Recron-voorwaarden seizoenplaatsen dan wel vaste plaatsen van toepassing op de beëindiging van de overeenkomst wegens herstructurering. Voor kampeermiddel met aanbouw.

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Recreatie    Categorie: Herstructurering    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REC03-0239

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen dan wel vaste plaatsen van toepassing zijn op de beëindiging van de overeenkomst.
 
Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument huurt sinds 1977 een standplaats bij de ondernemer. Zijn huidige standplaats huurt hij sinds 1987. De camping bestaat al ruim 30 jaar. In 1996 is de camping overgenomen door de huidige ondernemer. Op de camping worden zogenoemde jaarplaatsen en seizoenplaatsen verhuurd. De camping is gedurende de maanden november tot en met maart gesloten voor zowel jaarplaats- als seizoenplaatshouders. De kampeermiddelen blijven ook bij seizoenplaatsen het hele jaar op de standplaats staan.
Op 23 oktober 2002 ontvingen zowel de jaarplaats- als de seizoenplaatshouders een aankondiging van een ingrijpende herstructurering. In die brief staat onder meer: “ De plannen zullen over twee jaar, conform de Recron-voorwaarden, resulteren in het opzeggen van de jaar- en seizoenplaatsen”. Op 13 augustus 2003 schreef de ondernemer aan de recreanten dat er geen nieuwe seizoenplaatsovereenkomsten zouden worden afgesloten na 31 oktober 2004 en dat de overeenkomsten van de jaarplaatshouders zijn opgezegd per 31 december 2004. 
Volgens de ondernemer huurt de consument een seizoenplaats. De consument meent dat zijn standplaats aangemerkt moet worden als een vaste standplaats. Afgezien van de aansluiting op de nutsvoorzieningen verschilt de positie van de consument niet van de positie van de huurders van de door de ondernemer als jaarplaatsen aangeduide standplaatsen. Het enige verschil tussen de jaar- en de seizoenplaatsen is dat de jaarplaatsen aansluiting op riolering, water en 16 ampère elektriciteit bieden en de seizoenplaatsen alleen aansluiting op 4 ampère elektriciteit. Dat verklaart volgens de consument ook het prijsverschil tussen de seizoen- en de jaarplaatsen.
Het kampeermiddel van de consument staat gedurende het hele jaar op dezelfde standplaats en dat onafgebroken sinds de aanvang van de eerste overeenkomst. De overeenkomst loopt feitelijk jaarlijks automatisch door. Voor aanvang van de nieuwe huurperiode ontvangen de recreanten gelijktijdig een factuur voor de nieuwe huurperiode, een inschrijfformulier en sinds een aantal jaren de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen.
Aanvankelijk liep de huurperiode van de seizoenplaatsen van 1 april tot en met 31 maart van het volgende jaar. Dat is dus een jaarplaats. Met ingang van 1997 stuurde de ondernemer de seizoenplaatshouders een rekening voor de periode 1 april tot en met 31 oktober en in het najaar een tweede rekening voor de aansluitende periode 1 november tot en met 31 maart van het volgende jaar. De ondernemer heeft deze splitsing in 2 rekeningen niet toegelicht.
De consument bezit een toercaravan waaraan een huisje is gebouwd. Het huisje wordt gebruikt als woonruimte en in de daarachter gelegen caravan is de slaapruimte. De consument kreeg in 1992 toestemming van de ondernemer de aanbouw te vervangen door een nieuwe aanbouw. Door deze aanbouw is de caravan niet meer verplaatsbaar. De caravan zelf kan, gezien de ouderdom, niet meer rijdend worden vervoerd. 
In 1997 werd het Aanvullende reglement voor jaar- en seizoenplaatsen van kracht. In dat reglement staat dat het vanaf 1 januari 1997 niet meer is toegestaan om aan te bouwen/te verbouwen of andere veranderingen aan de caravan aan te brengen. Dit geldt zowel voor de jaar- als seizoenplaatsen. Zoals hierboven vermeld, kreeg de consument toch toestemming voor en nieuwe aanbouw in 1992.
Voorts bevat het reglement voorschriften voor het bouwen van schuurtjes en tuinafscheidingen die eveneens zowel voor jaarplaatsen als seizoenplaatsen gelden. Bovendien staat in dit reglement: ”Vanaf 1 januari 1999 is het voor seizoenplaatshouders niet meer toegestaan om hun caravan met aan- en bijbouwsels te verkopen”.
Artikel 1 onder c van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen van 1998 definieert een vaste plaats als “een plaats die is ingericht om gedurende het gehele jaar een stacaravan, bungalow, zomerhuis of enig ander expliciet overeengekomen vakantieverblijf te plaatsen (ongeacht de periode van gebruik, echter zonder dat er van permanent verblijf sprake is)”. De aanhef van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen van 1998 bepaalt uitdrukkelijk: “Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle overeenkomsten tot gebruik van vaste plaatsen”. De ondernemer is derhalve verplicht de Recron-voorwaarden vaste plaatsen toe te passen op de overeenkomst met de consument.
Dat ook de ondernemer beseft dat de consument huurder is van een vaste plaats, blijkt uit het feit dat
de vooraankondiging van 23 oktober 2002 ook naar de huurders van de zogenoemde seizoenplaatsen is gestuurd en uit de volgende zinsnede in de opzeggingsbrief van 26 juni 2003:
” Voor zover u van mening bent dat u feitelijk een vaste plaatshouder bent, dient u deze brief te beschouwen als een opzegging van de vaste plaats tegen 31 december 2004”.
Bovendien heeft de parkmanager op de jaarvergadering van 7 juni 2003 gezegd:” In bepaalde gevallen zullen seizoenplaatsen ook onder vaste plaatsen vallen”.
De ondernemer heeft aan de houders van een seizoenplaats waarop resp. een toercaravan met aanbouw, een toercaravan met voortent of een Veluwemaat-caravan is geplaatst, verschillende regelingen aangeboden. Voor een toercaravan met aanbouw, zoals de consument heeft, is de ondernemer bereid ingeval van sloop door de consument aan het einde van de overeengekomen contractduur in 2004 “de kosten voor afvoer van de gesorteerd ingeleverde sloopmaterialen” voor zijn rekening te nemen. De consument “dient deze zaken zelf, naar soort gescheiden, in de daartoe ter beschikking te stellen containers te deponeren en er zelf zorg voor te dragen dat de plaats leeg en schoon wordt opgeleverd.”
Het heeft de consument zeer gestoord dat met de aanvaarding van dit aanbod afstand moest worden gedaan van het recht een klacht in te dienen bij de commissie. De consument voelde zich hierdoor onder druk gezet. Hij heeft het aanbod dan ook niet geaccepteerd. Hij meent dat hij in aanmerking dient te komen voor hetzelfde aanbod dat door de ondernemer aan de houders van jaarplaatsen is gedaan. Dit aanbod houdt in dat de ondernemer, naar keuze van de recreant:
– zal zorgdragen voor de verplaatsing van de stacaravan en verhuizing van de schuurtjes e.d. en de aansluitkosten voor zijn rekening zal nemen,
– zal zorgdragen voor de sloop van de caravan indien de recreant niet kiest voor verplaatsing, waarbij de recreant als compensatie een bedrag ad € 1.500,– ontvangt,
– de recreant € 1.250,– ontvangt, indien hij zelf zorg draagt voor verplaatsing van zijn caravan.
Bovendien hoeft gedurende de laatste 6 maanden van 2004 geen huur te worden betaald.
Subsidiair verlangt de consument dat hij een vergoeding ontvangt conform de Recron-voorwaarden 2003 die vanaf 1 januari 2003 de geldende voorwaarden zijn.
 
Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer verhuurt seizoen- en jaarplaatsen. Bij brief van 26 juni 2003 heeft de ondernemer de huurovereenkomsten met de huurders van jaarplaatsen opgezegd per 31 december 2004 wegens ingrijpende herstructurering als bedoeld in artikel 10 lid 2 sub g van de Recron-voorwaarden 2003.
Seizoenplaatsovereenkomsten eindigen van rechtswege na het verstrijken van de overeengekomen periode, zonder dat daartoe een opzegging is vereist. De overeenkomsten van seizoenplaatshouders zullen in verband met de ingrijpende herstructurering na 31 oktober 2004 niet meer worden verlengd.
Hoewel niet verplicht heeft de ondernemer de seizoenplaatshouders bij brief van 26 juni 2003 hiervan op de hoogte gebracht. Ook heeft de ondernemer de seizoenplaatshouders tegelijk met de jaarplaatshouders een vooraankondiging van de ingrijpende herstructurering doen toekomen.
De ondernemer is van mening dat hij voor wat betreft de financiële compensatie voor de beëindiging van de overeenkomsten terecht onderscheid maakt tussen de huurders van seizoenplaatsen en jaarplaatsen.
De ondernemer heeft aan de huurders van seizoenplaatsen altijd de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen meegestuurd bij de aanbiedingen tot verlenging van de overeenkomst voor een nieuw seizoen. De gasten weten dus dat zij een standplaats huren slechts voor de duur van de overeengekomen periode zonder recht te hebben op automatische verlenging. De Recron-voorwaarden seizoenplaatsen vermelden in artikel 3 immers uitdrukkelijk dat de overeenkomst afloopt na ommekomst van de overeengekomen periode. De consument heeft nimmer bezwaren geuit tegen het feit dat hij werd aangemerkt als huurder van een seizoenplaats. Hij moet dan ook geacht worden de kwalificatie van seizoenplaatshouder te hebben geaccepteerd.
De consument beroept zich er op dat met de zin in de brief van 26 juni 2003: “ Voor zover u van mening bent dat u feitelijk een vaste plaatshouder bent, dient u deze brief te beschouwen als een opzegging van de vaste plaats tegen 31 december 2004” de indruk gewekt zou zijn dat de consument als huurder van een jaarplaats zou zijn aangemerkt. Deze zinsnede is echter uiteraard bedoeld voor het geval vast zou komen te staan dat de consument huurder van een jaarplaats zou zijn.
De kampeermiddelen van de seizoenplaatshouders staan alleen dan het gehele jaar op de standplaats, indien de ondernemer en de consument besluiten ook voor de wintermaanden een overeenkomst aan te gaan.
De Recron-voorwaarden verbieden de recreant expliciet om aan het kampeermiddel wijzigingen aan te brengen waardoor dit niet meer verplaatsbaar wordt (artikel 2 lid 2). De recreanten dienen er dus voor te zorgen dat zij hun kampeermiddel na het einde van de overeenkomst kunnen verplaatsen naar een andere camping. In dat geval lijden de recreanten ook geen schade, zodat er geen aanleiding is voor compensatie.
Uit niets blijkt dat de consument met toestemming van de ondernemer allerlei aanbouwen aan zijn caravan heeft gebouwd. Indien de consument niet kan bewijzen een dergelijke toestemming te hebben gekregen, moet worden aangenomen dat de ondernemer geen toestemming voor een aanbouwsels heeft gegeven.
Ter zitting erkent de ondernemer dat er met ingang van 1997 een Aanvullend reglement voor de jaar- en seizoenplaatsen werd ingevoerd waarin onder meer een regeling wordt gegeven voor aan- en bijbouwsels. Met de gemeente werd overeengekomen dat aanbouwsels op seizoenplaatsen zouden verdwijnen via natuurlijk verloop.
Er bestaan wezenlijke verschillen tussen jaarplaatsen en seizoenplaatsen. De huurders van een jaarplaats hebben de mogelijkheid van aansluiting op tal van voorzieningen zoals riool en water die samenhangen met het duurzame karakter van de huur van een jaarplaats. Voor seizoenplaatsen zijn er niet dergelijke aansluitingen. De huurders van seizoenplaatsen zijn aangewezen op de sanitaire voorzieningen voor algemeen gebruik. Op de jaarplaatsen staan stacaravans. De seizoenplaatsen zijn niet altijd afgebakend. Deze liggen op een groot veld. De afmeting van seizoen- en jaarplaatsen varieert. Het is niet zo dat een jaarplaats altijd groter is dan een seizoenplaats.
De vergoeding die voor een seizoenplaats wordt betaald is ook veel lager dan de huur van een jaarplaats Het verschil bedraagt bijna € 400,–. De jaarplaatshouder betaalt dan ook aanzienlijk meer niet alleen voor de betere voorzieningen, maar ook voor de zekerheid omtrent het voortduren van de overeenkomst en de financiële compensatie bij de beëindiging daarvan. Die financiële compensatie heeft de consument al genoten door het betalen van een lagere huurprijs gedurende jaren.
Desgevraagd deelt de ondernemer ter zitting mee dat de huursom voor seizoenplaatsen in 2004 voor het zomerseizoen € 1.470,– in totaal bedraagt.
Geheel onverplicht heeft de ondernemer zowel de jaarplaats- als de seizoenplaatshouders een betere compensatie aangeboden dan de Recron-voorwaarden voorschrijven. Het aanbod aan de seizoenplaatshouders evenals het aanbod voor de jaarplaatshouders is inmiddels vervallen door het verstrijken van de termijn waarbinnen dit geaccepteerd diende te worden.
De ondernemer heeft het aanbod dat hij aan de jaarplaatshouders heeft gedaan, uitsluitend en alleen willen richten aan die huurders die in de administratie geregistreerd staan als huurder van een jaarplaats en die de daarmee samenhangende huursom hebben voldaan. De ondernemer heeft dit aanbod niet aan de consument gedaan. Indien de commissie van oordeel zou zijn dat de consument aangemerkt zou moeten worden als de huurder van een jaarplaats, dan komt hem slechts de vergoeding toe welke de Recron-voorwaarden in dat geval voorschrijven.
 
Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Het geschil heeft betrekking op de vraag welke Recron-voorwaarden, die voor seizoenplaatsen of die voor vaste plaatsen, van toepassing zijn op de gevolgen van de beëindiging van de overeenkomst per 31 oktober 2004. De ondernemer heeft de huurders van een seizoenplaats meegedeeld dat wegens een ingrijpende herstructurering de seizoenovereenkomsten na 31 oktober 2004 niet meer zullen worden verlengd. Volgens de ondernemer eindigen de seizoenovereenkomsten automatisch na het verlopen van de overeengekomen termijn en bestaat er op grond van de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen geen recht op compensatie ter zake van de beëindiging van een seizoenovereenkomst. Volgens de ondernemer heeft hij met de consument een seizoenovereenkomst gesloten. De consument is echter van mening dat de ondernemer op zijn overeenkomst de Recron-voorwaarden vaste plaatsen dient toe te passen, omdat hij feitelijk een vaste plaats heeft. De beëindiging als zodanig wordt niet betwist.
De commissie constateert dat op de overeenkomst die de consument met de ondernemer is aangegaan, wordt vermeld dat het om een seizoenplaats gaat en dat de ondernemer bij de verlenging van de overeenkomst aan de recreanten de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen ter beschikking stelt. De commissie zal nagaan of deze seizoenovereenkomst voldoet aan de omschrijving van een seizoenplaats in de Recron-voorwaarden.
In de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen die in werking traden op 1 april 2003 wordt een seizoenplaats als volgt gedefinieerd: “een plaats die beschikbaar is voor een kampeermiddel voor een periode van tenminste drie maanden en ten hoogste acht maanden”.
Het staat vast dat de standplaats van de consument gedurende het gehele jaar beschikbaar is voor het kampeermiddel. De consument gaat immers aansluitend aan de overeenkomst voor het zomerseizoen een overeenkomst aan voor de wintermaanden voor dezelfde standplaats. Feitelijk staat de caravan van de consument al sinds jaren onafgebroken op dezelfde plaats.
De ondernemer merkt op dat dit alleen het geval is indien de recreant een overeenkomst voor het winterseizoen met de ondernemer sluit. Gebleken is dat de ondernemer alle houders van seizoenplaatsen een overeenkomst voor de wintermaanden pleegt aan te bieden en dat alle houders van seizoenplaatsen daarvan gebruik maken. Feitelijk staan de kampeermiddelen dan ook het gehele jaar op de standplaats gedurende meerdere jaren. Dit is niet in overeenstemming met de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen. Een seizoenplaats is volgens de definitie immers een plaats die gedurende tenminste 3 en ten hoogste 8 maanden beschikbaar is voor het kampeermiddel.          
De commissie zal daarom nagaan of de overeenkomst van de consument voldoet aan de kenmerken van een vaste plaatsovereenkomst.
In de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen die in werking traden op 1 januari 2003 wordt een vaste plaats als volgt omschreven: een plaats die is ingericht om gedurende het gehele jaar een kampeermiddel te plaatsen (ongeacht de periode van gebruik, echter zonder dat er van permanent verblijf sprake is).
Wat betreft de beschikbaarheid gedurende het gehele jaar voldoet de standplaats van de consument aan de definitie van een vaste standplaats. De commissie zal nagaan of de overeenkomst van de consument ook in andere opzichten als een vaste plaatsovereenkomst beschouwd moet worden.
Volgens de ondernemer onderscheiden de seizoenplaatsen zich van de jaarplaatsen door de lagere huursom en doordat bij de seizoenplaatsen de aansluiting op riool en waterleiding ontbreken waardoor er gebruik gemaakt moet worden van de algemene sanitaire voorzieningen op de camping, zoals toiletten en douches. In de hogere huursom voor jaarplaatsen is volgens de ondernemer verdisconteerd dat jaarplaatsen meer zekerheid bieden en compensatie bij opzegging van de overeenkomst door de ondernemer wegens herstructurering.
De commissie is van oordeel dat het ontbreken van aansluiting op riool en waterleiding niet het enige criterium is om te beoordelen of een standplaats is ingericht als vaste plaats. Het is de commissie bekend dat er vaste plaatsen zijn zonder aansluiting op de nutsvoorzieningen, zeker vroeger, en dat er in toenemende mate seizoenplaatsen zijn die wel beschikken over dergelijke aansluitingen. 
Het aanwezig dan wel afwezig zijn van dergelijke aansluitingen vormt naar het oordeel van de commissie dan ook onvoldoende grondslag om de standplaats als vaste plaats respectievelijk seizoenplaats aan te merken.
De ondernemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat het verschil in huursom verklaard moet worden door meer zekerheid bij vaste standplaatsen en een betere compensatieregeling.
Het verschil in huursom tussen de jaarplaatsen en seizoenplaatsen bij de ondernemer laat zich zeer wel door het verschil in voorzieningen verklaren.
De commissie acht de volgende omstandigheden van belang:
 
Verlenging van de overeenkomst
De consument ontvangt jaarlijks een nota voor de periode van 1 april tot 31 oktober en vervolgens een nota voor de periode van 31 oktober tot 1 april. De nota voor het nieuwe seizoen wordt de consument automatisch toegezonden. Met de nota voor het zomerseizoen worden een vragenformulier en de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen meegestuurd. Feitelijk is dus sprake van automatische verlenging.
In de jaren voor 1997 kregen de huurders van een zgn. seizoenplaats een nota voor de periode 1 april tot 31 maart van het volgende jaar. Ondanks het feit dat ook op die nota het woord “seizoenplaats” werd vermeld, gold de nota dus voor een huurperiode van een jaar. De commissie is van oordeel dat deze overeenkomst daarom als een vaste plaatsovereenkomst beschouwd moet worden.
De ondernemer heeft met ingang van 1997 de nota gesplitst in tweeën: één voor het zomerseizoen en één voor het winterseizoen. De ondernemer heeft geen nieuwe, gewijzigde overeenkomst aan de consument doen toekomen of anderszins de consument er op gewezen de jaarovereenkomst te willen wijzigen in 2 op elkaar aansluitende seizoenovereenkomsten. De ondernemer zegt wel de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen met de nota te hebben meegezonden, maar op de nota wordt niet verwezen naar deze voorwaarden. De commissie meent dan ook dat niet is gebleken dat de consument akkoord is gegaan met een andersoortige overeenkomst. Het niet-bezwaar maken door de consument staat niet gelijk aan het geven van instemming. 
 
Het gebruik van de standplaats
Volgens het Aanvullende reglement voor de seizoen- en jaarplaatsen van de ondernemer is het vanaf 1 januari 1997 niet meer toegestaan om “aan te bouwen/te verbouwen of andere veranderingen aan de caravan aan te brengen”. Deze bepaling geldt voor zowel jaar- als seizoenplaatsen. Voorts staat in dit reglement dat het vanaf 1 januari 1999 voor de seizoenplaatshouders niet meer is toegestaan om hun caravan met aan- en bijbouwsels op de standplaats te verkopen. Desondanks kreeg de consument mondelinge toestemming van de ondernemer, hetgeen door deze niet is weersproken, voor het plaatsen van een nieuwe aanbouw aan zijn caravan in 1992.
Ook na 1997 werd het toegestaan op de seizoenplaats een schuurtje van 2×2 meter of een tuinafscheiding te bouwen. Op seizoenplaatsen staan niet alleen toercaravans, maar ook zogenoemde Veluwemaat-caravans die aangemerkt worden als stacaravans.
Bij seizoenplaatsen werd net als bij vaste plaatsen door de ondernemer of diens rechtsvoorganger toestemming verleend tot het verkopen van het kampeermiddel “op de standplaats”. 
Tot 1 januari 1999 gold dat voor caravan plus aanbouw. Vanaf 1999 moest de aanbouw verwijderd worden op grond van het Aanvullend reglement. Echter de caravan mocht door de recreant nog steeds “op de standplaats” worden verkocht.
Door dit beleid van de ondernemer staan er decennia oude toercaravans al dan niet met aanbouw die niet meer verplaatsbaar zijn op seizoenplaatsen. De niet-verplaatsbaarheid geldt niet alleen voor de aan- en bijbouwsels, naar verwachting kunnen ook de oorspronkelijke toercaravans vanwege hun ouderdom en vanwege daaraan aangebrachte wijzigingen, zoals het verwijderen van de dissel, niet meer rijdend over de weg vervoerd worden.
Door deze gang van zaken zijn naar het oordeel van de commissie door de ondernemer bij de huurders van een seizoenplaats verwachtingen gewekt ten aanzien van de continuïteit van de overeenkomst die niet strookt met het karakter van een seizoenplaats die bedoeld is voor een aaneengesloten verblijf van niet langer dan maximaal 8 maanden.
De ondernemer beroept zich op artikel 2 lid 2 van de Recron-voorwaarden 2003 die zowel ten aanzien van vaste plaatsen als seizoenplaatsen bepaalt dat het de recreant niet is toegestaan zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de ondernemer aan het kampeermiddel wijzigingen aan te brengen waardoor dit onverplaatsbaar wordt. Volgens de ondernemer leidt de consument die zich hieraan houdt geen schade bij beëindiging van de overeenkomst. De commissie merkt op dat de aanbouwsels zijn aangebracht voor 2003, toen een dergelijke bepaling nog niet bestond.
Dat de ondernemer ook zelf de seizoenplaatsen min of meer beschouwde als vaste plaatsen blijkt uit het feit dat de ondernemer aanvankelijk in de berichtgeving over de herstructurering en de gevolgen daarvan geen onderscheid maakte tussen seizoenplaats- en jaarplaatshouders. Dat blijkt met name uit de brief van 16 december 2002.
 
Conclusies
1. De overeenkomst van de consument voldoet feitelijk niet aan de definitie van de seizoenovereenkomst omdat de standplaats gedurende het gehele jaar beschikbaar is.
2. De beschikbaarheid van de standplaats gedurende het gehele jaar, de wijze van gebruik van de standplaats en de wijze van verlenging van de overeenkomsten zijn kenmerken van een vaste plaats.
De commissie is derhalve van oordeel dat de standplaats van de consument aangemerkt dient te worden als een vaste plaats. De ondernemer dient dan ook de Recron-voorwaarden vaste plaatsen toe te passen. De commissie zal de beëindiging van de overeenkomst daarom beoordelen volgens de Recronvoorwaarden vaste plaatsen.
De commissie meent dat de Recron-voorwaarden van 2003 de toepasselijke voorwaarden zijn vanaf 1 april 2003, toen de overeenkomst met de consument werd verlengd. 
De commissie is van oordeel dat de consument niet kan verlangen dat de ondernemer het aanbod dat vrijwillig aan de houders van jaarplaatsen werd gedaan, ook van toepassing verklaart op de seizoenplaatshouders, omdat het om een andere categorie standplaatsen gaat. De ondernemer is echter wel gehouden de vergoeding conform artikel 10 lid 4 van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen te betalen.
Aangezien van een vervangende plaats geen sprake is, bedraagt de vergoeding € 1.290,– (dat wil zeggen het bedrag van € 1.250,– plus indexatie van 3,2%) als tegemoetkoming in de kosten die verband houden met de verplaatsing of verwijdering van het kampeermiddel, mits de consument aan het einde van de huurperiode zijn standplaats leeg en volledig opgeruimd oplevert.
Indien de ondernemer de consument behulpzaam is met het ontruimen van de standplaats en/of het afvoeren van gesloopte materialen, kan hij daarvoor kosten in rekening brengen. De ondernemer mag volgens de Recron-voorwaarden de overeengekomen kosten in mindering brengen op de vergoeding van € 1.290,–. De commissie spreekt de hoop uit dat de consument en de ondernemer een redelijke regeling hierover met elkaar kunnen treffen in de geest van de eerder door de ondernemer gedane aanbiedingen.
Bovendien is de consument geen huur verschuldigd over de laatste 6 maanden van de huurperiode. De commissie zal bij de berekening van de huursom uitgaan van de jaarhuur, dat wil zeggen € 1.470,– + € 110,– = € 1.580,– : 2 = € 790,–. Indien en voor zover de volledige huursom voor het zomerseizoen inmiddels is betaald, dient de ondernemer het bedrag van € 790,– aan de consument te restitueren.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Op de overeenkomst tussen de consument en de ondernemer dienen de Recron-voorwaarden vaste plaatsen 2003 te worden toegepast. Op grond daarvan heeft de consument bij de beëindiging van de overeenkomst recht op een tegemoetkoming van € 1.290,–. Bovendien is de consument de helft van de huursom ad € 790,– niet verschuldigd en bestaat er, voor zover dit bedrag door de consument reeds is betaald, recht op restitutie door de ondernemer binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 3 maart 2004.