
Commissie: Reizen
Categorie: Totstandkoming
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI08-0730
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 2 april 2008 via het boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich verplicht heeft tot het leveren van een verblijf in een hotel voor drie personen te Playa Dorada in de Dominicaanse republiek op basis van all inclusive, voor de periode van 6 april 2008 tot en met 20 april 2008 voor de som van € 3.373,–. Klager heeft op 22 april 2008 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. Tot tweemaal toe is aangegeven dat een kamer geschikt voor het gebruik van een rolstoel noodzakelijk was. De toegewezen kamer was echter niet geschikt voor een rolstoelgebruiker. Weliswaar heeft de reisleiding ter plekke enige pogingen ondernomen om een andere accommodatie te vinden, maar aangezien geen zekerheid kon worden gegeven omtrent de rolstoeltoegankelijkheid is dit aanbod afgewezen. Voorts was de luchtvaartmaatschappij niet voorbereid om een rolstoelpassagier te vervoeren. Klager verlangt een vergoeding ter hoogte van de volledige reissom. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt. Bij boeking is door klager een rolstoelformulier ingevuld. Hierop staat dat klager geen rolstoelkamer wilde aanvragen. Wel is een essentieaanvraag gedaan voor een kamer op de begane grond. Deze essentie is niet akkoord gekomen. Dit is klager voor zijn vertrek medegedeeld. Waarom aan klager ter plekke een vergoeding is aangeboden is niet meer te achterhalen. Dit aanbod is echter geweigerd en daarom niet meer van kracht. Voorts wordt betreurd, dat ondanks onze bemoeienis er geen dan wel onvoldoende assistentie was op de luchthaven. Het agentschap is daarop gewezen om herhaling te voorkomen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De klacht betreft in hoofdzaak de toegankelijkheid van klagers accommodatie. Op grond van de overgelegde stukken heeft de commissie vastgesteld, dat klager een essentie heeft gevraagd voor een kamer op de begane grond, maar niet voor een kamer welke geschikt is voor rolstoelgebruikers. Voorts is op het zogeheten vragenformulier voor de minder valide vakantieganger op de vraag of een essentie moet worden gevraagd voor een speciale rolstoelkamer een ontkennend antwoord gegeven. Bovendien is door de reisorganisator een ook door klager ondertekende gespreksnota overgelegd, welke door de reisleiding ter plekke is opgemaakt op 7 april 2008, waarin expliciet wordt aangegeven dat klager niet wil worden omgeboekt naar een ander hotel. Onder deze gebleken feiten en omstandigheden kan de commissie tot geen andere conclusie komen dan dat de reisorganisator niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het feit, dat klager geen voor hem geschikte kamer heeft gekregen. Immers naar het oordeel van de commissie heeft klager door geen essentie te vragen voor een rolstoelkamer alsmede geen medewerking te verlenen aan een verhuizing naar een voor hem geschikte accommodatie het risico genomen, dat de hem toegewezen kamer niet aan zijn in verband met zijn handicap te stellen eisen zou voldoen en gedurende zijn gehele verblijf daaraan niet zou voldoen. Dit risico kan klager niet op de reisorganisator afwentelen, nu hij in de ogen van de commissie de reisorganisator niet althans onvoldoende van de ernst van zijn handicap in kennis heeft gesteld en zich vervolgens op zijn vakantieadres niet voldoende coöperatief heeft opgesteld om de reisorganisator in de gelegenheid te stellen zijn probleem op te lossen althans een poging daartoe te ondernemen. Voorts heeft de commissie nog kennis genomen van het feit, dat op de luchthaven niet dan wel onvoldoende faciliteiten aanwezig waren voor hem als rolstoelgebruiker. De commissie erkent, dat dit voor klager ongemak en ongerief heeft opgeleverd, maar acht dit niet van zodanige importantie, dat hier een financiele vergoeding tegenover zou moeten staan. Gelet op het vorenoverwogene komt de commissie dan ook tot de conclusie, dat de klacht niet voor toewijzing in aanmerking komt. Hetgeen door en namens klager ter verdediging van zijn standpunt is aangevoerd kan het gegeven oordeel van de commissie niet anders maken. De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door klager verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 4 november 2008.