Sedert 2013 gedoogt de ondernemer dat consument jaarplaats permanent bewoont. Inperking van dit recht door ondernemer naar eigen goeddunken is niet toeegstaan na 13 jaar gedogen.

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Huurovereenkomst m.b.t. vaste standplaatsen    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 108645

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit de huur van een standplaats. 

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

We hebben al ruim twee jaar last van de Poolse bewoners op het recreatieterrein.

De ondernemer heeft eenzijdig het reglement aangepast. Zonder aankondiging mogen wij plotseling niet meer overnachten op onze jaarplaats in de periode van november tot en met maart.
Er is dus nu opeens sprake van een seizoenplaats. De ondernemer wil niet in gesprek. Hij is niet voor rede vatbaar. 

De consument verlangt compensatie en vooral duidelijkheid over de ontstane situatie.  

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Wij herkennen ons totaal niet in de klachten van de consument. Voorafgaande aan de brief van 20 december 2016 hebben wij daar nooit in deze mate kennis van genomen. Ook bij navraag op de camping bleek niemand zich te herkennen in de gestelde klachten. Evenmin zijn er door anderen klachten bij ons gemeld.

Ons bedrijf is in [naam gebied]. Wij hebben al meer dan 25 jaar arbeidsmigranten op ons terrein. Wij hadden dus al arbeiders op ons terrein ver voordat de consument een chalet op ons terrein kocht.

De consument heeft in mei 2016 kennisgenomen van de aanpassing van ons campingreglement, net als 99% van onze andere gasten. Om aan alle mogelijke onduidelijkheid een einde te maken, hebben wij deze nogmaals verstuurd met de facturen van 2016. De aanpassing is dus ruim van tevoren gemeld en niet plotseling. Het oude reglement is bij aankoop in 2003 overhandigd en daar stond toen ook al dat wij de Recron-voorwaarden hanteren.

Het is wat ons betreft nog steeds mogelijk om 365 dagen per jaar te recreëren en het is zelfs mogelijk om onder voorwaarde in de periode van november tot en met maart te overnachten. Naar deze voorwaarden heeft de consument nooit direct geïnformeerd. Wel is er voor de gehele periode toestemming gevraagd om te overnachten, wat wij geweigerd hebben.

Verder hadden wij na de brief van 20 december 2016 en de mailwisseling erna geen behoefte meer aan een persoonlijk gesprek.  

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Het standpunt van de consument inzake de overlast door Poolse bewoners op het campingterrein heeft de ondernemer weersproken. Nu de consument dat standpunt niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd, ook ter zitting niet, en de standpunten van partijen met betrekking tot de gestelde overlast diametraal tegenover elkaar staan, onthoudt de commissie zich van een oordeel met betrekking tot dit klachtonderdeel.  

Reeds vanaf 2003 huurt de consument een jaarplaats op het terrein van de ondernemer. Reeds op dat moment was het ingevolge artikel 1 van het toen geldende campingreglement niet toegestaan om de stacaravan/het chalet permanent te bewonen.

Desondanks heeft de consument tot aan de wijziging van het campingreglement in mei 2016 al die jaren 365 dagen per jaar mogen verblijven én overnachten in zijn chalet. Dit heeft de ondernemer ter zitting desgevraagd bevestigd.

De wijziging van het campingreglement in mei 2016 houdt in dat artikel 22 is toegevoegd:

Wij zijn het gehele jaar open voor recreatie, alleen is het niet meer toegestaan om zonder schriftelijke toestemming te overnachten in de maanden november tot en met maart’

Ter zitting heeft de ondernemer desgevraagd verklaard dat de achterliggende gedachte van deze toevoeging is om nieuwe permanente bewoning te voorkomen én om een einde te maken aan de bestaande permanente bewoning. Overigens is niet helder geworden waarom de ondernemer juist in 2016 heeft  besloten tot wijziging van het reglement. Op de vraag aan welke voorwaarde(n) een huurder moet voldoen, wil hij schriftelijke toestemming krijgen om te overnachten in voornoemde periode, is de ondernemer het antwoord schuldig gebleven.

Gelet op het feit dat de ondernemer gedurende een periode van 13 jaar heeft gedoogd dat de consument 365 dagen per jaar mocht verblijven én overnachten in zijn chalet, heeft  de consument daarmee het ongeschreven recht verworven om zulks te doen. Naar het oordeel van de commissie  heeft de ondernemer met de eenzijdige wijziging van het campingreglement de huurder dat recht ten onrechte ontnomen.

Ten overvloede merkt de commissie op dat de ondernemer in het toegevoegde artikel 22 van het campingreglement heeft gesteld dat schriftelijke toestemming is vereist voor het overnachten in de periode van november tot en met maart. Nu de ondernemer echter niet duidelijk heeft kunnen maken onder welke voorwaarde(n) een huurder in de genoemde periode mag overnachten, kan niet anders dan worden geconcludeerd dat de ondernemer naar eigen goeddunken die toestemming verleent, wat willekeur met zich brengt.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard dient te worden en zal zij in dit geval bepalen dat de consument  ook in de periode van november tot en met maart mag verblijven én overnachten in zijn chalet zonder dat daar schriftelijke toestemming voor is verleend door de ondernemer. 

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond.

De  commissie bepaalt dat de consument ook in de periode van november tot en met maart mag verblijven én overnachten in zijn chalet zonder dat daar schriftelijke toestemming voor is verleend door de ondernemer. 

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 21 juni 2017.