Commissie: Rijopleidingen
Categorie: Schikking ter zitting
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
117081
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een in februari 2017 tussen partijen tot stand gekomen lesovereenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verzorgen van een rijopleiding tegen een door de consument te betalen prijs van € 1.725,–.
De overeenkomst is in de loop van 2017 uitgevoerd.
De consument heeft in november 2017 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Begin februari 2017 is door de consument en de gezinscoach gesproken met de ondernemer over de mogelijkheden van zijn zoon [naam zoon] om het rijbewijs te kunnen halen. [Naam zoon] heeft een IQ van 52 en lijdt aan PDD-NOS. Bij dat gesprek is ook de aan het CBR op te sturen Eigen Verklaring aan de orde gekomen. Het advies van de ondernemer was om daarmee te wachten totdat [Naam zoon] enige rijervaring had opgedaan. Ook heeft men gesproken over de theorielessen. [Naam zoon] had al een poging ondernomen om met lessen van een derde de theorie onder de knie te krijgen. Dat bleek niet haalbaar. De ondernemer dacht daar anders over en gaf aan dat als hij de lessen op zijn manier zou geven dit altijd succes zal hebben. Tijdens rijles nummer 35 is de gezinscoach meegegaan. De les was een regelrechte ramp. [naam zoon] kende het verschil tussen links en rechts niet en kon niet fatsoenlijk schakelen. Hierna zijn de lessen beëindigd en heeft de consument de Eigen Verklaring aan het CBR gestuurd. Uit een op 9 december 2017 met een psychiater van het CBR gevoerd gesprek en door deze opgestelde rapportage bleek dat [Naam zoon] rijongeschikt is. Van een rijtest was geen sprake. De consument verwijt de ondernemer hem onjuist te hebben geadviseerd en door hem niet op de hoogte te zijn gebracht van de vorderingen van [Naam zoon].
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
In het kader van een minnelijke regeling van het geschil van partijen kan de consument ermee instemmen dat de ondernemer aan hem een bedrag van € 650,– tegen finale kwijting betaalt.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De rijgeschiktheid van een kandidaat wordt exclusief vastgesteld door het CBR. Om de rijgschiktheid te beoordelen moet een kandidaat in staat zijn om een auto te besturen. Om de kans om door het CBR rijgeschikt te worden bevonden te vergroten is het gebruikelijk dat een kandidaat eerst enigszins leert rijden. Dit heeft de ondernemer in het eerste gesprek duidelijk aangegeven. De ondernemer heeft met de consument afgesproken dat hij zou aangeven wanneer de Eigen Verklaring het beste kon worden ingezonden. Van een toezegging dat [Naam zoon] rijgeschikt zou worden bevonden is geen sprake geweest. De eigen verklaring is voortijdig ingestuurd, waardoor de kansen zijn verkleind. Vooraf kan niet worden ingeschat hoe lang het zal duren voordat een kandidaat in staat is het rijbewijs te halen. De theorielessen werden aansluitend aan de rijlessen gepland en vonden bij de consument thuis plaats. Er werd maandelijks gefactureerd en de facturen zijn betaald.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
In het kader van een minnelijke regeling van het geschil van partijen is de ondernemer bereid tegen finale kwijting een bedrag van € 650,– aan de consument te voldoen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt over de wijze waarop het geschil opgelost zal worden. Dit betekent dat de commissie niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Volstaan wordt met het hierna vastleggen van de tussen partijen tot stand gekomen schikking.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 650,–. Betaling dient plaats te vinden binnen 14 dagen na de verzenddatum van dit bindend advies.
Na uitvoerring van deze overeenkomst hebben partijen ter zake niets meer van elkaar te vorderen en verlenen zij elkaar over en weer kwijting en decharge.
Iedere partij draagt de eigen kosten
Aldus vastgelegd door de Geschillencommissie Rijopleidingen, bestaande uit
mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, drs. W. Nienhuis en R. Vlasveld, leden, op 27 juni 2018.