Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
191578/193837
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De uitspraak gaat over een door de ondernemer per 1 januari 2023 opgezegde opvangovereenkomst. Na opzegging werd door de ondernemer gecommuniceerd over het openen van een nieuwe peutergroep op dezelfde locatie, zonder dat de consument hiervan op de hoogte was. Volgens de consument had de opzegging/sluiting van de groepen kunnen worden voorkomen door goed management. De ondernemer stelt dat het zware weer waarin de locatie vanaf de overname op 1 april 2021 heeft gezeten, heeft geleid tot een zwaar financieel verlies. Daarbij alle gebeurtenissen opgeteld en de casus van vermeend grensoverschrijdend gedrag, heeft de ondernemer geen andere mogelijkheid meer gezien dan sluiting van twee groepen. De commissie is van oordeel dat de beëindiging van de opvang van de zoon van de consument op een zorgvuldige wijze is geschied en kon plaatsvinden op grond van de algemene voorwaarden. Daarin staat (artikel 10 lid 3 sub e) dat de ondernemer bevoegd is de overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. Naar het oordeel van de commissie is die er en is sprake van ‘een bedrijfseconomische noodzaak die de continuïteit van de locatie waar het kind is geplaatst in gevaar brengt’. De opzegging is naar het oordeel van de commissie zorgvuldig gebeurd, omdat de ondernemer ruim drie maanden voor de opzegdatum heeft opgezegd. De commissie oordeelt de klacht dan ook ongegrond.
Het klachtonderdeel dat de consument kort na de opzegging te horen heeft gekregen dat de ondernemer voornemens is in het eerste kwartaal van 2023 een nieuwe peutergroep te openen, acht de commissie wel gegrond. De wijze van communicatie daarover is zeer ongelukkig geweest en heeft voor onnodige onrust gezorgd. Dat de ondernemer wellicht in de toekomst een nieuwe peutergroep zal starten vindt de commissie niet onbegrijpelijk, maar daarover nu al communiceren met andere ouders dan de ouders waar kort daarvoor het contract was beëindigd, is zeer onzorgvuldig.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de eenzijdige beëindiging van de plaatsingsovereenkomst met de zoon van de consument door de ondernemer met ingang van 1 januari 2023.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 27 september 2022 heeft de consument het bericht ontvangen van de ondernemer dat het contract per 1 januari 2023 zal worden beëindigd. De reden hiervoor zou zijn dat er zwaarwegende omstandigheden zijn waardoor de opvang moet worden gesloten. Dit zorgt voor een grote groep peuters voor een instabiele situatie waarin veel onzekerheid speelt. Door de ouders/verzorgers zal veel geregeld moeten worden om nieuwe opvang te vinden. De consument heeft tot zijn grote verbazing op 21 oktober 2022 het bericht ontvangen dat vanaf 2023 opnieuw een peutergroep op dezelfde locatie gestart zal worden.
Het aangedragen argument dat de locatie door het gebrek aan personeel en het hoge ziekteverzuim niet kan blijven bestaan, houdt dan ook geen stand.
Ook de stelling dat ouders onredelijke verwachtingen van de opvang zouden hebben, is niet voldoende bij de ouders getoetst. De consument begrijpt niet dat zijn overeenkomst wordt beëindigd terwijl er op de locatie vervolgens een nieuwe vestiging zal worden geopend. Blijkbaar zijn de ‘zwaarwegende omstandigheden’ om de locatie te sluiten, toch niet zo zwaarwegend als voorgewend. Dit argument is immers ook van toepassing op de nieuw op te richten groep. De consument verzoekt de commissie te bepalen dat de overeenkomst die hij heeft gesloten met de ondernemer in stand blijft.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Per 1 april 2021 heeft de ondernemer het betreffende kinderdagverblijf overgenomen. Het kinderdagverblijf is gevestigd in de vrije school en bestaat uit een babygroep en een peutergroep. Voor de ondernemer was het niet mogelijk en ook niet wenselijk om het kinderdagverblijf te blijven exploiteren zoals dat voorheen het geval was. De antroposofische gedachte wordt sterk uitgedragen, maar daarnaast heeft de ondernemer ook een bedrijf te voeren, waarbij de financiële zaken op orde moeten zijn. De ondernemer wilde een gezonde bedrijfsvoering doorvoeren, waarbij de overheadkosten iets hoger zou worden. Ook wilde de ondernemer de kindaantallen per groep omhoog brengen naar het aantal wat wettelijk is toegestaan.
Dit stuitte op weerstand bij de oudercommissie en een aantal medewerkers. Door de ervaren weerstand heeft de ondernemer de plannen (kindbezetting/openingstijden) gefaseerd willen invoeren om alle betrokkenen tegemoet te komen.
Begin 2022 gaat de ondernemer akkoord met mediation met de oudercommissie om de samenwerking te verbeteren. De oudercommissie geeft na afloop aan dat het gesprek voor hun voldoende is om samen verder te kunnen en wordt een ‘nieuwe start’ gemaakt. Rond augustus 2022 wordt een stabiele personele bezetting gerealiseerd doordat zieke medewerkers grotendeels zijn vervangen en lijkt het erop dat begonnen kan worden met bouwen en het kunnen gaan werken aan financieel herstel.
Vervolgens volgt op 5 augustus 2022 een melding over grensoverschrijdend gedrag naar een peuter door een medewerker van de school waarin de kinderopvang gehuisvest zit. Het incident zou volgens de ouders hebben plaatsgevonden tijdens de kinderopvang. De melding en het onderzoek dat daaruit is voortgekomen heeft voor veel onrust gezorgd. Medewerkers van de ondernemer waren niet langer bereid te werken, of wilden in ieder geval niet de ouders die melding hadden gedaan of zich daarbij hadden aangesloten onder ogen komen. Daarnaast raakte een aantal medewerkers zo van slag door de situatie dat er opnieuw ziekmeldingen binnenkwamen. Hierdoor viel de net gerealiseerde stabiele bezetting als een kaartenhuis in elkaar. Ook onder ouders ontstond opnieuw grote onrust. Ouders wilden duidelijkheid en die kon de ondernemer niet geven. Dit veroorzaakte opnieuw veel onrust.
Het zware weer waarin de locatie vanaf de overname op 1 april 2021 heeft gezeten heeft geleid tot een zwaar financieel verlies dat het voortbestaan van de locatie en de hele organisatie in gevaar brengt.
Door de optelsom van gebeurtenissen en de casus van grensoverschrijdend gedrag ziet de ondernemer geen andere mogelijkheid meer dan deze twee groepen te sluiten. De ondernemer vindt dit heel erg voor ouders, medewerkers en kinderen. Bij de overname is de intentie geweest een mooie kinderopvang voort te zetten en kwalitatief goede kinderopvang te kunnen bieden aan alle kinderen, maar de ondernemer heeft moeten constateren dat dit niet gelukt is.
Gelet hierop kan de ondernemer niet langdurig of blijvend aan de overeenkomst voldoen. Ook komt vanwege de slechte financiële situatie de continuïteit van de locatie in gevaar. Daarom is de ondernemer overgegaan tot sluiting van de locatie, waarbij de plaatsingsovereenkomsten zijn opgezegd. In deze opzeggingsbrief is ouders een alternatief aangeboden op één van de andere kinderdagverblijflocaties.
Meerdere ouders hebben gebruik gemaakt van dit aanbod en inmiddels zijn alle kinderen geplaatst of hebben een aanbod ontvangen welke in de buurt komt van hun huidige overeenkomst. Bij het opzeggen van de overeenkomsten met ouders is rekening gehouden met een opzegtermijn van drie maanden, zodat er voor ouders enige tijd is om vervangende opvang te organiseren.
De ondernemer vindt dit een redelijke termijn zeker gezien de wettelijke opzegtermijn van één maand en de slechte financiële situatie waarin de locatie verkeerd die negatief doorwerkt op de gehele kinderopvangorganisatie en gelet op het geboden alternatief.
Vanuit de vraag van de school om in de nabije toekomst een nieuwe peutergroep op te starten, heeft de ondernemer de toezegging gedaan om, zodra daarvoor de ruimte en de middelen beschikbaar zijn, daartoe bereid te zijn. Vanuit deze toezegging, waarbij de daadwerkelijke startdatum niet gedefinieerd is, heeft de ondernemer gecommuniceerd in een schrijven aan de ouders van de BSO-kinderen. In dit schrijven is aangeven dat er een uitbreiding van BSO-plekken komt en dat er in de toekomt een nieuwe peutergroep op de planning staat. De ondernemer moet erkennen dat hierbij voorbij is gegaan aan de ouders van het kinderdagverblijf waarvan juist het contract moest worden ontbonden. De ondernemer meent dat dit bij nader inzien en terugkijkend ontzettend onhandig is geweest en biedt hiervoor oprechte excuses aan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Partijen zijn een opvangovereenkomst met elkaar aangegaan voor de zoon van de consument. Partijen hebben hiertoe op 13 juli 2021 een plaatsingsovereenkomst ondertekend. Op de plaatsingsovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang, Dagopvang en Buitenschoolse Opvang 2017 van de Brancheorganisatie Kinderopvang van toepassing verklaard.
Op 27 september 2022 heeft de ondernemer per e-mail aan de consument te kennen gegeven dat de opvang voor de zoon van de consument met ingang van 1 januari 2023 zal worden beëindigd.
De commissie dient te beoordelen of de beëindiging van de opvang van de zoon van de consument op een zorgvuldige wijze is geschied.
De commissie overweegt dat in artikel 10 lid 3 van de Algemene Voorwaarden is bepaald dat de ondernemer slechts bevoegd is de overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden.
In dit artikellid wordt een vijftal redenen genoemd welke in ieder geval als zwaarwegende reden worden aangemerkt. Deze redenen zijn:
- De situatie dat de ouder gedurende één maand in verzuim is ten aanzien van zijn betalingsverplichting;
- Voortduring van situaties als genoemd in artikel 11 lid 2 sub a en c;
- De situatie genoemd in artikel 11 lid 2 sub b;
- De omstandigheid dat de ondernemer vanwege een niet aan hem toerekenbare oorzaak langdurig of blijvend niet meer in staat is de overeenkomst uit te voeren;
- Een bedrijfseconomische noodzaak die de continuïteit van de locatie waar het kind is geplaatst in gevaar brengt.
In de e-mail van 27 september 2022 beschrijft de ondernemer een aantal factoren, dat naar het oordeel van de ondernemer een zwaarwegende reden oplevert om tot eenzijdige opzegging van de overeenkomst over te gaan.
De door de ondernemer genoemde factoren, welke in het verweerschrift en ter zitting nader zijn toegelicht en aangevuld, betreffen personeelstekort – mede door uitval van personeel naar aanleiding van het gemelde incident rond grensoverschrijdend gedrag – en de slechte financiële situatie van de ondernemer, veroorzaakt door het personeelstekort/ziekteverzuim.
Op grond van de overgelegde stukken acht de commissie het niet onredelijk dat de ondernemer, op de voet van artikel 10 lid 3 sub e van de toepasselijke Algemene voorwaarden van de branchevereniging, de overeenkomst met de consument heeft opgezegd per 1 januari 2023 wegens een zwaarwegende reden.
Naar het oordeel van de commissie valt de door de ondernemer gemotiveerd onderbouwde financiële positie, met name te wijten aan personeelstekort door diverse omstandigheden, aan te merken als ‘een bedrijfseconomische noodzaak die de continuïteit van de locatie waar het kind is geplaatst in gevaar brengt’ in de zin van dit artikel. Daarmee vormt het een voldoende zwaarwegende reden voor beëindiging van de overeenkomst.
Daarnaast dient de opzegging zorgvuldig te geschieden en voorzien te zijn van de nodige waarborgen.
De commissie is van oordeel dat hiervan eveneens sprake is geweest. De ondernemer heeft de consument op 27 september 2022 van de opzegging in kennis gesteld, ruim drie maanden voor de opzegdatum van 1 januari 2023. Daarnaast heeft de ondernemer alternatieven aangeboden, te weten opvang op één van de andere locaties of plaatsing met voorrang op de wachtlijst indien daar geen plaats is.
De commissie is van oordeel dat gelet op het bovengenoemde de ondernemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een zwaarwegende reden als bedoeld in artikel 10 lid 3 onder e van de Algemene voorwaarden en de opzegging voldoende zorgvuldig is geweest. Gelet hierop verklaart de commissie de klacht van de consument ten aanzien van de opzegging van de overeenkomst ongegrond.
Het klachtonderdeel dat de consument kort nadat hij was geconfronteerd met de beëindiging van de overeenkomst te horen heeft gekregen dat de ondernemer voornemens is in het eerste kwartaal van 2023 een nieuwe peutergroep te openen, acht de commissie gegrond. Zoals ook door de ondernemer zelf is erkend, is de wijze van communicatie over het openen van een nieuwe peutergroep zeer ongelukkig geweest en heeft dit tot onnodige onrust onder ouders gezorgd, juist in een periode waarin al zoveel onrust en onzekerheid heerste onder een deel van de ouders. Dat de ondernemer wellicht in de toekomst een nieuwe peutergroep zal starten vindt de commissie niet onbegrijpelijk, maar daarover reeds nu communiceren, nota bene met andere ouders dan de ouders van wie de overeenkomst kort daarvoor was beëindigd, is zeer onzorgvuldig geweest.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument ten aanzien van de eenzijdige beëindiging van de plaatsingsovereenkomst door de ondernemer ongegrond;
– verklaart de klacht ten aanzien van de communicatie richting BSO-ouders over de nieuw te openen peutergroep gegrond;
– bepaalt gelet op de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht dat de ondernemer aan de consument een bedrag van € 25,– vergoedt terzake het klachtgeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 23 januari 2023.