Commissie: Energie
Categorie: Warmte
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
114275
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de door de consument van de ondernemer verlangde vergoeding/compensatie vanwege storing(en) in de warmtelevering.
De consument heeft op 2 juli 2017 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Vanaf november 2016 tot en met januari 2017 zijn er problemen geweest met de warmtelevering aan mijn woning. Dit kwam door een fout in het centrale systeem waar ondernemer voor verantwoordelijk is, hetgeen ook door de ondernemer is erkend. Het gaat om de navolgende perioden:
26 – 28 november 2016: geen werkend verwarmingssysteem 72 uur
2 december 2016: geen werkend verwarmingssysteem 24 uur
14 december 2016: geen werkend verwarmingssysteem 24 uur
30 december – 4 januari 2017: geen werkend verwarmingssysteem 120 uur
7 – 9 januari 2017: geen werkend verwarmingssysteem 72 uur
Dat komt neer op 312 uur geen warmte. Dat zou een vergoeding van € 1.635,– moeten opleveren volgens de uitgangspunten van de warmtewet. Ik heb slechts een compensatie van ondernemer gekregen van € 250,–. De ondernemer is gehouden mij volledig te compenseren en heeft mij geen redelijke en billijke compensatie gegeven.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik heb mijn verwarming normaal gesproken op 20° staan. In de perioden van de storingen kwam de temperatuur niet boven de 14° uit. De verhuurder, beheerder en ondernemer wezen naar elkaar en niemand nam aanvankelijk de verantwoordelijkheid voor de storingen. Ik woon op de 19e etage en volgens mij waren de problemen met de warmtelevering vooral op de 18e en 19e etage. Ik weet dat een bewoner van de 18e etage een vergoeding van ruim € 2.200,– heeft gekregen van de ondernemer. Nadat ik aanvankelijk mijn klachten bij de beheerder had ingediend heb ik later een contactpersoon bij de ondernemer gekregen omdat het zolang duurde. Het kan kloppen dat de ondernemer pas later is aangesproken naar aanleiding van de storingen (omdat dat eerst bij de beheerder is komen te liggen). Ik weet niet meer vanaf wanneer ik direct met ondernemer over de storingen heb gesproken. Ik vermoed dat dat ergens in de loop van december 2016 is geweest.
De consument verlangt een compensatie van ondernemer van € 1.635,–.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de warmteleverancier luidt in hoofdzaak als volgt.
De initiële melding van de consument is door ondernemer opgepakt en de aanvoertemperaturen vanuit de centrale zijn gecontroleerd en waren in orde. Naar aanleiding van daarop volgende meldingen heeft ondernemer een vervolgonderzoek ingesteld. Hieruit bleek dat een onbevoegde derde aanpassingen heeft gedaan aan het distributiesysteem van de ondernemer, zonder medeweten van de ondernemer. Een stijgleiding (aanvoerleiding) van de distributie-installatie loopt door het appartement van de consument op de 19e verdieping. Op dit stuk van de stijgleiding bevindt zich een ventielafsluiter ten behoeve van de ontluchting van het distributieleidingsysteem. Als gevolg van het ontluchten van de leiding kwam het voor dat er druppels water vrijkwamen die tegen de binnenmuur in het appartement spatten hetgeen de consument – logischerwijs – niet wenselijk vond. Er is toen door bewoners melding gemaakt bij de beheerder, handelend namens de verhuurder. De beheerder heeft een bedrijf ingeschakeld met het verzoek het euvel te verhelpen. De monteur van dat bedrijf heeft het euvel verholpen door het ventiel te verwijderen en te vervangen door een afsluitdop met als gevolg dat de leiding niet ontlucht kon worden. Dat is allemaal gebeurd zonder dat de ondernemer daarover is geïnformeerd. Zodra de ondernemer daarvan op de hoogte werd gesteld zijn de overstortventielen weer geplaatst. Omdat ontluchting niet meer plaatsvond, kon de warmtecirculatie eveneens niet goed plaatsvinden en de warmtelevering aan het appartement van de consument evenmin. Dat betekent overigens niet dat er geen levering van warmte door ondernemer heeft plaatsgevonden. Wel is het zo dat de consument een verminderde warmte-ervaring heeft gehad waardoor hem een redelijk bedrag van € 250,– is geboden, zonder erkenning van schuld en zonder dat de storing ervaring aan ons te wijten was. De ondernemer betwist dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de levering van warmte conform de leveringsovereenkomst. De consument heeft dat ook niet bewezen en de ondernemer heeft het ook niet erkend. De ondernemer heeft conform zijn contractuele verplichtingen warmte geleverd op de door de consument genoemde data. Van een leveringsonderbreking is geen sprake geweest. De vordering van de consument moet worden afgewezen omdat het probleem dat de consument heeft ervaren niet binnen de risicosfeer van de ondernemer valt. De consument moet een andere partij aanspreken voor de fout en dat is ook waarschijnlijk de verhuurder.
Ter zitting heeft ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer heeft wel warmte geleverd. De vergoeding van € 250,– was voor de schade aan de muren die vuil waren geworden door het pruttelende ventiel. Die pruttelende klep/ventiel zit bij ons in de installatie en maakt onderdeel uit van distributie installatie. De door ons geleverde temperaturen waren goed. Wel is het mogelijk geweest dat sprake is geweest van een verminderde warmtelevering aan het appartement van de consument. De vergoeding die is uitgekeerd aan een andere bewoner staat los van deze zaak en betreft een andere individuele kwestie. Wij hebben geen storingsregistratie beschikbaar. Volgens ons is de storing pas op 6 januari 2017 bij ons gemeld. Als wij eerder waren geïnformeerd dan hadden wij ook eerder in actie kunnen komen. De storing is helaas pas laat bij ons gemeld.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De ondernemer heeft in zijn verweer erkend dat de ontluchting (tijdelijk) niet meer plaatsvond waardoor de warmwatercirculatie eveneens niet meer goed kon plaatsvinden en daardoor de warmtelevering aan het appartement van de consument evenmin. De oorzaak zat in het distributiesysteem van de ondernemer zelf en niet in de binneninstallatie van de consument. Aldus is sprake geweest van een storing in de warmtelevering door de ondernemer aan de consument, die in de risicosfeer ligt van de ondernemer. Dat ondernemer de schuld van de storingen legt bij een andere/derde ontslaat de ondernemer niet van zijn (dwingende) verplichting tot vergoeding/compensatie bij storingen. Dat volgt ook uit de bepalingen en systematiek van de warmtewet. De ondernemer is zonder meer een vergoeding verschuldigd indien de geleverde dienst niet aan het overeengekomen kwaliteitsniveau voldoet. De vergoeding is verschuldigd op basis van het aantal uren dat niet de overeengekomen kwaliteit is geleverd.
Bij een storing van langer dan 4:00 uur dient de consument een vergoeding te krijgen van € 35,–, bij een onderbreking van 4:00 uur tot 8:00 uur en voor elke volgende periode van 4:00 uur verkrijgt de consument nog een bedrag van € 20,– extra. Op basis van de door de consument overgelegde informatie zal de commissie, die naar redelijkheid en billijkheid beslist, de navolgende vergoeding aan de consument toekennen:
14/12/16: 24 – 8 = 16 uur/4 = 4 x € 20,– = € 80,– + € 35,– = € 115,–
30/12/16 t/m 4/01/17, 120 – 8 = 112 uur/4= 28 x € 20,– + € 35,– = € 595,–
7/01/17 t/m 9/01/17, 72 – 8 = 64 uur/4= 16 x € 20,–= € 320,– + € 35,– = € 355,–
Totaal = € 1.065,–
Minus de al toegekende en uitbetaalde compensatie – € 250,–
Vergoeding aan consument = € 815,–
De commissie hanteert als starttijd van de storingen 14 december 2016, er vanuit gaande dat ondernemer toen op de hoogte was van deze storingsmelding. Het feit dat ondernemer geen storingsregistratie heeft bijgehouden waartoe hij wel verplicht is op basis van de warmtewet, althans ook niet in deze procedure heeft overgelegd, komt daarbij voor zijn eigen rekening en risico.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument gegrond is, zodat ondernemer eveneens gehouden is om het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer dient binnen vier weken na de verzenddatum van dit bindend advies een bedrag van € 815,– aan de consument te vergoeden/uit te betalen als storingscompensatie. Indien de ondernemer niet tot tijdige betaling overgaat is hij eveneens de wettelijke rente verschuldigd over het bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 19 februari 2018.