Commissie: Advocatuur
Categorie: (non)conformiteit
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
118204/130273
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De advocaat heeft de cliënt en zijn ex-echtgenote als mediator bijgestaan bij het afwikkelen van hun scheiding. Nadat het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan waren ondertekend en door de rechter waren bekrachtigd, zijn er volgens de cliënt aantoonbare fouten gemaakt door de advocaat. De cliënt stelt hierdoor financiële schade te hebben geleden. De advocaat is het met de cliënt eens dat er een fout is gemaakt. Vanuit de aansprakelijkheidsverzekering van de advocaat is de ex-echtgenote financieel al gecompenseerd. De advocaat stelt dan ook dat de cliënt overbodig extra advocaatkosten heeft gemaakt. De commissie beslist dat de er in de onderstaande zaak voldoende reden was om een andere advocaat in te schakelen. De kosten worden echter niet vergoed, omdat de cliënt al voordeel heeft genoten door een door de advocaat gemaakte fout. Een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt toegewezen door de commissie. De klacht is ten dele gegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de advocaat.
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening en geleden schade.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De advocaat heeft als mediator de cliënt en zijn ex-vrouw bijgestaan bij het afwikkelen van een scheiding. Nadat het scheidingsconvenant en het ouderschapsplan waren ondertekend en bekrachtigd door de rechter bleek dat er door de advocaat aantoonbare fouten waren gemaakt. De cliënt heeft hierdoor financiële schade opgelopen.
Nadat de cliënt zijn klacht indiende bij het kantoor, heeft de advocaat tot tweemaal toe een schikkingsvoorstel gedaan, zonder hierbij aansprakelijkheid te erkennen. Omdat het bedrag van de schikkingsvoorstellen niet in verhouding staat de tot de geleden schade heeft de cliënt beide voorstellen afgewezen.
Klacht 1:
De advocaat is er in zijn berekeningen ten onrechte vanuit gegaan dat de ex-partner geen recht zou hebben op een kindgebonden budget. De advocaat heeft kennelijk over het hoofd gezien dat het eigen vermogen in een woning niet meetelt bij een aanspraak op een kindgebonden budget. Hierdoor is de draagkracht van de ex-partner niet juist berekend.
Klacht 2:
Doordat er, na het ondertekenen van het echtscheidingsconvenant, onduidelijkheid ontstond over het bedrag van de uitkoopsom heeft de cliënt extra advocaatkosten moeten maken.
De cliënt verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.
Ter zitting heeft de cliënt zijn standpunt nader toegelicht.
Doordat de advocaat uit is gegaan van een verkeerd beginsel kreeg de cliënt een bedrag van circa € 22.000,– teveel uit de verdeling. De beleggingsleer is bij het eerste gesprek genoemd en de cliënt herinnert zich dat de advocaat heeft aangegeven dat dat voor hem niet gold. Daarna kwam zijn ex-partner er via de bank achter dat dit toch zo was. De advocaat stuurde een mail met een tekst in de trant van “Dat betekent ook dat de schade in de toekomst linksom of rechtsom bij J… zal worden teruggevorderd.”. Daarom voelde de cliënt zich genoodzaakt om een andere advocaat hierop te zetten. Hij vordert een bedrag van € 907,50 inclusief btw voor die gemaakte kosten als schadevergoeding.
De andere advocaatkosten die de cliënt vordert gingen over het kindgebonden budget. De cliënt heeft uiteindelijk met zijn ex-partner geschikt hierover. Er is inderdaad een verandering geweest met betrekking tot een kinderrekening. Dit hing ook samen met KGB. Zijn ex-partner had geen privévermogen. Alleen een schenking van € 100.000,– van haar vader die in de woning zat. Dit wist de advocaat allemaal. Pas later werd bekend dat vermogen opgesloten in de woning niet meetelt.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De advocaat erkent dat hij een fout heeft gemaakt waardoor de cliënt een bedrag van € 22.106,82 teveel heeft ontvangen. De ex-partner van de cliënt is daarvoor gecompenseerd via zijn aansprakelijkheidsverzekering. De advocaat heeft het teveel ontvangen bedrag nimmer bij de cliënt teruggevorderd. De cliënt heeft met een andere advocaat dit afgewikkeld met zijn ex-partner. Die kosten wenst hij thans terug te vorderen van de advocaat. De advocaat ziet niet in waarom hij de advocaatkosten zou dienen te vergoeden die de cliënt op eigen initiatief, onnodig, heeft gemaakt.
Ten aanzien van het kindgebonden budget heeft de advocaat aan partijen geen verkeerde informatie verstrekt en is de berekening opgesteld conform de aangegeven en door partijen aanvaarde uitgangspunten. In strijd met de geschillenregeling in het convenant is de advocaat niet op de hoogte gesteld zodat hij de kosten niet heeft kunnen beperken.
De advocaat verzoekt de klachten en verlangde schadevergoeding af te wijzen.
Ter zitting heeft de advocaat zijn standpunt nader toegelicht.
De advocaat is uitgegaan van het ‘nominaliteitsbeginsel’ waarbij de ex-partner van de cliënt haar investering nominaal terug zou ontvangen. Voor de investeringen die zijn gedaan na 2012 geldt echter de ‘beleggingsleer’, waarbij de investering meestijgt in waarde met de waardeontwikkeling van de woning.
De advocaat betwist dat deze beleggingsleer is besproken. Zijn mail van 6 mei 2020 was erop gericht om te overleggen met de cliënt. Het was de advocaat niet bekend dat de cliënt bezig was met de aankoop van een woning.
De advocaat heeft inzake de alimentatieberekening de vraag gesteld of de ex-partner in aanmerking kwam voor de KGB. Hij ging uit van de informatie van partijen nu het privévermogen van de ex-partner hem niet bekend was. In het concept dat is voorgelegd stond de berekening maar beiden partijen hebben daarop niet gereageerd. Volgens de advocaat telt het vermogen in de woning niet mee. Hij wist uit documenten van de ex-partner inderdaad wel welke bedragen in de woning zaten. Maar dat was toegezonden in het kader van de verdeling. De advocaat dacht nog dat er ander privévermogen was. In zijn ogen had de ex-partner moeten melden dat zij wel KGB kreeg. Zij wist dit immers als eerste en kreeg te veel.
Doordat de advocaat achteraf pas op hoogte was, heeft hij de schade niet kunnen beperken. Partijen zijn uiteindelijk naar een heel ander systeem overgestapt (qua alimentatie). De kosten die in dat verband zijn gemaakt, vallen buiten de toe te kennen schadevergoeding.
Wat partijen voor het overige hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van eiser hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De klacht inzake de verkeerde berekening in de verdeling is door de advocaat erkend. De commissie acht deze klacht gegrond. Naar het oordeel van de commissie gaf de tekst uit de email van 6 mei 2021 van de advocaat aan de cliënt aanleiding om een andere advocaat in te schakelen en dus (extra) advocaatkosten te maken. De commissie wijst desondanks het verzoek tot schadevergoeding op dit punt af. Zij heeft begrepen dat de advocaat het genoten voordeel van circa € 22.000,– (dat door de rechtsbijstandverzekering van de advocaat aan de ex-partner is vergoed) niet heeft teruggevorderd bij de cliënt en ook niet voornemens is dit alsnog te doen. Zij acht het derhalve redelijk dat die gevorderde kosten (€ 907,50) worden verdisconteerd met het door de cliënt genoten voordeel van circa € 22.000,–.
Ook de klacht inzake KGB acht de commissie gegrond. Dat de ex-partner van cliënt een hoger vermogen had dan € 95.000,– is ten onrechte door de advocaat aangenomen. Hij wist of had moeten weten dat geld opgesloten in de woning niet zou meetellen in de berekening van het eigen vermogen en wist vanuit de verdeling om welke bedragen het ging. Hij had niet mogen schrijven “ervan uitgaan dat/…” maar had hier de leiding moeten nemen en dit bij partijen uit moeten vragen.
De cliënt vordert de teveel betaalde alimentatie en de door hem gemaakte advocaatkosten als schadevergoeding. De commissie leidt af uit de stukken van het dossier dat de advocaatkosten de declaraties betreft van in totaal € 1.642,–. De commissie acht het redelijk de vordering van deze kosten 50-50 toe te wijzen gelet op de onduidelijkheden over en weer en omdat zoals ter zitting bleek dat deze werkzaamheden ook betrekking hadden op andere werkzaamheden rondom de alimentatie. De commissie zal de advocaat daarom veroordelen om 50% van € 1.642,– aan de cliënt te voldoen.
Inzake de vordering van teveel betaalde alimentatie geldt dat de cliënt deze onvoldoende heeft onderbouwd. De commissie kan alleen zijn berekening ad € 270,– volgen. Deze is door de advocaat ook niet betwist. Zij zullen een bedrag van € 270,– toewijzen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klachten deels gegrond zijn. De advocaat dient nu de klachten deels gegrond zijn Reglementair het klachtengeld te vergoeden aan de cliënt en behandelingskosten te voldoen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en veroordeelt de advocaat tot betaling van een bedrag van € 1.091,– aan de cliënt te voldoen binnen een maand na verzending van deze uitspraak.
Het overige door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Bovendien dient de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 102,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, de heer mr. I.L. Haverkate, mevrouw mr. drs. S. Euwema, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C.C.J. Laenen, secretaris, op 19 november 2021.