Precariorechten zijn bedrijfskosten en mogen worden doorberekend

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Water    Categorie: Tariefbepalingen    Jaartal: 2012
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: OPN-D01-0016

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het gaat in dit geschil om de vraag of de ondernemer de aan hem opgelegde precariorechten mag doorberekenen via de aan de consument gezonden factuur voor waterlevering.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Op de door mij ontvangen nota van de ondernemer staat gespecificeerd een bedrag voor precariorechten. Daarmee wordt gedoeld op een door de gemeente Den Haag aan de ondernemer opgelegde heffing voor het recht waterleidingen in gemeentegrond te mogen hebben. Andere ondernemers berekenen een dergelijke heffing niet door. Dat deze ondernemer dat wel doet acht ik in strijd met artikel 1 van de Grondwet (allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld). Ik wijs erop dat de leidingen eigendom zijn van de ondernemer. Andere bedrijven als Eneco, KPN en kabelmaatschappijen krijgen geen precario opgelegd.

De consument verlangt – zo begrijpt de commissie – een verbod aan de ondernemer om de precariorechten aan de consument door te berekenen.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Bedoelde heffing is een onderdeel van de bedrijfskosten. Om te laten zien dat per gemeente verschillende heffingen opgelegd worden, is de precarioheffing niet in de kubieke meterprijs opgenomen, maar afzonderlijk in rekening gebracht. Wij verwijzen naar onze Tarievenregeling. Dat wij gerechtigd zijn deze bedrijfskosten door te berekenen volgt ook uit artikel 14 lid 1 en 3 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Ter zitting verklaarde de consument dat de aan de ondernemer opgelegde precariorechten inderdaad voor de ondernemer bedrijfskosten zijn. Hij betwist echter dat die kosten doorberekend mogen worden.
De commissie is van oordeel dat het de ondernemer vrijstaat zijn tarief te berekenen op de wijze die hem goeddunkt, behoudens controle van overheidswege of marginale controle door de commissie. In dit geval bestaat het tarief naast vastrecht uit een prijs per kubieke meter en een vast bedrag voor in de betreffende gemeente aan de ondernemer berekende precarioheffing. De bedrijfskosten van de ondernemer zijn dan ook in die drie tariefcomponenten verwerkt, hetgeen correct geoordeeld moet worden. Overigens is zulks in overeenstemming met de Tarievenregeling, die gebaseerd is op de toepasselijke Algemene Voorwaarden.
Het door de consument gedane beroep op de Grondwet wordt verworpen. Daargelaten de vraag of een dergelijk beroep ook tegen anderen dan de Staat gedaan kan worden, is hier geen sprake van discriminatie in de zin van genoemd artikel. Het staat elke waterleverancier in principe vrij een verschillend tarief aan zijn consumenten te berekenen, gelijk hierboven reeds overwogen is.

Terzijde merkt de commissie op dat het door de ondernemer gedane beroep op artikel 14 lid 3 van de Algemene Voorwaarden niet juist is. Dat lid ziet op heffingen bovenop de kostprijs. Hier gaat het om heffingen die tot de kostprijs behoren. Een en ander neemt niet weg dat het door de ondernemer gedane beroep op lid 1 van meergenoemd artikel wel juist is, hetgeen hierboven reeds toegelicht is.

Uit het voorgaande volgt dat de klacht afgewezen moet worden.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 29 mei 2001.