Schadevergoeding voor een verkeerde alimentatieberekening

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Dienstverlening / Schadevergoeding    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 223159/237388

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Aan de uitspraak ligt een overeenkomst tot dienstverlening tussen cliënt en advocaat ten grondslag. De advocaat heeft de cliënt bijgestaan in zijn echtscheidingszaak. De cliënt verzoekt een schadevergoeding van 25.000 euro, nadat de advocaat een verkeerde alimentatieberekening bij de rechtbank heeft ingediend. De rechtbank is bij de alimentatieberekening uitgegaan van de jaaropgave 2020 van de cliënt, terwijl die van 2021 wel beschikbaar is gesteld. De advocaat is van mening dat het gebruiken van de verkeerde jaaropgave van de rechtbank niet aan hem kan worden toegerekend. Daarnaast meent de advocaat dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De cliënt heeft namelijk een andere klacht bij de interne kantoorklachtenregeling ingediend, dan nu bij de commissie.

Wat is de beslissing?

De commissie is van mening dat zij de klacht inhoudelijk kan behandelen. Er is geen inhoudelijk verschil met de interne klacht, slechts een lager schadebedrag. Wat betreft de schadevergoeding, verklaart de commissie de klacht van cliënt ongegrond. Het feit dat de rechtbank de jaaropgave van 2020 heeft gebruikt kan de advocaat niet worden aangerekend, nu de jaaropgave van 2021 de rechtbank ook beschikbaar was. Ook is er een lopend hoger beroep, waarin niet duidelijk is of de jaaropgave van 2021 enige rol gaat spelen. Het vaststellen van enige schade voor cliënt is daarom niet mogelijk.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Advocatuur (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 februari 2024 om 10.00 uur te Den Haag.
De cliënt heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht. De advocaat is niet ter zitting verschenen. Na afloop van de behandeling heeft een kantoorgenoot van de advocaat zich alsnog bij de commissie gemeld. Hij was ervan uitgegaan dat de behandeling van de zaak pas om 11.00 uur zou plaatsvinden. Partijen werden voor de behandeling van een tweede zaak opgeroepen voor het tijdstip van 11.00 uur.
De commissie heeft bij haar secretariaat gevraagd na te gaan of partijen op de juiste wijze zijn opgeroepen. Daaruit is gebleken dat partijen tijdig en behoorlijk zijn opgeroepen voor onderhavige (eerste) zaak. De kantoorgenoot van de advocaat heeft dit bevestigd.
De commissie heeft daarom besloten partijen niet opnieuw op te roepen en een beslissing te nemen.
Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat, alsmede de schade die de cliënt stelt te hebben geleden door toedoen van de advocaat.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De advocaat heeft de cliënt bijgestaan in zijn echtscheidingszaak.
De cliënt heeft de advocaat op 16 mei 2022 zijn jaaropgave van 2021 toegestuurd. De advocaat heeft deze pas op 25 mei 2022 aan de rechtbank toegestuurd, zonder daarbij een nieuwe alimentatieberekening – op basis van de gewijzigde, lagere inkomsten van de cliënt – te voegen. De rechtbank is daardoor uitgegaan van de eerdere alimentatieberekening van de advocaat, die is gemaakt met de jaaropgave van 2020.
Door de gebreken in de dienstverlening van de advocaat is de door de cliënt aan zijn ex-echtgenote te betalen alimentatie te hoog vastgesteld en lijdt de cliënt financiële schade.

De cliënt verzoekt de commissie hem een schadevergoeding van € 25.000,– toe te kennen.

Standpunt van de advocaat

Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De advocaat is primair van mening dat de cliënt niet-ontvankelijk is in zijn klacht, nu deze verschilt van de klacht die de cliënt in de interne klachtenprocedure aan het kantoor van de advocaat heeft voorgelegd.

De advocaat heeft begin januari 2022 het verweerschrift tegen de echtscheiding ingediend, met als bijlagen de tot de haar ter beschikking staande stukken en een alimentatieberekening op basis van de jaaropgave 2020 van de cliënt.
Op 16 mei 2022 heeft de cliënt onder meer zijn jaaropgave van 2021 aan de advocaat toegestuurd. De advocaat heeft deze jaaropgave – alsmede de aanvullende stukken die de cliënt had aangeleverd – op 26 mei 2022 bij de rechtbank ingediend. De advocaat is van mening dat zij deze tijdig (voor de zitting van 8 juni 2022) bij de rechtbank heeft ingediend.
De rechtbank heeft een eigen alimentatieberekening uitgevoerd. Daarbij is helaas uitgegaan van de inkomsten van de cliënt uit 2020, terwijl de jaaropgave 2021 wel beschikbaar was gesteld. Dat de rechtbank niet de jaaropgave 2021 heeft gebruikt, kan de advocaat niet worden toegerekend.
De cliënt heeft bovendien hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. De uitkomst van deze procedure – waarbij de advocaat niet is betrokken – is relevant voor de geclaimde schade.

De advocaat verzoekt de commissie de klacht van de cliënt ongegrond te verklaren en de door hem verzochte schadevergoeding af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

De advocaat beroept zich op niet-ontvankelijkheid. Gelet op dit verweer van de advocaat dient te commissie te onderzoeken of de cliënt kan worden ontvangen in zijn klacht.
De commissie dient deze vraag te beantwoorden aan de hand van de bepalingen van haar reglement: de niet-ontvankelijkheidsgronden staan vermeld in artikel 7 van het reglement. De advocaat doet een beroep op artikel 7 lid 2 sub a van het reglement. Daarin is bepaald als volgt:
“De Commissie verklaart op verzoek van de advocaat – mits gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk:
a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat heeft ingediend binnen drie maanden na het moment waarop de cliënt kennisnam of redelijkerwijs had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding heeft gegeven”.
De commissie stelt vast dat de cliënt de klacht eerst overeenkomstig de interne klachtenregeling aan het kantoor van de advocaat heeft voorgelegd en dat deze klacht inhoudelijk overeenstemt met de klacht die hij bij de commissie heeft voorgelegd. Het enkele feit dat de cliënt in de interne klachtenprocedure een lager bedrag aan schadevergoeding heeft gevraagd dan in de onderhavige procedure, acht de commissie onvoldoende om de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de commissie het geschil inhoudelijk zal behandelen.

De commissie overweegt het volgende.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Op grond van de stukken staat vast dat de cliënt de advocaat op 16 mei 2022 aanvullende stukken, waaronder met name de jaaropgave van 2021, heeft toegestuurd en dat de advocaat deze stukken op 25 dan wel 26 mei 2022 aan de rechtbank heeft doorgestuurd.
De commissie is met de cliënt van oordeel dat het op de weg van de advocaat had gelegen om aan de hand van de jaaropgave 2021 de alimentatieberekening aan te passen en een nieuwe alimentatieberekening aan de rechtbank te doen toekomen. Dit heeft zij nagelaten. Echter, de commissie kan niet vaststellen wat de rechtbank zou hebben beslist als de advocaat de aanvullende stukken wel had vergezeld van een nieuwe alimentatierekening. De advocaat stelt in dit verband terecht dat het te doen gebruikelijk is dat de rechtbank een eigen berekening maakt. Vaststaat dat de rechtbank de jaaropgave van 2021 tijdig heeft ontvangen. Dat zij desondanks is uitgegaan van de jaaropgave 2020, valt de advocaat niet te verwijten.
De commissie neemt voorts in aanmerking dat de cliënt hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank. Ter zitting heeft de cliënt desgevraagd medegedeeld dat deze procedure nog loopt. Niet te voorspellen valt wat de uitkomst van het hoger beroep zal zijn. Derhalve is thans nog onbekend of de jaaropgave van 2021 uiteindelijk een factor in de beslissing met betrekking tot de door de cliënt aan zijn ex-echtgenote te betalen alimentatie zal zijn. De commissie kan dus ook niet vaststellen of de cliënt uiteindelijk schade zal lijden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat. De commissie zal de klacht daarom ongegrond verklaren en de door hem verzochte schadevergoeding afwijzen.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het door de cliënt verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, mevrouw mr. M.J. de Groot, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 13 februari 2024.