Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
116330/135176
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument is na het starten van een opleiding tot doktersassistent met ADHD gediagnosticeerd, hetgeen een negatieve invloed heeft gehad op de studieresultaten. De consument heeft hieromtrent geen contact kunnen krijgen met een begeleider vanuit de opleiding. Daarom wenst de consument dat hij in de gelegenheid gesteld wordt om de achterstand in te halen en dat een deel van het opleidingsgeld wordt gerestitueerd. De onderwijsinstelling stelt nooit geïnformeerd te zijn over de diagnose ADHD van de consument. Volgens de onderwijsinstelling hebben er vier studieloopbaangesprekken plaatsgevonden waarin de achterstand is besproken. De commissie beaamt dat de consument de onderwijstelling niet heeft geïnformeerd over de diagnose. Wel heeft de consument aangedrongen op een extra gesprek, maar dat was volgens de commissie te laat. De achterstand was toen immers al opgelopen. Wel is de commissie van mening dat de onderwijsinstelling zijn zorgplicht deels heeft verzuimd. De consument had gewaarschuwd moeten worden over de mogelijke gevolgen van de achterstand. De commissie oordeelt dat 33% van het opleidingsgeld terugbetaald moet worden aan de consument. De klacht is deels gegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of de consument recht heeft op verlenging van zijn opleiding, dan wel teruggave van een deel van het opleidingsgeld.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument is in februari 2020 begonnen aan de opleiding tot doktersassistent bij de ondernemer. De consument is sinds kort gediagnosticeerd met ADHD. Deze mentale stoornis heeft een sterke negatieve invloed gehad op zijn resultaten bij de opleiding. De consument stelt meerdere malen contact te hebben gezocht met de begeleider om zijn situatie toe te lichten maar hij kreeg daartoe geen kans. De consument wil in de gelegenheid gesteld worden om zijn achterstand in te halen, dan wel zijn opleidingsgeld terugkrijgen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer is pas in het kader van deze procedure op de hoogte gesteld van de diagnose ADHD bij de consument. Tijdens de eerste 12 maanden van de opleiding hebben conform planning 4 studieloopbaangesprekken plaatsgevonden tussen de consument en zijn studieloopbaanbegeleider. Tijdens deze gesprekken is het achterblijven van de voortgang, het verzuim en het afwezig zijn bij examens en toetsen besproken met de consument en zijn afspraken ter verbetering gemaakt. Op geen enkel moment of enkele wijze is kenbaar gemaakt dat de consument kampte met mentale problemen. Aanvullend op de reguliere studieloopbaangesprekken is er op o.a. 18 oktober 2020 contact over het verzuim en de achterstand met de vestigingsmanager. Er zijn afspraken gemaakt om de achterstand in te lopen en de aanwezigheid te verbeteren.
Indien een student na verstrijken van de nominale opleidingsduur plus 3 aansluitende maanden nog geen diploma behaald heeft en er is een realistisch perspectief dat succesvolle afronding van de opleiding binnen afzienbare tijd mogelijk is, dan kan de student zich inschrijven als extraneus. Hiervoor komt de consument, gezien de opgelopen achterstand, echter niet voor in aanmerking.
Uiteraard is de consument welkom om samen met de ondernemer te onderzoeken of hij opnieuw zou kunnen starten met de opleiding; de ondernemer wil daarin coulant zijn als het gaat om de opleidingskosten. Er zou dan wel eerst een gesprek dienen plaats te vinden met de vestigingsmanager om de haalbaarheid gezien de eerdere ervaring en de inmiddels gestelde diagnose te bepalen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt vast dat de consument de ondernemer tijdens de opleiding niet in kennis heeft gesteld van zijn diagnose. Hij heeft weliswaar in de periode mei/juni 2021 aangedrongen op een gesprek met de vestigingsmanager maar toen was de achterstand al zodanig hoog opgelopen dat de consument niet meer in aanmerking kon komen voor een verlenging, ongeacht de oorzaak van de achterstand. Dat de consument die achterstand heeft opgelopen, kan dan ook niet zijn veroorzaakt door het veronachtzamen van zijn situatie door de ondernemer.
De ondernemer heeft aangegeven dat de achterstand zodanig is dat deze niet middels een verlenging zou kunnen worden ingehaald. De consument heeft zelf ook in de correspondentie aangegeven dat hij inziet dat hij aan de voorwaarden voor zo een verlenging niet voldoet. Er is dan ook geen grond voor de commissie om te adviseren een dergelijke verlenging toch de consument te gunnen. In dat verband neemt de commissie nota van het aanbod van de ondernemer om met de consument een gesprek aan te gaan over het eventueel opnieuw starten met de opleiding, waarbij rekening kan worden gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en ook coulance kan worden betracht met het opleidingsgeld.
Ten aanzien van het verzoek om restitutie van het opleidingsgeld, oordeelt de commissie het volgende. Vaststaat dat de consument een grote achterstand heeft opgelopen als gevolg van omstandigheden die, weliswaar niet zijn schuld zijn, maar wel binnen zijn risicosfeer vallen. De ondernemer was van die omstandigheden niet op de hoogte gedurende de periode dat de achterstand is opgelopen. Uit het dossier blijkt dat de opgelopen achterstand meerdere malen met de consument is besproken, zowel door zijn studiebegeleider, als door de vestigingsmanager. De vraag is echter of de ondernemer de consument tijdig en voldoende heeft gewaarschuwd over de gevolgen van het oplopen van de achterstand. Daartoe is de ondernemer uit hoofde van zijn zorgplicht jegens de consument wel gehouden. Voor zover dit is gebeurd, blijkt dat niet, althans onvoldoende, uit het dossier. Weliswaar is met enige regelmaat gesproken over de opgelopen achterstand en zijn er verbeterplannen gemaakt, echter is niet gebleken dat de consument ook is gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen indien de achterstand niet werd ingehaald. Daarom niet kan worden aangenomen dat de ondernemer aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De commissie ziet daarin aanleiding te bepalen dat het opleidingsgeld gedeeltelijk, namelijk voor 33%, zal worden terugbetaald aan de consument.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht (deels) gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de ondernemer 33% van het door de consument betaalde opleidingsgeld aan hem dient te restitueren.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 107,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit de heer mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, de heer mr. J.A. Frederik, mevrouw mr. R. Jelicic, leden, op 4 februari 2022.