Commissie: Openbaar Vervoer
Categorie: Prijs en betaling
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPV04-0191
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een door de consument gewenste restitutie op een jaartrajectkaart. De consument heeft op 19 juli 2004 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Bij brief d.d. 24 juni 2004 heb ik de ondernemer verzocht mij de kosten van mijn jaartrajectkaart Tilburg-Dordrecht over de periode van 29 januari tot en met 30 april 2004 te restitueren wegens ziekte. Ik heb gedurende die periode niet gewerkt. Daarvan heb ik de ondernemer een bewijsstuk overhandigd, bestaande uit een verklaring van de directie van de school waar ik werk dat ik gedurende die periode niet heb gewerkt wegens arbeidsongeschiktheid. De jaartrajectkaart is bedoeld voor het woon-werkverkeer en die is dus voor mij gedurende de genoemde periode nutteloos geweest. De ondernemer weigert mij de gevraagde restitutie te verlenen, omdat ik niet zou hebben aangetoond – door middel van een medische verklaring – dat ik fysiek niet in staat ben geweest te reizen. Daar gaat het volgens mij echter niet om. Ik heb geen gebruik kunnen maken van de trajectkaart, omdat ik niet kon werken en dat is de kern van de zaak. Mijn ziekte was niet lichamelijk, maar mentaal. Ik heb gedurende de genoemde periode geen gebruik gemaakt van de trajectkaart, behalve voor twee bezoeken aan de bedrijfsarts te Dordrecht en voor twee reïntegratiegesprekken, ook in Dordrecht. De consument verlangt dat de ondernemer alsnog wordt verplicht een restitutie op de kosten van de jaartrajectkaart te verlenen over twee maanden. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Voor de jaarkaarten hanteren wij de zogenaamde Voorwaarden Jaarkaarten. In de folders die wij hierover uitgeven is vermeld dat er restitutie kan worden verleend, indien er gedurende een bepaalde periode niet wordt gereisd. Daarbij is echter duidelijk gemaakt dat in zo’n situatie aan één voorwaarde moet worden voldaan, namelijk dat de kaart aan het begin van de betreffende periode aan ons wordt geretourneerd. Later kan dan eventueel een nieuwe kaart worden aangevraagd. Deze voorwaarde is bedoeld om misbruik te voorkomen. De consument heeft pas na zijn periode van arbeidsongeschiktheid om restitutie verzocht. Die hebben wij in eerste instantie afgewezen, omdat de consument niet aan de hierboven genoemde voorwaarde had voldaan. Nadat de consument een klacht bij de commissie aanhangig had gemaakt, hebben wij een schikkingsvoorstel gedaan, hierin bestaande dat wij bereid waren alsnog een restitutie te verlenen over twee maanden en tevens het klachtengeld voor onze rekening te nemen, mits de consument ons een doktersverklaring zou toezenden waaruit blijkt dat hij gedurende de betreffende periode niet is staat is geweest te reizen. Wij wijzen in dit verband op de clausule in de Voorwaarden Jaarkaarten dat de contractant moet bewijzen dat hij gedurende een periode van tenminste twee maanden ziek is geweest waardoor geen gebruik van de trein kon worden gemaakt. Wij hebben geen doktersverklaring van de consument ontvangen en bovendien is gebleken dat hij in de betreffende periode vier maal van de kaart gebruik heeft gemaakt. Om die reden kunnen wij geen restitutie verlenen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Om voor restitutie van de kosten van een jaartrajectkaart over een bepaalde periode in aanmerking te kunnen komen moet het uiteraard vaststaan dat de kaarthouder gedurende die periode geen gebruik van de kaart heeft gemaakt. Dat bewijs wordt het eenvoudigst geleverd doordat de kaarthouder de kaart aan het begin van de betreffende periode terugzendt aan de ondernemer, hetgeen naar de commissie heeft begrepen algemeen gebruikelijk is. Indien een consument achteraf om restitutie over een bepaalde periode vraagt is het niet onredelijk dat de ondernemer overlegging van een medische verklaring verlangt waaruit blijkt dat de kaarthouder gedurende de betreffende periode niet is staat is geweest per trein te reizen. Nu de consument niet bereid of in staat is een dergelijke verklaring over te leggen, terwijl bovendien is gebleken dat hij gedurende de periode waarover hij restitutie wenst vier maal van zijn kaart gebruik heeft gemaakt, weigert de ondernemer naar het oordeel van de commissie terecht de gevraagde restitutie te verlenen. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer op 1 februari 2005.