Stallingskosten alleen in rekening te brengen na duidelijke kennisgeving dat auto gereed staat.

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Kosten    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE01-0084

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil vloeit voort uit een in maart 2000 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verrichten van overeengekomen reparatiewerkzaamheden. De levering en de overeengekomen werkzaamheden vonden plaats in of omstreeks maart 2000.   De consument heeft op 24 oktober 2000 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer heeft mij ten onrechte stallingkosten ad ƒ 2.897,60 over de periode van 7 april tot 18 juli 2000 in rekening gebracht. De ondernemer heeft eerst na afloop melding gemaakt van deze kosten. Ik bestrijd bovendien de hoogte en de duur van de periode van deze stallingkosten.   De consument verlangt restitutie van de stallingkosten, althans een redelijk en billijk bedrag.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft lange tijd niets van zich laten horen, ondanks dat wij meermalen hebben getracht met hem in contact te komen. Op grond van artikel 11 van de Algemene Bovag-voorwaarden zijn deze kosten verschuldigd nu de auto niet na 3 dagen is opgehaald. De auto heeft een plek ingenomen en dat gedurende 110 dagen.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Tussen partijen is een reparatieovereenkomst tot stand gekomen. Nadat partijen zijn overeengekomen dat de ondernemer de auto weer ‘rolbaar’ zou maken en de consument zijn auto wilde ophalen, heeft de ondernemer de consument ƒ 2.423,44 terzake stallingkosten in rekening gebracht. Partijen twisten in dit geding uitsluitend over de vraag of de consument deze stallingkosten al dan niet dient te betalen. De ondernemer beroept zich op artikel 11 van de Algemene Bovag-voorwaarden.   Artikel 11 van de voorwaarden voornoemd luidt:  “Indien de opdrachtgever binnen drie werkdagen na kennisneming van de uitvoering van de opdracht de auto niet heeft afgehaald, kan de reparateur een binnen zijn bedrijf gehanteerde of, bij gebreke waarvan, een andere redelijke vergoeding wegens stallingkosten in rekening brengen”.   De commissie is van oordeel dat de ondernemer, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de consument aanstonds na het gereed komen van de auto (rolbaar maken van de auto) op de hoogte heeft gebracht van het feit dat de auto ‘klaar stond’. Wil een beroep op artikel 11 slagen dan zal de consument tenminste op duidelijke wijze op de hoogte moeten zijn gesteld van het feit dat de overeengekomen werkzaamheden zijn uitgevoerd en de auto gereed staat. De ondernemer had op eenvoudige wijze de consument na 3 dagen schriftelijk op de hoogte kunnen stellen en hem kunnen wijzen op de eventueel verschuldigde stallingkosten. De ondernemer heeft kennelijk 110 dagen het een en ander op zijn beloop gelaten.   Onder deze omstandigheden van het geval, waaronder het gegeven dat eerst na escalatie van het conflict, de ondernemer de stallingkosten bij de consument in rekening heeft gebracht, acht de commissie de klacht gegrond.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van ƒ 2.897,60. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.    Wijst af het meer of anders gevorderde.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Auto op 12 september 2001.