Schade aan glas in lood raam

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Verhuizen    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VER04-0006

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een in november 2002 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het uitvoeren van een verhuizing van een inboedel tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.600,–. Het uitvoeren van de verhuizing van de goederen vond plaats op 19 januari 2003.   De consument heeft op 22 november 2003 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Bij de verhuizing op 19 januari 2003 is door toedoen van de ondernemer schade ontstaan aan glas in lood ramen in mijn oude woning. De ondernemer erkende aansprakelijkheid. Ik sprak met de ondernemer af, dat de nieuwe bewoner de schade zou laten repareren door een mij bekende glasinloodzetter voor rekening van de ondernemer. Deze zou de reparatie in etappes verrichten, omdat sommige zaken moesten drogen. De rekening voor de reparatie is buiten mijn medeweten door de ondernemer aan de reparateur betaald. Later bleek de reparatie ondeugdelijk te zijn uitgevoerd want er was lekkage. Dat heb ik zelf geconstateerd. Wegens onbekwaamheid van de vorige reparateur moest een andere worden gezocht. Dat heb ik de ondernemer medegedeeld en deze heeft mij geen belemmerende voorwaarden meegegeven. De huidige eigenaar van de woning heeft de reparatie laten uitvoeren, hetgeen € 433,– heeft gekost. De rekening heeft hij aangeboden aan de ondernemer, maar omdat deze weigerde te betalen heb ik de rekening betaald. De ondernemer heeft coulancehalve aangeboden € 50,– te vergoeden, maar dat accepteer ik niet. Ik vind dat de ondernemer mij het gehele door mij betaalde bedrag dient te vergoeden.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De opdrachten voor de reparaties zijn door de koper van mijn pand gegeven. Met mij noch met deze koper heeft de ondernemer contact gehad, voordat hij de rekening van de eerste reparateur betaalde. Toen de koper mij liet weten dat het raam niet goed was gerepareerd, heb ik gesproken met [een medewerkster], werkzaam op kantoor van de ondernemer, en zij vond ook dat door een ander gerepareerd moest worden. Ik begreep dat als een toezegging dat die kosten ook door de ondernemer zouden worden betaald. Eerst nadat de nota voor de tweede reparatie was aangeboden, nam de ondernemer het standpunt in dat hij niets meer behoefde te vergoeden. De originele factuur voor de tweede reparatie heb ik niet, wel de betalingsherinnering.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Wij erkennen aansprakelijkheid voor de schade aan een glas in loodraam. De consument heeft op eigen voorwendsel een glasinloodzetter, die hij kende, in de arm genomen om de schade naar tevredenheid te laten herstellen. Nadat wij, door contact met de consument hadden vastgesteld, dat de reparatie (aanvankelijk) naar tevredenheid was uitgevoerd, hebben wij de reparatiekosten van € 170,– op 11 maart 2003 aan de reparateur uitbetaald. Ongeveer anderhalve maand later meldde de consument dat de reparatie toch niet naar tevredenheid was uitgevoerd. Wij hebben ons toen op het standpunt gesteld, dat wij niet verantwoordelijk waren voor de uitvoering van de reparatie. Na ruim vijf maanden werden wij geconfronteerd met een rekening van liefst € 440,30. De daarvoor uitgevoerde reparatie is opgedragen door de nieuwe bewoners van de woning zonder overleg met ons en zonder prijsopgave. Bovendien weten wij niet wat intussen in de woning is gebeurd. Niettemin vonden wij het gebeurde uiterst vervelend en hebben € 100,– als coulancevergoeding aangeboden. Daarop is de consument niet ingegaan. Wij menen niet verplicht te zijn tot verdere schadevergoeding.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Ik weet niet of voor de betaling van de nota aan de eerste reparateur contact is opgenomen met de consument. Ik vermoed van niet. Ik denk dat de reparateur zich aan de balie heeft gemeld en hem de € 170,– contant zijn betaald er op vertrouwend, dat daarvoor ook goed werk is geleverd. Ik weet niet of [mijn medewerkster] toestemming heeft gegeven voor de tweede reparatie voor onze rekening. Ik zie dat dit anders in ons verweerschrift staat. Waarschijnlijk zou ik hetzelfde als [mijn medewerkster] gezegd hebben. Van ons bedrijf heeft niemand de schade opgenomen. Wij hoorden van de verhuizers dat er een kleine schade was en toen de consument voorstelde de reparatie door de hen bekende reparateur te laten uitvoeren, hebben wij dat goedgevonden. Ook als de kosten hoger waren geweest dan het eigen risico van € 113,– op onze verzekering zouden wij deze zelf hebben betaald. Het is allemaal erg ongelukkig verlopen. Daarom hebben wij € 100,– coulancehalve aangeboden.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de ondernemer verplicht is boven de reeds betaalde € 170,– de € 440,30 te vergoeden, die de consument heeft betaald aan de tweede reparateur van het glasinlood raam, dat de ondernemer bij de verhuizing had beschadigd. De ondernemer erkent aansprakelijk te zijn voor de toegebrachte schade en ingestemd te hebben de reparatiekosten te vergoeden, zonder daaraan een limiet te stellen of zelf voor enige schadevaststelling te zorgen. De ondernemer heeft aan de eerste reparateur € 170,– betaald. Nu de consument nadrukkelijk ontkent voor deze betaling contact met de ondernemer te hebben gehad en de deugdelijkheid van de reparatie te hebben bevestigd kan, mede gelet op de verklaringen van [de ondernemer] ter zitting, niet van deugdelijke of volledige reparatie worden uitgegaan. Onduidelijk is of de ondernemer instemde met de tweede reparatie voor zijn rekening. De consument stelt van [de medewerkster van de ondernemer], toen hij met haar telefonisch de zaak besprak “geen belemmerende voorwaarden” te hebben meegekregen en haar mededelingen als een toestemming te hebben opgevat. [De ondernemer] bevestigt ter zitting de eerdere lezing, dat de ondernemer voor de tweede reparatie verdere vergoeding heeft afgewezen, niet. Evenmin ontkent hij, dat [zijn medewerkster] heeft verklaard, zoals de consument stelt, dat zij deed. Hij zou zelf waarschijnlijk hetzelfde hebben gezegd, zo verklaarde hij ter zitting. Volgens de consument werd verdere vergoeding eerst na aanbieding van de tweede reparatienota geweigerd door de heer Kuijper, de ondertekenaar van het verweerschrift. Onder deze omstandigheden houdt de commissie het er voor, dat de consument mocht menen dat ook de kosten van de tweede reparatie door de ondernemer zouden worden vergoed. Nu de ondernemer op geen enkele wijze onderbouwt dat de tweede reparatie niet noodzakelijk of onnodig duur was, doch volstaat met het opwerpen van louter de vraag of dat zo was, meent de commissie dit bezwaar te moeten passeren. De ondernemer gaat er aan voorbij, dat hij als schadeveroorzaker en contractant van de consument gehouden is actief mee te werken aan het oplossen van problemen, die door zijn toedoen bij de afwikkeling van de gesloten overeenkomst zijn ontstaan.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 440,30. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 60,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 200,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Verhuizen op 20 april 2004.