. De commissie beslist als volgt. Tussen partijen zijn geen duidelijke prijsafspraken gemaakt en er is ook geen opdrachtbevestiging gestuurd. Het uurtarief was voor verweerder dus niet duidelijk, ook heeft hij hiermee niet ingestemd. De eiser heeft de verantwoordelijkheid om transparant en duidelijk te zijn wat betreft zijn kostenopgave. De eiser heeft daarmee niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat verwacht mag worden. De commissie past de vergoeding op grond van de redelijkheid en billijkheid aan.
De uitspraak
Ondergetekenden:
de heer mr. N. Schaar te Bussum, de heer mr. I.L. Haverkate te Abcoude, de heer P.C.J. Dinkgreve RA te Zeist, die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in een e-mail van 14 april 2023, waarbij partijen overeenkomen de kwestie voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).
De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld.
Standpunt van eiser
Voor het standpunt van eiser verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. Eiser heeft werkzaamheden verricht voor verweerder in een jachtkwestie. In totaal heeft eiser aan de zaak besteed 33,6 uur tegen een uurtarief van € 225,– ex btw. Bij verweerder is in rekening gebracht een totaalbedrag van € 7.623,–. Verweerder heeft de kosten niet voldaan. Eiser heeft getracht de kwestie in der minne te schikken met verweerder. Dit is niet gelukt, zodat eiser thans de commissie verzoekt verweerder te veroordelen tot betaling van € 7.623,–, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 november 2022 en te vermeerderen met de kosten van deze procedure.
Standpunt van verweerder
Voor het standpunt van verweerder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Eiser is niet met verweerder overeengekomen dat hij zijn werkzaamheden verricht op basis van een uurtarief ad € 225,– excl. btw. Eiser heeft geen opdrachtbevestiging gestuurd aan verweerder en hij heeft evenmin bij de aanvang van zijn werkzaamheden gewezen op het feit dat de rechtsbijstandsverzekeraar van verweerder voor de strafzaak geen dekking gaf. Eerst na het versturen van zijn declaratie heeft eiser op (herhaald) verzoek van verweerder contact gelegd met diens rechtsbijstandsverzekeraar, die afwijzend reageerde. Eiser verklaart het niet versturen van een opdrachtbevestiging en van een tussentijdse declaratie met een verwijzing naar de gezamenlijke bekende uit jachtwereld. Het hebben van een gezamenlijke bekende verklaart en/of rechtvaardigt geenszins het niet versturen van een opdrachtbevestiging en/of van een tussentijdse declaratie, temeer niet nu regel 17 lid 2 van de gedragsregels eiser verplicht tot openheid en duidelijkheid over zijn honorarium alvorens hij zijn werkzaamheden aanvangt. De ontstane onduidelijkheid terzake de kosten heeft ertoe geleid dat tegen een strafrechtelijke boete van € 200,–, die buiten rechte afgedaan had kunnen worden, uiteindelijk voor € 7.623,– aan kosten voor juridische bijstand gemaakt is. Eiser stelt ten onrechte dat hij verweerder gewezen heeft op artikel 591a Sv. Er is voorafgaand aan noch tijdens de werkzaamheden überhaupt gesproken over de kosten van eiser. Volgens de opgave van eiser bedragen de kosten in eerste aanleg € 1.361,25 incl. BTW, oftewel bijna 7 keer de hoogte van de boete. Eiser adviseerde verweerder in hoger beroep te gaan. Los van de haalbaarheid van het hoger beroep, had eiser gelet op de inmiddels kennelijk door hem aan de strafzaak bestede uren, verweerder zonder meer op dat moment (nogmaals) moeten wijzen op het procesrisico en op de met het hoger beroep gepaard gaande kosten. In dat geval had verweerder nooit hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Eiser is aldus te kort geschoten in de zorgplicht die ingevolge artikel 7:401 BW op hem rust en heeft bij zijn werkzaamheden niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen.
Behandeling van het geschil
Op 15 juli 2024 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door mevrouw mr. M. Gardenier fungerend als secretaris. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Verweerder is verschenen, samen met zijn gemachtigde de heer mr. A.A.M. van Beek. Eiser is niet ter zitting verschenen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van eiser hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De commissie stelt vast dat tussen partijen geen duidelijke prijsafspraken zijn gemaakt terzake de werkzaamheden van eiser en dat door eiser geen opdrachtbevestiging is verstuurd aan verweerder.
Evenmin is sprake geweest van een tussentijdse kostenopgave/declaratie, waaruit verweerder de kosten en het uurtarief had kunnen afleiden. Dat de werkzaamheden van eiser op basis van een uurtarief van
€ 225,– ex btw verricht zouden worden, was derhalve voor verweerder niet duidelijk en hij heeft hiermee ook niet ingestemd. De omstandigheid dat verweerder ook zelf – voorafgaand of gedurende de procedure – had kunnen informeren naar de kosten bij eiser, maakt niet dat de verantwoordelijkheid tot een transparante en duidelijke kostenopgave primair op eiser rust.
Door op geen enkele wijze met verweerder afspraken te maken over de door eiser te maken kosten,
heeft eiser onzorgvuldig jegens verweerder gehandeld en daarmee niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De commissie is daarom van oordeel dat het door eiser gevorderde bedrag van € 7.623,– vermeerderd met wettelijke rente in redelijkheid niet toegekend kan worden.
De commissie ziet zich gesteld voor de vraag welk te declareren bedrag redelijk is bij gebreke van een duidelijke afspraak over een uurtarief dan wel een maximaal redelijke vergoeding voor de werkzaamheden. De commissie acht het niet redelijk dat zij daarbij uitgaat van de systematiek dat per uur gedeclareerd wordt en de urenstaat van eiser dan als uitgangspunt geldt, nu dit immers niet met verweerder is afgesproken.
De commissie zal derhalve op grond van redelijkheid en billijkheid een vergoeding voor de verrichte werkzaamheden bepalen. Eiser heeft – voorafgaand aan deze arbitrale procedure – een aanbod gedaan aan verweerder om het geschil te beslechten, inhoudende matiging van de kosten van het hoger beroep met 50%, hetgeen neerkomt op een verlaging van de declaratie met een bedrag van € 2.587,50 exclusief btw. Verweerder is hiermee niet akkoord gegaan en heeft aangegeven € 1.125,00 exclusief btw te willen voldoen. De commissie zal het door verweerder te betalen bedrag – gelet op het ontbreken van een ontvangstbevestiging/prijsafspraken/tussentijdse declaratie, de werkzaamheden die door de advocaat zijn verricht en het belang van de zaak – in redelijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.000,– inclusief btw. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat eiser ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Beslissing
De commissie:
– wijst de vordering van eiser toe tot een bedrag van € 2.000,– inclusief btw en veroordeelt verweerder tot betaling van dit bedrag;
– bepaalt dat het bedrag dat eiser ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie;
– wijst het meer of anders verzochte af.
Dit arbitraal vonnis is gewezen te Utrecht op en door de arbiters van de Geschillencommissie Advocatuur ondertekend.