Switchprocedure; leveringscontract niet gemeld bij ECH; risico ondernemer

De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Switchprocedure    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ENE06-0618

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de switch naar de ondernemer met betrekking tot levering van gas.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Aanvankelijk was X de leverancier van gas aan de woning van de consument. X heeft evenwel de daartoe tussen haar en de consument gesloten overeenkomst tot levering opgezegd wegens het betaalgedrag van de consument. Aan de consument is aangezegd, dat zij diende zorg te dragen voor een contract met een andere leverancier, omdat anders door X zou worden overgegaan tot afsluiting van het gas. Vervolgens heeft de consument op 26 september 2005 met de ondernemer een leveringscontract gesloten.
Desalniettemin heeft X het gas op 13 december 2005 afgesloten, aangezien naar hun zeggen niet aantoonbaar is gebleken, dat de consument over een geldende leveringsovereenkomst beschikte. Dit is een fout van de ondernemer; de consument heeft, nadat X tot tweemaal toe uitstel heeft verleend, diverse malen met de ondernemer getelefoneerd en desondanks heeft deze nagelaten X van de overeenkomst te berichten. De ondernemer is daarover door de consument aangesproken en heeft toen beloofd de heraansluitkosten ad € 178,50 te voldoen. De ondernemer komt zijn belofte echter niet na, waardoor de consument nog steeds verstoken is van de levering van gas.

De consument verlangt betaling van genoemd bedrag van € 178,50.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument stelt onterecht afgesloten te zijn geworden van het gas en dat de ondernemer de kosten van heraansluiting aan haar dient te voldoen. De ondernemer is van mening, dat deze claim moet worden afgewezen. De consument geeft zelf aan, dat het eerste gesprek met de ondernemer heeft plaats gevonden op 26 september 2005. In de administratie van de ondernemer is hiervan niets bekend. Als deze datum mocht kloppen, was de consument reeds te laat met haar aanmelding voor de levering van gas. Immers, in het schrijven van X staat duidelijk, dat de consument vijf dagen vóór 23 september 2005 moest zorgen voor een (nieuwe) leverancier. Dit was ook reeds eerder aan de consument gecommuniceerd en wel op 27 augustus 2005. De consument geeft zelf aan, dat zij zich in november 2005 heeft aangemeld voor gas. Tevens heeft de consument een leveringsovereenkomst voor gas thuis ontvangen, met als datum 11 november 2005, in welk schrijven vermeld staat, dat de ondernemer zorg draagt dat de switch binnen 6 tot 8 weken na ondertekening van de overeenkomst wordt uitgevoerd. De switch heeft plaatsgevonden op 4 januari 2006, derhalve binnen de gestelde periode.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De ondernemer weet niet waarom X het gas heeft afgesloten. Op dat moment was er immers een geldig contract. X wist van dat contract. De consument heeft immers diverse malen met zowel de ondernemer als X telefonisch contact gehad. De ondernemer verklaart zich bereid de heraansluitkosten, die X in rekening heeft gebracht, te voldoen en te streven naar een snelle heraansluiting. Hij ontkent overigens aan de consument toegezegd te hebben die heraansluitkosten voor zijn rekening te nemen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Dit geschil raakt ten volle (a) de verbintenisrechtelijke relatie tussen de consument en de oude leverancier, (b) de verbintenisrechtelijke relatie tussen de consument en de netbeheerder, alsmede (c) de verbintenisrechtelijke relatie tussen de consument en de nieuwe leverancier.

Ad a:
De oude leverancier, in dit geval X, is gerechtigd de leveringsovereenkomst met de consument op te zeggen, indien deze ernstig tekort schiet in de nakoming van zijn verplichting tot betaling van de koopprijs van het door hem afgenomen gas. In het onderhavige geval is dit onweersproken het geval geweest, waardoor X gerechtigd was het leveringscontract op te zeggen. Hierdoor is dit contract kennelijk op 24 augustus 2005 beëindigd.

Ad b:
Op zich leidt dit nog niet tot afsluiting van het gas. Na de beëindiging krijgt de consument één maand gelegenheid om een nieuwe leverancier te zoeken, dan wel met de oude leverancier een nieuwe overeenkomst te sluiten, die daar vaak toe bereid is, indien de betalingsachterstand volledig wordt ingelopen en een door hem vastgestelde borg wordt betaald. Dit is een gevolg van de inhoud van de verbintenisrechtelijke relatie tussen de consument en de netbeheerder, in dit geval X. In dit kader heeft X kennelijk op 24 augustus 2005 een brief aan de consument gezonden met als kernmededeling: vijf werkdagen voor 23 september 2005 moet de consument zorgen voor een nieuwe leverancier om afsluiting te voorkomen. Vervolgens heeft X nog een – ongedateerde – brief aan de consument gezonden: indien de consument op 23 september 2005 niet aantoonbaar over een geldende leveranciersovereenkomst beschikt wordt hij daadwerkelijk afgesloten. Kennelijk zijn daarna nog contacten geweest tussen de consument en de netbeheerder. Echter, op 13 december 2005 stelt de netbeheerder zich op het standpunt, dat er nog steeds geen geldig leveringscontract is en sluit daarom het gas af.

Vervolgens deelt X bij brief van 16 december 2005 aan de consument mee: eerst de factuur van X betalen en over een nieuw leveringscontract beschikken, waarna de consument weer wordt aangesloten.

Ad c:
De ondernemer bevestigt het standpunt van de consument dat hij nieuwe leverancier is en een leveringscontract heeft gesloten op 11 november 2005.

Het geschil tussen partijen spitst zich nu toe tot de vraag, of de ondernemer een verwijt kan worden gemaakt van het feit dat X op 13 december 2005 de gastoevoer naar de woning van de consument heeft afgesloten. De ondernemer weerspreekt, dat het contract is afgesloten op 26 september 2005 en houdt vast aan de datum 11 november 2006. Hij zegt gezorgd te hebben voor een voorspoedige switch op 4 januari 2006.

X heeft in dit verband bij brief van 10 februari 2006 aan de consument gesteld:

“Op 13 december 2005 zijn wij overgegaan tot afsluiting wegens het ontbreken van een leverancierscontract. U geeft aan dat u op dat moment een overeenkomst met de ondernemer had gesloten. De ondernemer had in uw geval een melding hiervan in het ECH moeten zetten. Het ECH is een landelijke database waarlangs het berichtenverkeer tussen leverancier en netwerkbedrijf loopt. De meldingen die hierin staan zijn leidend. De ondernemer heeft uw leveringscontract per 4 januari 2006 gemeld in het ECH. Vóór 4 januari 2006 was er geen geldig leveringscontract bekend  bij het netwerkbedrijf, waarmee afsluiting gerechtvaardigd is”.

De commissie is evenwel van oordeel, dat hier op 13 december 2005, zijnde de dag van afsluiting van de gastoevoer naar de woning van de consument, kennelijk sprake was van een geldig leveringscontract. Het is immers volstrekt onjuist, om een leveringscontract slechts geldig te beschouwen als dit leveringscontract is aangemeld in het ECH (Energy Clearing House). Met het ECH heeft de consument immers niets van doen. Door de bank genomen heeft een consument ook geen wetenschap van het bestaan van het ECH en hoeft hij dit ook niet te hebben. Een leveringscontract is een geldig contract, indien dit door de leverancier en de consument is ondertekend en meer voorwaarden zijn daar in beginsel rechtens niet aan verbonden. Van belang is ook het feit, dat ter zitting is gebleken, dat reeds op 26 september 2005 door de ondernemer aan de consument een contract is aangeboden, welk contract niet tot uitvoering is gekomen door een onjuiste melding van de ondernemer aan ECH.

De commissie acht hier niet alleen kennelijk X jegens de consument op een betreurenswaardige wijze toerekenbaar tekort geschoten – zij ontkent immers niet op de hoogte te zijn geweest van het bestaan van de contract, maar wil slechts een bij het ECH aangemeld contract als een geldig contract aanvaarden – maar ook de ondernemer. De ondernemer had immers in een geval als het onderhavige voortvarender moeten optreden. Nu afsluiting dreigde, had hij met grote spoed het contract moeten aanmelden bij het ECH en contact moeten opnemen met X, om aan te geven dat er een geldend contract was en moeten aandringen op in elk geval opschorting van de afsluitingsprocedure.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

In het onderhavige geval acht de commissie bijzondere omstandigheden aanwezig die een vergoeding tot een bedrag van € 250,– rechtvaardigen. Bij de hoogte van dat bedrag heeft de commissie enerzijds rekening gehouden met de omstandigheid, dat de ondernemer onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat een afsluiting van de gastoevoer naar de woning van een consument bijzonder ingrijpende gevolgen heeft voor het leefklimaat van de consument  en dat daarom met dit middel uiterst terughoudend moet worden omgesprongen, en anderzijds met de omstandigheid, dat de ondernemer zonder omwegen ter zitting heeft toegezegd de heraansluitkosten ad € 178,50 voor zijn rekening te nemen en alles in het werk te stellen om tot een spoedige heraansluiting te geraken.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Verstaat, dat de ondernemer de heraansluitkosten ad € 178,50 voor zijn rekening zal nemen en alles in het werk zal stellen om tot een spoedige heraansluiting te geraken.

De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 250,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 3 mei 2006.