
Commissie: Tweewielers
Categorie: (non)conformiteit
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
18238/26551
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument heeft twee gebruikte elektrische fietsen bij de ondernemer gekocht. Kort na de aanschaf verschijnt op de display van één van de fietsen een storingscode. De ondernemer heeft de fiets vervolgens tweemaal geprobeerd te repareren. Nadat de consument de fiets weer had terugontvangen, bleven zich problemen voordoen met de display. De ondernemer stelt vervolgens dat de consument het probleem zou hebben veroorzaakt door de fiets op een onjuiste lader op te laden. De consument bestrijdt dat dit het geval was. De commissie is van oordeel dat de ondernemer is er niet in is geslaagd om het op hem rustende bewijs van de vermeende fout van de consument te leveren. De ondernemer heeft in dit verband aangevoerd dat de accu bij de fabrikant is zoekgeraakt, waardoor onderzoek niet mogelijk was. Hiervan is echter niet gebleken, omdat de DHL de accu wel degelijk naar de ondernemer heeft verstuurd. Dat de deskundige hierdoor geen onderzoek kan doen, komt voor rekening en risico van de ondernemer. De ernst van de gebreken en de overige omstandigheden van het geval brengen met zich mee dat een ontbinding van de koopovereenkomst is gerechtvaardigd. Dat de ondernemer een bijdrage heeft aangeboden in de herstelkosten, maakt dit niet anders.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 30 april 2019 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij onder meer verplicht tot het leveren van een gebruikte elektrische damesfiets van het merk [merknaam fiets], tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.899,–.
De overeenkomst is uitgevoerd op 2 mei 2019.
De consument heeft in mei 2019 de klacht bij de ondernemer ingediend.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft op 30 april 2019 twee gebruikte elektrische fietsen bij de ondernemer gekocht, waaronder de damesfiets waarover de klacht gaat. De fiets was op dat moment twee jaar oud en de kilometerstand was 400 km. De fietsen zijn op 2 mei 2019 door de ondernemer aan huis bij de consument afgeleverd. Op 23 mei 2019 verschijnt op het display van de damesfiets een storingscode. Op 24 mei 2019 heeft de ondernemer de fiets opgehaald en een vervangende fiets ter beschikking gesteld. Op 22 juni 2019 kreeg de consument bericht van de ondernemer dat de problemen waren verholpen en dat hij de fiets bij de vestiging te [plaatsnaam] kon ophalen. Aldaar bleek dat de storing nog steeds aanwezig was en werd de fiets achtergelaten voor een nieuwe herstelpoging. Op 12 juli 2019 werd de fiets geretourneerd. Het viel de consument op dat de vervangen onderdelen dezelfde gebruikssporen vertoonden als de vervangen onderdelen. Het bleek dat de accu niet was vervangen, maar wel de cellen.
Op 27 juli 2019 plaatste de consument de fiets in de gebruikelijke oplader. De accu was op dat moment voor 75% vol. Een dag later gaf het display nog steeds 75% aan. De consument heeft de fiets van de lader gehaald en opnieuw aangesloten. Hierna deed het display het helemaal niet meer. De fiets werd op 30 juli 2019 door de ondernemer opgehaald. Op 6 augustus 2019 ontving de consument een voicemailbericht van de ondernemer met de mededeling dat de accu, de controller en het display defect zijn en dat dit is veroorzaakt doordat de accu op een onjuiste lader van 4 ampère in plaats van 2 ampère was aangesloten. De oplader van de herenfiets van het merk [merknaam andere fiets] zou volgens de ondernemer zijn gebruikt. Daarop heeft de consument aangegeven voor 100% zeker te zijn de juiste oplader te hebben gebruikt. De lader van de [merknaam andere fiets] levert geen 4 ampère, maar ten hoogste 1,5 ampère. Ook vernam de consument van de fabrikant dat pas sprake kon zijn van overbelasting bij een output van 5 ampère. Op 21 augustus 2019 ontving de consument een bericht van de gemachtigde van de ondernemer dat de schade het gevolg is van eigen handelen van de consument en dat de leenfiets onmiddellijk moet worden teruggegeven. Hieraan heeft de consument op 2 september 2019 gehoor gegeven. Bij het omruilen van de fietsen bleek dat de accu van de fiets van de consument ontbrak, waarop de ondernemer aangaf dat deze zich nog bij de fabrikant bevond en hij verwees de consument naar de fabrikant.
Op 13 september 2019 heeft de consument de ondernemer in gebreke gesteld en gesommeerd om de gebreken aan de fiets kosteloos te herstellen en de accu te retourneren. De ondernemer heeft op 8 oktober 2019 de bevindingen van de fabrikant aan de consument gestuurd, en aangegeven gezien het rapport, niet op de vordering van de consument tot kosteloos herstel, te zullen ingaan.
In het rapport van de fabrikant is inderdaad gesteld dat de accu is doorgebrand doordat de printplaat aan een te hoge spanning is blootgesteld. Dat betreft echter de accu die door de ondernemer op 24 juni 2919 aan de fabrikant is verzonden en heeft geen betrekking op het tweede gebrek waarvoor de consument de fiets pas op 30 juli 2019 aan de ondernemer ter reparatie heeft aangeboden. Dit rapport kan niet dienen voor de onderbouwing van de stelling van de ondernemer dat hij niet gehouden is tot kosteloos herstel.
De consument is van mening dat sprake is van non-conformiteit. De fiets vertoonde al op 23 mei 2019 gebreken, die pas op 12 juli 2019 waren verholpen. Sinds 28 juli 2019 ondervond de consument opnieuw problemen met de fiets. De fiets was bij de aankoop nog geen twee jaar oud en had een kilometerstand van nog geen 400 km. De gebreken belemmeren het normale gebruik van de fiets. De gebreken hebben zich voorgedaan binnen 6 maanden na de aflevering en worden ingevolge artikel 7: 18 BW vermoed reeds bij de aflevering aanwezig te zijn. Ook is sprake van BOVAG-garantie krachtens artikel 15 van de BOVAG-voorwaarden. De ondernemer heeft aangegeven niet bereid te zijn tot kosteloos herstel en is dan ook in verzuim. De consument is gerechtigd om de koop van de fiets te ontbinden en verlangt de ontbinding van de overeenkomst.
De consument verlangt primair de overeenkomst van 1 mei 2019 te ontbinden met betrekking tot de onderhavige fiets en het aankoopbedrag ad € 1.899,– aan hem te vergoeden en de ondernemer te veroordelen tot het kosteloos ophalen van de fiets. Subsidiair verlangt de consument kosteloos herstel en meer subsidiair verlangt de consument dat de ondernemer wordt veroordeeld tot teruggave van de accu.
De consument is teleurgesteld in het deskundigenrapport nu dit slechts ziet op de technische aspecten van de zaak. Uit het rapport van de deskundige kan en mag niet worden geconcludeerd dat het de consument is geweest die een verkeerde acculader heeft gebruikt waardoor de BMS van de accu defect is geraakt. Te meer nu de betreffende accu zelf niet eens is onderzocht door de deskundige.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer geeft geen antwoord op de vraag waar de accu is gebleven. De acculader van de [merknaam andere fiets] heeft een lagere spanning, te weten 1,5 Ampère. De beschuldiging aan het adres van de echtgenote van de consument dat het verkeerd aansluiten het gevolg is geweest van drankgebruik is schandalig. Het opladen lukte niet. De accu bleef op 75% steken. Het display was niet defect. De consument heeft geen vertrouwen in de fiets. Het gebrek is niet zo gering dat ontbinding niet gerechtvaardigd is. De fiets is ongeveer 5 weken gebruikt. De waarde van de fiets was € 1.899,–. De consument heeft een fiets ingeruild
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer erkent dat de consument bij hem een elektrische damesfiets heeft gekocht. Het was een gebruikte fiets van twee jaar oud, waarmee om en nabij 400 km was gereden. Specifieke onderdelen van een fiets en van deze fiets in het bijzonder zijn aan slijtage onderhevig, waaronder de accu. De ondernemer erkent ook dat de fiets op 23 mei 2019 één klacht vertoonde. De ondernemer heeft de fiets bij de consument opgehaald en kosteloos hersteld. Het bleek te gaan om een los contact in de accu. Het euvel is door de fabrikant verholpen.
De ondernemer heeft op 7 juni 2019 wederom de fiets bij de consument opgehaald en een vervangende fiets ter beschikking gesteld. De ondernemer heeft de klacht als een garantieklacht behandeld en de accu op 24 juni 2019 opgestuurd naar de fabrikant. De fabrikant heeft onderzoek gedaan en op 8 oktober 2019 hierover het volgende verklaard:
“(…) Bij onderzoek van deze accu bleek dat een deel van de BMS (printplaat in de accu, battery management system), is doorgebrand, zie foto in de bijlage. Deze beschadiging van het BMS wordt veroorzaakt als op het communicatiedeel van de printplaat een te hoge spanning wordt gezet. Dit kan gebeuren als op de [merknaam fiets]-accu bijvoorbeeld een [merknaam andere fiets]-lader wordt aangesloten. Om schade aan de accu (en de rest van de fiets) te voorkomen staan hiervoor waarschuwingen en instructies in zowel de handleiding van de fiets als op een sticker op de achterkant van de lader (…)”.
Het is onjuist dat de fiets meer dan twee maal bij de ondernemer is geweest voor onderhoud en/of klachten. Dan wel dat dit het geval is geweest na 7 juni 2019.
De ondernemer heeft nog getracht om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. De ondernemer stelde voor bij te dragen in de reparatiekosten van € 1.199,– ex BTW, maar dat aanbod heeft de consument afgewezen.
Onder dreiging met een aangifte heeft de consument de ter beschikking gestelde leenfiets op 2 september 2019 geretourneerd.
Om de consument in de gelegenheid te stellen om de bevindingen van de fabrikant ter zake van de niet meer functionerende onderdelen te toetsen, heeft de ondernemer te kennen gegeven dat de accu – in gedemonteerde staat – daartoe beschikbaar was bij de fabrikant en om die reden nog niet aan de consument was geretourneerd. Bovendien, wat heeft de consument aan een accu die niet meer functioneert. Nog los daarvan is de ondernemer gerechtigd de accu onder zich te houden, daar er nog sprake is van een lopende garantieclaim. Die kwestie speelt nog niet, maar daarop is de kwestie die nu speelt daarop wel van invloed.
Van non-conformiteit van de fiets is geen sprake. De consument had moeten begrijpen dat de accu van een gebruikte fiets minder goed oplaadt dan van een nieuwe fiets. Het is nog steeds mogelijk om veilig aan het verkeer met deze fiets deel te nemen, zodat de fiets geschikt is gebruikt te worden voor het doel waarvoor zij is aangeschaft, te weten fietsen. Het enkel niet functioneren van de display, de controller en de accu verandert hier niets aan. De omvang van de klachten rechtvaardigen de ontbinding van de overeenkomst niet.
In eerste instantie heeft slechts herstel van de accu plaatsgevonden. Het foutief gebruik van de oplader heeft geleid tot het doorbranden van de BMS, die daardoor onherstelbaar beschadigd is geraakt. Er is sprake geweest van verkeerd onderhoud. De verklaring van de fabrikant ontzenuwt het bewijsvermoeden.
Ingeval de vordering tot ontbinding wordt toegewezen ligt een gebruiksvergoeding in de rede. De fiets is beschadigd en reeds 3 jaar oud. Ook gaat de consument eraan voorbij dat de initiële aanschafprijs weliswaar € 1.899,– was, maar de consument heeft ook een fiets ingeruild met een waarde van € 373,–. Dit brengt met zich mee dat de consument ten hoogste aanspraak kan maken op een bedrag van € 1.526,–.
Uit het deskundigenrapport volgt dat de schade aan de diverse onderdelen van de e-bike aannemelijk is veroorzaakt door het aansluiten van een verkeerde oplader door [naam ondernemer], (kennelijk is niet de ondernemer bedoeld, maar de consument, ingevoegd door commissie).
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer had de accu doorgemeten. Deze was defect. Voor de accu dient de consument zich tot de fabrikant te wenden. Aldaar is de accu zoekgeraakt. Bij de eerste klacht was sprake van een softwarefout van het display. Daarna is een foute oplader aangesloten en is de fijne elektronica van de fiets doorgebrand. Waarom zou de ondernemer de accu achterhouden? Bij de tweede reparatie functioneerde het display niet meer. De ondernemer heeft de fiets bij de consument opgehaald. In eerste instantie was geen nieuwe accu geplaatst. De ondernemer wil de fiets niet terugnemen. De ondernemer wil ook niet kosteloos herstellen. Hij kan er niets aan doen dat een foute lader is gebruikt.
Deskundigenrapport
De bevindingen van de door de commissie ingeschakelde deskundige worden voorzover van belang hierna vermeld. De weergave van het rapport kan derhalve achterwege blijven.
Het betreft hier een damesfiets, framemaat 49 centimeter, uitgevoerd in een witte kleur. Fiets is voorzien van een midden-motor. De accu is ondergebracht in de bagagedrager. De fiets is schadevrij en ziet er goed verzorgd uit. Wij hebben geen fysieke beschadigingen waargenomen. Er is geen accu aanwezig betreffende de onderhavige fiets.
De consument heeft op 30 april 2019 een tweedehands e-bike gekocht bij ondernemer. Binnen enkele weken na aankoop openbaarden zich gebreken aan de fiets. De consument heeft de e-bike ter herstel aangeboden bij de ondernemer. Als de consument de e-bike na enkele maanden terug krijgt openbaren er zich binnen enkele weken weer gebreken. De consument beroept zich op non-conformiteit, de ondernemer wil niet kosteloos herstellen. Het gaat om een kapotte accu en aanverwante zaken van de fiets, waarvan de ondernemer zegt dat de accu is opgeladen (aangesloten) op een verkeerde lader. Bij de fabrikant, [merknaam fiets], zou zijn vastgesteld dat de accu door kortsluiting defect is geraakt. Dit zou gebeurd zijn door het aansluiten van een acculader die bij een ander type fiets hoort.
Uit ons onderzoek is gebleken dat beide laders, zowel die van [merknaam fiets] als die van [merknaam andere fiets] (herenfiets, tevens in bezit van [naam consument]) dezelfde aansluiting hebben. Het betreft een 4-pins-aansluiting met een inkeping in de buitenmantel van de aansluitplug, Echter, de defecte accu was ten tijde van onze inspectie niet aanwezig. Men weet niet waar deze is gebleven, derhalve hebben wij de accu waarin de defecte BMS is opgenomen, niet kunnen inspecteren.
Herstel is technisch mogelijk middels het vernieuwen van de display, IDB controller en de accu. De herstelkosten hiervan bedragen:
Display € 159,00
IDB controller € 179,00
Accu € 749,00
Arbeid € 192,00
——————————— +
Totaal inclusief BTW € 1.279,00
Het meest voor de hand liggend is dat het defect aan de BMS van de accu is ontstaan doordat men een verkeerde acculader heeft aangesloten. Deze fout is snel gemaakt als de acculader van de [merknaam andere fiets] zonder problemen past op de aansluiting van de [merknaam fiets]. Aangezien er geen accu meer aanwezig is voor verder onderzoek, kunnen wij aan de hand van onze bevindingen niets aantonen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In het onderhavige geschil klaagt de consument over een in tweede instantie gebrek aan de fiets, dat door de ondernemer desverzocht niet kosteloos is hersteld en verzoekt hij ontbinding van de koopovereenkomst voor zover deze betrekking heeft op de aankoop van de onderhavige elektrische fiets.
De consument beroept zich op de overeengekomen BOVAG-garantie c. q. op non-conformiteit van de fiets.
De ondernemer verweert zich met een beroep op eigen schuld van de consument en weigert op die grond tot kosteloos herstel over te gaan. De ondernemer beroept zich daartoe op een verklaring van de fabrikant en op de bevindingen van de door de commissie ingeschakelde deskundige.
De consument heeft de ondernemer in gebreke gesteld, maar daaraan heeft de ondernemer geen gehoor gegeven.
De consument voert gemotiveerd verweer tegen de stelling van de ondernemer dat het opgetreden gebrek is te wijten aan het gebruik van een verkeerde lader, met een te hoge spanning
De door de commissie ingeschakelde deskundige stelt onder meer:
“(…) De fiets is schadevrij en ziet er goed verzorgd uit. Wij hebben geen beschadigingen waargenomen. Er is geen accu aanwezig betreffende de onderhavige fiets.
(…)
Bij de fabrikant, [merknaam fiets], zou zijn gebleken dat de accu door kortsluiting defect is geraakt. Dit zou gebeurd zijn door het aansluiten van een acculader die bij een ander type fiets hoort.
(…)
Uit ons onderzoek is gebleken dat beide laders, zowel die van [merknaam fiets] als die van [merknaam andere fiets], (herenfiets tevens in bezit van [naam consument]) dezelfde aansluiting hebben. (…). Echter, de defecte accu was ten tijde van onze inspectie niet aanwezig. Men weet niet waar deze is gebleven, derhalve hebben wij de accu waarin de defecte BMS is opgenomen, niet kunnen inspecteren.
(…)
Het meest voor de hand liggend is dat het defect aan de BMS van de accu is ontstaan door dat men een verkeerde acculader heeft aangesloten. Deze fout is snel gemaakt als de acculader van de [merknaam andere fiets] zonder problemen past op de aansluiting van de [merknaam fiets]. Aangezien er geen accu meer aanwezig is voor verder onderzoek, kunnen wij aan de hand van onze bevindingen niets aantonen.”
Naar aanleiding van de reactie van de consument op het deskundigenonderzoek heeft de deskundige onder meer laten weten:
“(…) Wij houden ons uitsluitend aan de technische inhoud van deze zaak.
(…)
Wij hebben wel degelijk navraag gedaan naar de accu bij [merknaam fiets], wij hebben zelfs de verzendingen van DHL opgevraagd, zie bijlage.
Daar er geen accu ter inspectie kan worden aangeboden, kunnen wij ook niets feitelijk onderbouwen.
In onze conclusie staat dan ook niet vermeld wie de acculader verkeerd heeft aangesloten, maar dat het gebrek mogelijk is veroorzaakt door het gebruik van een verkeerde oplader.”
Tot zover de deskundige.
De commissie stelt voorop dat de consument in beginsel zowel op grond van de toepasselijke BOVAG-voorwaarden als op grond van het Burgerlijk Wetboek kosteloos herstel van de opgetreden gebreken kan verlangen. De commissie volgt de ondernemer niet in diens stelling dat de gebreken, te weten een defecte accu, een defecte controller en een defect display geen non-conformiteit oplevert. Naar het oordeel van de commissie is de essentie dat met een elektrische fiets met elektrische ondersteuning kan worden gefietst. Het ontbreken van die mogelijkheid heeft tot gevolg dat de fiets niet aan de overeenkomst beantwoordt en niet de eigenschappen bezit die de consument voor een normaal gebruik van de fiets mocht verwachten.
Het beroep van de ondernemer op de eigen schuld van de consument.
Naar het oordeel van de commissie is de ondernemer er niet in geslaagd het op hem rustende bewijs van de fout van de consument, tegenover diens stellige en gemotiveerde ontkenning, te leveren.
Bij de commissie bestaat gerede twijfel of de uitlatingen van de fabrikant waarop de ondernemer zich beroept inderdaad op de tweede reparatie betrekking hebben.
Voorts lag het op de weg van de ondernemer aan mede bewijs te leveren aan de hand van de gewraakte accu. De ondernemer stelt zich echter op het standpunt dat die accu bij de fabrikant is zoekgeraakt. Daarvan blijkt echter niet. Daarentegen blijkt uit het deskundigenonderzoek en de van de fabrikant ontvangen DHL berichten dat de accu wel aan de ondernemer is gestuurd.
Tevens blijkt uit het onderzoek van de deskundige dat zonder de beschikbaarheid van de accu geen zinnig onderzoek kan worden gedaan. Het zou op de weg van de ondernemer hebben gelegen – mede in het licht van de op hem rustende bewijslast – de accu voor het onderzoek ter beschikking te stellen aan de deskundige. Nu de ondernemer dit heeft nagelaten en daarvoor ook geen goede reden heeft aangevoerd moet het risico daarvan voor rekening van de ondernemer komen.
Nu de ondernemer onomwonden te kennen heeft gegeven niet te willen overgaan tot kosteloos herstel noch de fiets te willen terugnemen, en reeds in gebreke is gesteld, en dit in de gegeven omstandigheden wel van hem mocht worden verwacht, kan het verzoek van de consument om de overeenkomst van 30 april 2019 te ontbinden voor zover deze betrekking heeft op de betreffende elektrische fiets dan ook worden toegewezen.
Er is sprake van een tekortkoming aan de zijde van de ondernemer. Voor zover in het verweer van de ondernemer een beroep op de zogenaamde tenzij-bepaling van artikel 6: 265 lid 2 BW moet worden gelezen, wordt dat beroep door de commissie verworpen. De ernst van de gebreken en de overige omstandigheden van het geval brengen mee dat de ontbinding is gerechtvaardigd, de enkele omstandigheid dat de ondernemer een bijdrage in de herstelkosten heeft aangeboden maakt dit niet anders. De commissie verwijst in dit verband ook naar het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2018, ecli: HR:2018: 1810.
Met de consument is de commissie het eens dat nu door hem bij de gelegenheid van de koop een andere fiets bij de ondernemer is ingeruild uitgegaan moet worden van een waarde ten tijde van de koop van € 1.899,– en niet van een lager bedrag. De commissie acht slechts een beperkte gebruiksvergoeding op zijn plaats, gelet op het beperkte gebruik dat van de fiets is gemaakt. Zij zal het door de ondernemer aan de consument te betalen bedrag dan ook bepalen op een bedrag van € 1.750,–. De commissie zal tevens bepalen dat de fiets door de ondernemer bij het adres van de consument moet worden opgehaald, zonder daarvoor kosten in rekening te brengen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De overeenkomst d.d. 30 april 2019 (factuur d.d. 1 mei 2019) wordt partieel ontbonden verklaard. Dit betekent dat de consument de elektrische damesfiets van het [merknaam fiets] met alle daartoe toe behorende papieren en accessoires, teruglevert aan de ondernemer. De overdracht dient plaats te vinden aan het adres van de consument. De ondernemer brengt daarvoor geen kosten in rekening
De ondernemer betaalt bij de ontvangst van de fiets een bedrag van € 1.750,– aan de consument. Een en ander dient te geschiedden binnen 1 maand na de datum van verzending van dit bindend advies.
Partijen dienen elkaar over en weer in de gelegenheid te stellen aan hun verplichtingen uit dit bindend advies te voldoen.
Indien een en ander door handelen of nalaten van de ondernemer niet binnen de gestelde termijn is geschied, vervallen de ongedaanmakingsverbintenissen en betaalt de ondernemer, zonder dat daartoe een nadere ingebrekestelling noodzakelijk zal zijn, in plaats daarvan een vergoeding van € 1.500,– aan de consument. De consument blijft dan eigenaar van de fiets en zal vrij zijn over de fiets te beschikken op een wijze die hem goeddunkt.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 77,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie zal aan de ondernemer een bijdrage in de behandelingskosten van het geschil in rekening worden gebracht.
Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Tweewielers, bestaande uit mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, mevrouw drs. P.G. Hoogeveen-de KLerk en de heer A. Vis, leden, op 15 januari 2021.