Productiefout laptop openbaart zich binnen economische levensduur, ondernemer moet reparatiekosten van consument vergoeden

  • Home >>
  • Thuiswinkel >>
De Geschillencommissie




Commissie: Thuiswinkel    Categorie: (non)conformiteit / Herstel    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 12510/20151

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Het geschil gaat over een laptop die een defect in het beeldscherm aangeeft. De consument heeft de laptop ter reparatie aangeboden bij de ondernemer. De consument heeft onder protest € 110,– reparatiekosten betaald. De consument vindt dat zij recht heeft op een kosteloze reparatie en wil daarom terugbetaling van de reparatiekosten. Volgens de ondernemer heeft de consument de laptop, op een maand na, drie jaar zonder klachten kunnen gebruiken. De ondernemer biedt op de laptop een fabrieksgarantie van twee jaar. Als een gebrek ontstaat na de fabrieksgarantie is de ondernemer niet verplicht om de reparatiekosten volledig te betalen. De ondernemer stelt dat vanwege het feit dat de laptop gedurende 35 maanden geen defect heeft vertoond er geen sprake is van non-conformiteit. Daarom kunnen de kosten van herstel niet van de ondernemer teruggevraagd worden. De commissie oordeelt dat de geleverde laptop een productiefout had en deze heeft zich binnen de door de consument te verwachten levensduur openbaar gemaakt.  De laptop beantwoordt dus niet aan de overeenkomst, het bevat niet de juiste eigenschappen die de consument mocht verwachten. De klacht is gegrond en de ondernemer moet de reparatiekosten terugbetalen.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 3 september 2016 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een Acer Aspire V3-372-588s tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 799,–.

De levering vond plaats op of omstreeks 3 september 2016.

Het geschil betreft de vraag waartoe de ondernemer gehouden is bij een voor het einde van de economische levensduur aan het licht gekomen gebrek.

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Vanwege een defect in het beeldscherm van de laptop heeft de consument deze ter reparatie aangeboden. De ondernemer meldde dat de laptop volgens de door de ondernemer gehanteerde richtlijn van techniek Nederland nog binnen de economische levensduur valt en dat het defect wordt veroorzaakt door een fabricagefout.

Desondanks heeft de ondernemer € 110,– reparatiekosten in rekening gebracht. De consument heeft die onder protest betaald.

Volgens de consument heeft zij echter recht heb op kosteloze reparatie.

De consument verlangt terugbetaling van de onder protest betaalde reparatiekosten ad € 110,–.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft het product -op een maand na- drie jaar zonder klachten kunnen gebruiken. De ondernemer biedt op de laptop een fabrieksgarantie van twee jaar. Als een gebrek ontstaat na de fabrieksgarantie is de ondernemer niet verplicht om de reparatiekosten volledig te voldoen.
Normaliter wordt een formule van Techniek Nederland gevolgd om tot een verdeling van de reparatiekosten te komen. Volgens deze formule zou de consument de reparatiekosten nagenoeg volledig moeten betalen. De laptop was immers bijna aan het einde van de economische levensduur.

Voor een laptop van € 799,– is de levensduur begroot op 36 maanden, terwijl de laptop van de consument toen het defect geconstateerd werd 35 maanden oud was. De totale reparatiekosten bedragen € 157,69. Uitgaande van de gemelde formule zouden de kosten die voor rekening van de consument zouden moeten komen € 153,31 bedragen.

De ondernemer is de consument tegemoet gekomen door een groot deel van de reparatiekosten op zich te nemen, geheel onverplicht. De ondernemer heeft dan ook al meer gedaan dan waartoe de ondernemer gehouden is.

Het is niet juist dat volgens artikel 7:21 lid 1 jo. lid 2 BW een verkopende partij moet overgaan tot kosteloos herstel of vervanging als het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt. Vanwege het feit dat de laptop gedurende 35 maanden geen defect heeft vertoond is er geen sprake van non-conformiteit.
Daarom kunnen de kosten van herstel niet op de ondernemer verhaald worden.

Bovendien zou de ondernemer niet tot kosteloos herstel of vervanging gehouden zijn, omdat de twee jaar fabrieksgarantie verstreken is.
Na de fabrieksgarantie dient de formule van Techniek Nederland toegepast te worden om de bijdrage in de reparatiekosten te bepalen. Daarmee zou € 153,31 voor rekening van de consument komen en € 4,31 voor rekening van de ondernemer.

Omdat de ondernemer al € 47,69 voor rekening heeft genomen heeft de ondernemer meer gedaan dan waartoe de ondernemer gehouden is.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De ondernemer heeft in een mailbericht van 16 augustus 2019 aan de consument bevestigd dat sprake is van een productiefout.

Derhalve staat tussen partijen – en daarmee ook voor de commissie- vast dat de geleverde laptop een productiefout had.

De productiefout heeft zich binnen de door de consument te verwachten levensduur gemanifesteerd. Daarmee staat vast dat het apparaat niet beantwoordt aan de overeenkomst, het apparaat bezit niet de eigenschappen die de consument op grond van de overeenkomst mocht verwachten, die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan zij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.

Uitgangspunt van de Europese consumentenrichtlijn is dat bij non-conformiteit door een ondernemer aan een consument geen kosten in rekening gebracht mogen worden voor het alsnog nakomen. (Zie hierover bijvoorbeeld Prof. Dr. M.B.M. Loos, Monografieen BW B65b, Consumentenkoop vierde druk 2019, pg 85 en 86). Dit uitgangspunt is door het Hof van Justitie EU bevestigd in het zogeheten Quelle-arrest, waarin het hof overweegt (overwegingen 33 en 34):

Zowel uit de tekst als uit de relevante voorstukken van de richtlijn blijkt dus dat voor de gemeenschapswetgever de kosteloosheid van het in overeenstemming brengen van het goed door de verkoper een wezenlijk element van de door deze richtlijn aan de consument verleende bescherming is.

Deze op de verkoper rustende verplichting om het goed kosteloos in overeenstemming te brengen, hetzij in de vorm van herstel hetzij in de vorm van vervanging van het niet-conforme goed, beoogt de consument te beschermen tegen het risico van financiële lasten, dat, zoals de advocaat-generaal in punt 49 van haar conclusie heeft opgemerkt, hem zonder die bescherming ervan zou kunnen weerhouden zijn rechten geldend te maken. Op grond van deze door de gemeenschapswetgever gewilde kosteloosheid moet worden uitgesloten dat de verkoper financiële aanspraken geldend maakt in het kader van de nakoming van zijn verplichting om het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft, in overeenstemming te brengen.

En verder (overweging 41):

Ingeval de verkoper een niet-conform goed levert, voert hij de verbintenis die hij bij de verkoopovereenkomst is aangegaan, niet correct uit en moet hij dus opkomen voor de gevolgen van de slechte uitvoering van die verbintenis. Dat de consument, die de verkoopprijs heeft betaald en zijn contractuele verbintenis dus correct heeft uitgevoerd, een nieuw goed ontvangt ter vervanging van het niet-conforme goed, levert geen ongerechtvaardigde verrijking op. Hij ontvangt slechts met vertraging een goed dat in overeenstemming is met de bepalingen van de overeenkomst, een goed dat hij van meet af aan had moeten ontvangen.

De wettelijke bepalingen die betrekking hebben op non-conformiteit zijn voor consumentenkoopover-eenkomsten van dwingend recht. Dat betekent dat contractspartijen daar niet van kunnen afwijken en dat ook de gedragscode van een branchevereniging de wettelijke regels niet opzij kan zetten.

De consument heeft een product geleverd gekregen dat niet voldoet aan de er aan te stellen eisen. De consument zou voor het verstrijken van de verwachte economische levensduur kosten moeten maken om een productiefout te laten herstellen. Dat zou in strijd zijn met de geldende bepalingen in het consumentenrecht.

Daarom heeft de consument recht op kosteloos herstel of kosteloze vervanging van het aan haar geleverde apparaat.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

De ondernemer dient de door de consument onder protest betaalde herstelkosten ten bedrage van € 110,– aan de consument terug te betalen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument de herstelkosten ten bedrage van vergoeding van € 110,– terug.
Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Thuiswinkel, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, mr. S.L.R. van Nuijs en mr. P. Rijpstra, leden, op 5 mei 2020.