Recron-voorwaarden van toepassing op overeenkomst; koop breekt geen huur.

De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REC06-0013

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de door de opvolgende ondernemer aan de consument in rekening gebrachte prijsverhoging en doorgevoerde wijzigingen in het reglement.
Door de consument is een bedrag van € 1.283,64 in depot gestort.
 
Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak.

De consument klaagt over de door de ondernemer bij brief van 2 december 2005 bekendgemaakte prijsverhoging per 1 januari 2006 van 46%.
Daarnaast klaagt de consument over het eveneens bij brief van 2 december 2005 aankondigen van wijzigingen in het reglement ingaande 1 januari 2006 die er onder meer toe leiden dat de consument in zijn gebruiksmogelijkheden beperkt wordt.
 
Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak.

De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de commissie niet bevoegd is de zaak te behandelen, zo begrijpt de commissie het verweer van de ondernemer.
De ondernemer beroept zich daarbij op het feit dat hij slechts aspirant-lid Recron en de vorige ondernemer geen lid was van Recron. Dat het aspirant-lidmaatschap dezelfde gevolgen zou hebben als het volwaardig lidmaatschap is hem niet kenbaar gemaakt, aldus de ondernemer.
 
Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt vast dat de ondernemer in deze zaak van onjuiste juridische opvattingen is uitgegaan met vergaande, voor de ondernemer uiterst negatieve gevolgen.
De commissie geeft de ondernemer in overweging na kennisneming van deze beslissing juridische ondersteuning te zoeken.
Anders dan de ondernemer meent is er wel degelijk sprake van bevoegdheid van de commissie.
Het mag zo zijn dat, zoals de ondernemer zelf schrijft in zijn brief van 31 maart 2006 aan de commissie, de vorige eigenaar van de camping was geen lid was van Recron, dit neemt niet weg dat deze wél het Recronvignet hanteerde op de aankoopovereenkomst die indertijd met deze consument is gesloten.
De commissie stelt verder vast dat in de standplaatsovereenkomst van 10 juli 2003 tussen de consument en de vorige exploitant gewezen wordt op toepasselijkheid van de Recron-voorwaarden. Door in de plaats te treden van de verhuurder heeft de ondernemer diens plaats ingenomen. Uit de wet volgt dat opvolging van de verhuurder geen gevolgen heeft voor de inhoud van de overeenkomst – “koop breekt geen huur”- zodat alle rechten en plichten die tussen de vorige exploitant en de consument golden, zijn overgegaan.
Daarnaast stelt de commissie vast dat de huurovereenkomst d.d. 30 november 2005 die door de huidige ondernemer is aangeboden in voorwaarde nr. 3 vermeldt dat de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen van toepassing zijn. Ook deze ondernemer heeft derhalve uitdrukkelijk gekozen voor toepasselijkheid van die voorwaarden.
Uit het voorgaande blijkt dat er dus langs twee redeneringen is vast te stellen dat de Recron-voorwaarden de rechtsverhouding tussen partijen mede bepalen. In die Recron-voorwaarden nu is de bevoegdheid van de commissie bedongen. Aan die bindend adviesovereenkomst is de ondernemer gebonden. Geheel los daarvan staat de vraag naar een eventueel Recron-lidmaatschap van de ondernemer; voor de bevoegdheid van de commissie is die vraag niet van belang.
De klachten van de consument zijn gegrond.
Ingevolge art. 4 lid 5 van de Recron-voorwaarden dient een wijziging van de huurprijs als hier aan de orde 24 maanden tevoren te worden aangekondigd. De commissie zal bepalen dat slechts ingevolge de uit de voorwaarden volgende indexeringsmogelijkheid huurverhoging geldt per 1 januari 2006. Voor het overige komt aan de aangekondigde huurverhoging geen werking toe, ook niet in de toekomst.
Ook nietig is de wijziging van het reglement nu een dergelijke wijziging uiterlijk 6 maanden tevoren dient te worden aangekondigd waarvan hier geen sprake is. De aankondiging blijft dus zonder gevolgen, ook voor de toekomst.
Voor schadevergoeding wegens gederfde huurinkomsten, als door de consument gevorderd, ziet de commissie geen aanleiding nu weliswaar gedetailleerde berekeningen zijn overgelegd van mogelijk te hanteren tarieven maar de commissie vindt onvoldoende aangetoond dat van daadwerkelijk verhuur sprake zou zijn geweest zodat het leiden van schade niet in voldoende mate is aangetoond.
Tenslotte wenst de commissie in te gaan op het zijdelings blijkende geschil over de vraag of de schoonzoon van de consument, aanvaard dient te worden als opvolgend huurder.
De consument heeft in dit verband onweersproken gesteld dat de schoonzoon in feite steeds de gebruiker is geweest. De overeenkomst is door de huidige ondernemer ook op naam van de schoonzoon gesteld. Nu hier geen beslissing is gevraagd zal de commissie zich niet uitspreken maar de commissie merkt wel op dat het toch voor de hand zal liggen de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke werkelijkheid en geeft partijen in overweging ook daarover in overleg te treden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

De beslissing

De commissie verklaart de aangezegde huurverhoging nietig doch verstaat dat de ondernemer wel aanspraak heeft op de ingevolge de Recron-voorwaarden geregelde indexering vanaf 1 januari 2006.

Verklaart de aangekondigde wijziging van het reglement nietig.

Het in depot gestorte bedrag wordt aan de consument gerestitueerd.

De commissie wijst het anders of meer gevraagde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 30 juni 2006