Recron-voorwaarden seizoenplaatsen dan wel vaste plaatsen van toepassing op de beëindiging van de overeenkomst wegens herstructurering. Voor verrijdbaar kampeermiddel.

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Herstructurering    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REC03-0254

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de vraag of de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen dan wel vaste plaatsen van toepassing zijn op de beëindiging van de standplaatsovereenkomst.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument huurt sinds maart 2001 een standplaats bij de ondernemer. De camping bestaat al ruim 30 jaar. In 1996 is de camping overgenomen door de huidige ondernemer. Op de camping worden zogenoemde jaarplaatsen en seizoenplaatsen verhuurd. De camping is gedurende de maanden november tot en met maart gesloten voor zowel jaarplaats- als seizoenplaatshouders. De kampeermiddelen blijven ook bij seizoenplaatsen het hele jaar op de standplaats staan.   Op 23 oktober 2002 ontvingen zowel de jaarplaats- als de seizoenplaatshouders een aankondiging van een ingrijpende herstructurering. In die brief staat onder meer: “De plannen zullen over twee jaar, conform de Recron-voorwaarden, resulteren in het opzeggen van de jaar- en seizoenplaatsen”. Op 13 augustus 2003 schreef de ondernemer aan de recreanten dat er geen nieuwe seizoenplaatsovereenkomsten zouden worden afgesloten na 31 oktober 2004 en dat de overeenkomsten van de jaarplaatshouders zijn opgezegd per 31 december 2004.  Volgens de ondernemer huurt de consument een seizoenplaats. De consument meent dat haar standplaats aangemerkt moet worden als een vaste standplaats. Afgezien van de aansluiting op de nutsvoorzieningen verschilt de positie van de consument niet van de positie van de huurders van de door de ondernemer als jaarplaatsen aangeduide standplaatsen. Het enige verschil tussen de jaar- en de seizoenplaatsen is dat de jaarplaatsen aansluiting op riolering, water en 16 ampère elektriciteit bieden en de seizoenplaatsen alleen aansluiting op 4 ampère elektriciteit hebben. Dat verklaart volgens de consument ook het prijsverschil tussen de seizoen- en de jaarplaatsen. Het kampeermiddel van de consument staat gedurende het hele jaar op dezelfde standplaats en dat onafgebroken sinds de aanvang van de eerste overeenkomst. De overeenkomst loopt feitelijk jaarlijks automatisch door. Voor aanvang van de nieuwe huurperiode ontvangen de recreanten gelijktijdig een factuur voor de nieuwe huurperiode, een inschrijfformulier en sinds een aantal jaren de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen. De consument bezit een toercaravan met voortent. De consument kocht elders een gebruikte caravan toen zij een standplaats bij de ondernemer kon huren. De caravan is verplaatsbaar. Zij kocht de caravan en voortent in de verwachting dat zij een langdurige overeenkomst met de ondernemer aanging. Artikel 1 onder c van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen van 1998 definieert een vaste plaats als “een plaats die is ingericht om gedurende het gehele jaar een stacaravan, bungalow, zomerhuis of enig ander expliciet overeengekomen vakantieverblijf te plaatsen (ongeacht de periode van gebruik, echter zonder dat er van permanent verblijf sprake is)”. De aanhef van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen van 1998 bepaalt uitdrukkelijk: “Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle overeenkomsten tot gebruik van vaste plaatsen”. De ondernemer is derhalve verplicht de Recron-voorwaarden vaste plaatsen toe te passen op de overeenkomst met de consument. Dat ook de ondernemer beseft dat de consument huurder is van een vaste plaats, blijkt uit het feit dat de vooraankondiging van 23 oktober 2002 ook naar de huurders van de zogenoemde seizoenplaatsen is gestuurd en uit de volgende zinsnede in de opzeggingsbrief van 26 juni 2003: ” Voor zover u van mening bent dat u feitelijk een vaste plaatshouder bent, dient u deze brief te beschouwen als een opzegging van de vaste plaats tegen 31 december 2004”. Op 16 december 2002 ontving de consument een brief van de ondernemer waarin staat dat te zijner tijd conform artikel 12 lid 4 van de Recron-voorwaarden in beginsel de directe kosten vergoed zullen worden. Bovendien heeft de parkmanager op de jaarvergadering van 7 juni 2003 gezegd:” In bepaalde gevallen zullen seizoenplaatsen ook onder vaste plaatsen vallen”. De ondernemer heeft aan de houders van een seizoenplaats waarop respectievelijk een toercaravan met aanbouw, een toercaravan met voortent of een Veluwemaat-caravan is geplaatst, verschillende regelingen aangeboden. Voor een toercaravan met voortent, zoals de consument heeft, is de ondernemer bereid ingeval de consument aan het einde van de overeengekomen contractduur in 2004, zoals verplicht, zijn plaats leeg en geheel opgeruimd oplevert “containers beschikbaar te stellen waar u de eventuele omheiningen, beplanting, bestrating en overige bouwsels in kunt deponeren” . De ondernemer zal dan de kosten van afvoer voor zijn rekening nemen. Het heeft de consument zeer gestoord dat met de aanvaarding van dit aanbod afstand moest worden gedaan van het recht een klacht in te dienen bij de commissie. De consument voelde zich hierdoor onderdruk gezet. Zij heeft het aanbod dan ook niet geaccepteerd. Zij meent dat zij in aanmerking dient te komen voor hetzelfde aanbod dat door de ondernemer aan de houders van jaarplaatsen is gedaan. Dit aanbod houdt in dat de ondernemer, naar keuze van de recreant: – zal zorgdragen voor de verplaatsing van de stacaravan en verhuizing van de schuurtjes e.d. en de aansluitkosten voor zijn rekening zal nemen, – zal zorgdragen voor de sloop van de caravan indien de recreant niet kiest voor verplaatsing, waarbij de recreant als compensatie een bedrag ad € 1.500,– ontvangt, – de recreant € 1.250,– ontvangt, indien hij zelf zorg draagt voor verplaatsing van zijn caravan. Bovendien hoeft gedurende de laatste 6 maanden van 2004 geen huur te worden betaald. Subsidiair verlangt de consument dat zij een vergoeding ontvangt conform de Recron-voorwaarden 2003 die vanaf 1 januari 2003 de geldende voorwaarden zijn.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer verhuurt seizoen- en jaarplaatsen. Bij brief van 26 juni 2003 heeft de ondernemer de huurovereenkomsten met de huurders van jaarplaatsen opgezegd per 31 december 2004 wegens ingrijpende herstructurering als bedoeld in artikel 10 lid 2 sub g van de Recron-voorwaarden 2003. Seizoenplaatsovereenkomsten eindigen van rechtswege na het verstrijken van de overeengekomen periode, zonder dat daartoe een opzegging is vereist. De overeenkomsten van seizoenplaatshouders zullen in verband met de ingrijpende herstructurering na 31 oktober 2004 niet meer worden verlengd. Hoewel niet verplicht heeft de ondernemer de seizoenplaatshouders bij brief van 26 juni 2003 hiervan op de hoogte gebracht. Ook heeft de ondernemer de seizoenplaatshouders tegelijk met de jaarplaatshouders een vooraankondiging van de ingrijpende herstructurering doen toekomen. De ondernemer is van mening dat hij voor wat betreft de financiële compensatie voor de beëindiging van de overeenkomsten terecht onderscheid maakt tussen de huurders van seizoenplaatsen en jaarplaatsen. De ondernemer heeft aan de huurders van seizoenplaatsen altijd de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen meegestuurd bij de aanbiedingen tot verlenging van de overeenkomst voor een nieuw seizoen. De gasten weten dus dat zij een standplaats huren slechts voor de duur van de overeengekomen periode zonder recht te hebben op automatische verlenging. De Recron-voorwaarden seizoenplaatsen vermelden in artikel 3 immers uitdrukkelijk dat de overeenkomst afloopt na ommekomst van de overeengekomen periode. De consument heeft nimmer bezwaren geuit tegen het feit dat hij werd aangemerkt als huurder van een seizoenplaats. Hij moet dan ook geacht worden de kwalificatie van seizoenplaatshouder te hebben geaccepteerd. De consument beroept zich er op dat met de zin in de brief van 26 juni 2003: “ Voor zover u van mening bent dat u feitelijk een vaste plaatshouder bent, dient u deze brief te beschouwen als een opzegging van de vaste plaats tegen 31 december 2004” de indruk gewekt zou zijn dat de consument als huurder van een jaarplaats zou zijn aangemerkt. Deze zinsnede is echter uiteraard bedoeld voor het geval vast zou komen te staan dat de consument huurder van een jaarplaats zou zijn. De verwijzing naar de vergoeding van de directe kosten in de brief van 16 december 2002 doelt uiteraard op de regeling die destijds gold voor jaarplaatshouders. Er is aangegeven dat in beginsel de directe kosten zouden worden vergoed. Dit voorbehoud leidt er toe dat hier geenszins sprake is van een toezegging waaraan de consument rechten zou kunnen ontlenen. Ter zitting deelt de ondernemer mee dat de brief van 16 december 2002 een standaardbrief is die naar alle houders van jaar- en seizoenplaatsen is verstuurd. De kampeermiddelen van de seizoenplaatshouders staan alleen dan het gehele jaar op de standplaats, indien de ondernemer en de consument besluiten ook voor de wintermaanden een overeenkomst aan te gaan. De Recron-voorwaarden verbieden de recreant expliciet om aan het kampeermiddel wijzigingen aan te brengen waardoor dit niet meer verplaatsbaar wordt (artikel 2 lid 2). De recreanten dienen er dus voor te zorgen dat zij hun kampeermiddel na het einde van de overeenkomst kunnen verplaatsen naar een andere camping. In dat geval lijden de recreanten ook geen schade, zodat er geen aanleiding is voor compensatie. Uit niets blijkt dat de consument met toestemming van de ondernemer allerlei aanbouwen aan haar caravan heeft gebouwd. Indien de consument niet kan bewijzen een dergelijke toestemming te hebben gekregen, moet worden aangenomen dat de ondernemer geen toestemming voor een aanbouwsels heeft gegeven. Ter zitting erkent de ondernemer dat er met ingang van 1997 een Aanvullend reglement voor de jaar- en seizoenplaatsen werd ingevoerd waarin onder meer een regeling wordt gegeven voor aan- en bijbouwsels. Met de gemeente werd overeengekomen dat aanbouwsels op seizoenplaatsen zouden verdwijnen via natuurlijk verloop. Er bestaan wezenlijke verschillen tussen jaarplaatsen en seizoenplaatsen. De huurders van een jaarplaats hebben de mogelijkheid van aansluiting op tal van voorzieningen zoals riool en water die samenhangen met het duurzame karakter van de huur van een jaarplaats. Voor seizoenplaatsen zijn er niet dergelijke aansluitingen. De huurders van seizoenplaatsen zijn aangewezen op de sanitaire voorzieningen voor algemeen gebruik. Op de jaarplaatsen staan stacaravans. De seizoenplaatsen zijn niet altijd afgebakend. Deze liggen op een groot veld. De afmeting van seizoen- en jaarplaatsen varieert. Het is niet zo dat een jaarplaats altijd groter is dan een seizoenplaats. De vergoeding die voor een seizoenplaats wordt betaald is ook veel lager dan de huur van een jaarplaats Het verschil bedraagt bijna € 400,–. De jaarplaatshouder betaalt dan ook aanzienlijk meer niet alleen voor de betere voorzieningen, maar ook voor de zekerheid omtrent het voortduren van de overeenkomst en de financiële compensatie bij de beëindiging daarvan. Die financiële compensatie heeft de consument al genoten door het betalen van een lagere huurprijs gedurende jaren. Desgevraagd deelt de ondernemer ter zitting mee dat de huursom voor seizoenplaatsen in 2004 voor het zomerseizoen € 1.470,– in totaal bedraagt. Geheel onverplicht heeft de ondernemer zowel de jaarplaats- als de seizoenplaatshouders een betere compensatie aangeboden dan de Recron-voorwaarden voorschrijven. Voor zover de consument fysiek niet in staat is haar caravan te slopen, verwijst de ondernemer naar het aanbod van 30 september 2003 waarin wordt vermeld dat in voorkomende gevallen overleg mogelijk is om te bezien op welke wijze de ondernemer zou kunnen assisteren bij het slopen en verwijderen van de caravan. Het aanbod aan de seizoenplaatshouders evenals het aanbod voor de jaarplaatshouders is inmiddels vervallen door het verstrijken van de termijn waarbinnen dit geaccepteerd diende te worden. De ondernemer heeft het aanbod dat hij aan de jaarplaatshouders heeft gedaan, uitsluitend en alleen willen richten aan die huurders die in de administratie geregistreerd staan als huurder van een jaarplaats en die de daarmee samenhangende huursom hebben voldaan. De ondernemer heeft dit aanbod niet aan de consument gedaan. Indien de commissie van oordeel zou zijn dat de consument aangemerkt zou moeten worden als de huurder van een jaarplaats, dan komt haar slechts de vergoeding toe welke de Recron-voorwaarden in dat geval voorschrijven.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Het geschil heeft betrekking op de vraag welke Recron-voorwaarden, die voor seizoenplaatsen of die voor vaste plaatsen, van toepassing zijn op de gevolgen van de beëindiging van de overeenkomst per 31 oktober 2004. De ondernemer heeft de huurders van een seizoenplaats meegedeeld dat wegens een ingrijpende herstructurering de seizoenovereenkomsten na 31 oktober 2004 niet meer zullen worden verlengd. Volgens de ondernemer eindigen de seizoenovereenkomsten automatisch na het verlopen van de overeengekomen termijn en bestaat er op grond van de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen geen recht op compensatie ter zake van de beëindiging van een seizoenovereenkomst. Volgens de ondernemer heeft hij met de consument een seizoenovereenkomst gesloten. De consument is echter van mening dat de ondernemer op haar overeenkomst de Recron-voorwaarden vaste plaatsen dient toe te passen, omdat zij feitelijk een vaste plaats heeft. De beëindiging als zodanig wordt niet betwist. De commissie constateert dat op de overeenkomst die de consument met de ondernemer is aangegaan, wordt vermeld dat het om een seizoenplaats gaat en dat de ondernemer bij de verlenging van de overeenkomst aan de recreanten de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen ter beschikking stelt. De commissie zal nagaan of deze seizoenovereenkomst voldoet aan de omschrijving van een seizoenplaats in de Recron-voorwaarden. In de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen die in werking traden op 1 april 2003 wordt een seizoenplaats als volgt gedefinieerd: “een plaats die beschikbaar is voor een kampeermiddel voor een periode van tenminste drie maanden en ten hoogste acht maanden”. Het staat vast dat de standplaats van de consument gedurende het gehele jaar beschikbaar is voor het kampeermiddel. De consument gaat immers aansluitend aan de overeenkomst voor het zomerseizoen een overeenkomst aan voor de wintermaanden voor dezelfde standplaats. Feitelijk staat de caravan van de consument al sinds jaren onafgebroken op dezelfde plaats. De ondernemer merkt op dat dit alleen het geval is indien de recreant een overeenkomst voor het winterseizoen met de ondernemer sluit. Gebleken is dat de ondernemer alle houders van seizoenplaatsen een overeenkomst voor de wintermaanden pleegt aan te bieden en dat alle houders van seizoenplaatsen daarvan gebruik maken. Feitelijk staan de kampeermiddelen dan ook het gehele jaar op de standplaats gedurende meerdere jaren. Dit is niet in overeenstemming met de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen. Een seizoenplaats is volgens de definitie immers een plaats die gedurende tenminste 3 en ten hoogste 8 maanden beschikbaar is voor het kampeermiddel.           De commissie zal daarom nagaan of de overeenkomst van de consument voldoet aan de kenmerken van een vaste plaatsovereenkomst. In de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen die in werking traden op 1 januari 2003 wordt een vaste plaats als volgt omschreven: een plaats die is ingericht om gedurende het gehele jaar een kampeermiddel te plaatsen (ongeacht de periode van gebruik, echter zonder dat er van permanent verblijf sprake is). Wat betreft de beschikbaarheid gedurende het gehele jaar voldoet de standplaats van de consument aan de definitie van een vaste standplaats. De commissie zal nagaan of de overeenkomst van de consument ook in andere opzichten als een vaste plaatsovereenkomst beschouwd moet worden. Volgens de ondernemer onderscheiden de seizoenplaatsen zich van de jaarplaatsen door de lagere huursom en doordat bij de seizoenplaatsen de aansluiting op riool en waterleiding ontbreken waardoor er gebruik gemaakt moet worden van de algemene sanitaire voorzieningen op de camping, zoals toiletten en douches. In de hogere huursom voor jaarplaatsen is volgens de ondernemer verdisconteerd dat jaarplaatsen meer zekerheid bieden en compensatie bij opzegging van de overeenkomst door de ondernemer wegens herstructurering. De commissie is van oordeel dat het ontbreken van aansluiting op riool en waterleiding niet het enige criterium is om te beoordelen of een standplaats is ingericht als vaste plaats. Het is de commissie bekend dat er vaste plaatsen zijn zonder aansluiting op de nutsvoorzieningen, zeker vroeger, en dat er in toenemende mate seizoenplaatsen zijn die wel beschikken over dergelijke aansluitingen. Het aanwezig dan wel afwezig zijn van dergelijke aansluitingen vormt naar het oordeel van de commissie dan ook onvoldoende grondslag om de standplaats als vaste plaats resp. seizoenplaats aan te merken. De ondernemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat het verschil in huursom verklaard moet worden door meer zekerheid bij vaste standplaatsen en een betere compensatieregeling. Het verschil in huursom tussen de jaarplaatsen en seizoenplaatsen bij de ondernemer laat zich zeer wel door het verschil in voorzieningen verklaren.   De commissie acht de volgende omstandigheden van belang:   1. Verlenging van de overeenkomst De consument ontvangt jaarlijks een nota voor de periode van 1 april tot 31 oktober en vervolgens een nota voor de periode van 31 oktober tot 1 april. De nota voor het nieuwe seizoen wordt de consument automatisch toegezonden. Met de nota voor het zomerseizoen worden een vragenformulier en de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen meegestuurd. Feitelijk is dus sprake van automatische verlenging.   2. Het gebruik van de standplaats Volgens het Aanvullende reglement voor de seizoen- en jaarplaatsen van de ondernemer is het vanaf 1 januari 1997 niet meer toegestaan om “aan te bouwen/te verbouwen of andere veranderingen aan de caravan aan te brengen”. Deze bepaling geldt voor zowel jaar- als seizoenplaatsen. Voorts staat in dit reglement dat het vanaf 1 januari 1999 voor de seizoenplaatshouders niet meer is toegestaan om hun caravan met aan- en bijbouwsels op de standplaats te verkopen. Echter de caravan mocht door de recreant nog steeds “op de standplaats” worden verkocht. Door het beleid van de ondernemer staan er decennia oude toercaravans al dan niet met aanbouw die niet meer verplaatsbaar zijn op seizoenplaatsen. De niet-verplaatsbaarheid geldt niet alleen voor de aan- en bijbouwsels, naar verwachting kunnen ook de meeste toercaravans vanwege hun ouderdom en vanwege daaraan aangebrachte wijzigingen, zoals het verwijderen van de dissel, niet meer rijdend over de weg vervoerd worden.  Door deze gang van zaken zijn naar het oordeel van de commissie door de ondernemer bij de huurders van een seizoenplaats verwachtingen gewekt ten aanzien van de continuïteit van de overeenkomst die niet strookt met het karakter van een seizoenplaats die bedoeld is voor een aaneengesloten verblijf van niet langer dan maximaal 8 maanden. De consument kocht elders een toercaravan en voortent. Zij geeft te kennen dat zij de standplaats huurde in de verwachting dat zij daarvan langdurig gebruik zou kunnen maken. Dat de ondernemer ook zelf de seizoenplaatsen min of meer beschouwde als vaste plaatsen blijkt uit het feit dat de ondernemer aanvankelijk in de berichtgeving over de herstructurering en de gevolgen daarvan geen onderscheid maakte tussen seizoenplaats- en jaarplaatshouders. Dat blijkt met name uit de brief van 16 december 2002.   Conclusies 1. De overeenkomst van de consument voldoet feitelijk niet aan de definitie van de seizoenovereenkomst omdat de standplaats gedurende het gehele jaar beschikbaar is. 2. De beschikbaarheid van de standplaats gedurende het gehele jaar, de wijze van gebruik van de seizoenplaatsen op de camping van de ondernemer in het algemeen en de wijze van verlenging van de overeenkomsten zijn kenmerken van een vaste plaats. De commissie is daarom van oordeel dat de standplaats van de consument alhoewel zij daarop een verplaatsbare toercaravan heeft geplaatst, toch aangemerkt dient te worden als een vaste plaats. De ondernemer dient dan ook de Recron-voorwaarden vaste plaatsen toe te passen. De commissie zal de beëindiging van de overeenkomst daarom beoordelen volgens de Recronvoorwaarden vaste plaatsen.   De commissie meent dat de Recron-voorwaarden van 2003 de toepasselijke voorwaarden zijn vanaf 1 april 2003, toen de overeenkomst met de consument werd verlengd.  De commissie is van oordeel dat de consument niet kan verlangen dat de ondernemer het aanbod dat vrijwillig aan de houders van jaarplaatsen werd gedaan, ook van toepassing verklaart op de seizoenplaatshouders, omdat het om een andere categorie standplaatsen gaat. De ondernemer is echter wel gehouden de vergoeding conform artikel 10 lid 4 van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen te betalen. Indien van een vervangende plaats geen sprake is, bedraagt volgens de Recron-voorwaarden de vergoeding € 1.290,– (dat wil zeggen het bedrag van € 1.250,– plus indexatie van 3,2%) als tegemoetkoming in de kosten die verband houden met de verplaatsing of verwijdering van het kampeermiddel, mits de consument aan het einde van de huurperiode zijn standplaats leeg en volledig opgeruimd oplevert. De commissie is echter van oordeel dat de consument omdat zij een verplaatsbare toercaravan bezit zonder aanbouw niet dezelfde schade lijdt als gemiddeld de bezitter van een stacaravan of toercaravan met aanbouw. Daarom past de commissie een reductie toe op de vergoeding en wijst de commissie op grond van redelijkheid en billijkheid een vergoeding toe van € 250,–. Indien de ondernemer de consument behulpzaam is met het ontruimen van de standplaats en/of het afvoeren van gesloopte materialen, kan hij daarvoor kosten in rekening brengen. De ondernemer mag volgens de Recron-voorwaarden de overeengekomen kosten in mindering brengen op de vergoeding van € 250,–. De commissie spreekt de hoop uit dat de consument en de ondernemer een redelijke regeling hierover met elkaar kunnen treffen in de geest van de eerder door de ondernemer gedane aanbiedingen. Bovendien is de consument geen huur verschuldigd over de laatste 6 maanden van de huurperiode. De commissie zal bij de berekening van de huursom uitgaan van de jaarhuur, dat wil zeggen € 1.470,– + € 110,– = € 1.580,–: 2 = € 790,–. Indien en voor zover de volledige huursom voor het zomerseizoen inmiddels is betaald, dient de ondernemer het bedrag van € 790,– aan de consument te restitueren.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Op de overeenkomst tussen de consument en de ondernemer dienen de Recron-voorwaarden vaste plaatsen 2003 te worden toegepast. Op grond van redelijkheid en billijkheid heeft de consument bij de beëindiging van de overeenkomst recht op een tegemoetkoming van € 250,–.   Bovendien is de consument de helft van de huursom ad € 790,– niet verschuldigd en bestaat er, voor zover dit bedrag door de consument reeds is betaald, recht op restitutie door de ondernemer binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 3 maart 2004.