
Commissie: Energie
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE05-3298
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op kosten van stadsverwarming.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument is neergelegd in het – partijen bekende – vragenformulier, waarnaar thans kortheidshalve wordt verwezen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Wij volgen voor de berekening van de warmtetarieven de adviezen van EnergieNed (EN). Met dit tariefadvies wordt uniformiteit nagestreefd in de berekeningswijze van warmtetarieven. Leden van EN mogen van dit advies afwijken en kunnen zelf hun tarieven vaststellen.
Tariefadvies 1993 tot en met 2005
In 1993 heeft EN haar eerste tariefadvies voor de levering van warmte aan kleinverbruikers uitgebracht. In 1993 werd het tarief voor het eerst vastgesteld op basis van de marktwaarde en niet zoals eerder het geval was op basis van een geschat rendement van de cv-ketel.
De tarieven gaan uit van het "niet meer dan anders" beginsel (nmda).
Dit nmda wordt toegepast voor de berekening van de aansluitbijdrage, het vastrecht en de warmteprijs en komt er op neer dat er een zodanig tarief voor de geleverde warmte wordt gevraagd dat het de warmteverbruiker qemiddeld niet meer kost dan bij gebruik van aardgas voor individuele centrale verwarming. Hierop wordt toegezien door Senter/Novem.
Vanaf 1993 zijn de EN adviezen jaarlijks geïndexeerd en/of aan de veranderende marktomstandigheden aangepast. Eveneens zijn de gevolgen van de EPN (Energie Prestatie Norm)-wetgeving in de tariefelementen verwerkt.
Met ingang van 2000 is in het tariefadvies van EN een zogenaamde rentabiliteitsbijdrage opgenomen. Deze extra aansluitbijdrage houdt verband met de vermeden gemiddelde kosten van EPN-maatregelen.
De berekening van het warmtetarief zoals deze door de consument is gemaakt, komt niet overeen met de berekening zoals deze door ons wordt gemaakt op basis van het EN advies. Vergelijking van deze op verschillende manieren vastgestelde tarieven heeft dan ook geen zin. De consument vergelijkt de kosten de door ons geleverde warmte met de kosten bij gebruik van een gasgestookte cv-ketel. Door het advies van EN bestaat het door ons gehanteerde tarief echter uit vier componenten die in de berekening moeten worden meegenomen:
1. de rentabiliteitsbijdrage;
2. de aansluitbijdrage;
3. het vastrecht;
4. de warmteprijs.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ter zitting heeft de ondernemer toegegeven slordig te hebben gereageerd op de brieven van de consument. De ondernemer heeft er voorts op gewezen dat de tarieven landelijk worden vastgesteld.
De commissie stelt voorop dat de klacht in feite is gericht op de wijze waarop de ondernemer de tarieven voor stadsverwarming vaststelt en niet dat de door de ondernemer aan de consument in rekening gebrachte bedragen in strijd zijn met de vastgestelde tarieven dan wel anderszins onjuist zijn. In zover kan niet worden gezegd dat het geschil betrekking heeft op de uitvoering van de tussen partijen bestaande overeenkomst. Het is niet aan de commissie een oordeel te geven omtrent de door de ondernemer overeenkomstig de aanbevelingen van EnergieNed vastgestelde tarieven. De klacht treft dan ook geen doel. Nu de ondernemer heeft nagelaten tijdig duidelijkheid te verschaffen aan de consument, ziet de commissie aanleiding de ondernemer te verplichten het klachtengeld aan hem te vergoeden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
De ondernemer betaalt aan de consument € 25,– klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 3 april 2006.