Te lage temperatuur zwembadwater.

De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Accommodatie    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 74635

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 9 augustus 2012 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een verblijf in een vakantiehuis in Denemarken voor vijf volwassenen en twee kinderen, gedurende de periode van 27 december 2012 tot en met 3 januari 2013, voor de som van € 1.399,–.

Standpunt van klager

Het standpunt van klager luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt.

De vakantie heeft niet aan de verwachtingen voldaan.
Bij aankomst in het vakantiehuis bleek het water in het zwembad een temperatuur van 24 graden te hebben. Omdat klager in het huis verbleef met onder andere zijn twee kleinkinderen (6 maanden en 2,5 jaar) wenste klager een hogere temperatuur. Klager heeft de thermostaat, volgens de tabel in de zwembadruimte, direct na aankomst op stand 11 gezet, overeenkomend met 32 graden. De temperatuur van het zwembadwater is daarna niet gestegen en is gedurende het gehele verblijf niet hoger geweest dan 24 graden. Ondanks veelvuldig contact met de reisorganisator is dit probleem niet opgelost. Op 30 december 2012 heeft klager een beroep gedaan op de “geld-terug-garantie”.
Klager weet niet of de huiseigenaar wel of niet langs is geweest en stelt dat hem pas op 31 december 2012 is verteld dat voor de verwarming van het huis en van het zwembadwater van één systeem gebruik werd gemaakt. Voorts bestrijdt klager dat hij het huis te intensief verwarmde.
Het gezelschap heeft geen enkele keer kunnen zwemmen in het huis en dat was een grote teleurstelling. Het nabijgelegen zwembad was geen volwaardig alternatief en bovendien was dit al inbegrepen bij de huur van het huis.

Klager heeft niet nader aangegeven extra telefoonkosten gemaakt voor telefoongesprekken met het kantoor van de reisorganisator in Nederland en heeft voorts energiekosten gemaakt om het zwembadwater op temperatuur te krijgen; de totale energierekening bedroeg € 280,–.

Klager gaat niet accoord met de op 31 december 2012 aangeboden vergoeding van € 140,– en evenmin met de op 8 februari 2013 verhoging naar € 280,–, maar verlangt een vergoeding van € 700,–, de helft van de reissom.

Standpunt van de reisorganisator

Het standpunt van de reisorganisator luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt.

In de Algemene Huurvoorwaarden is vermeld dat, indien in het huis een binnenzwembad aanwezig is, het zwembadwater bij aankomst een temperatuur heeft van circa 24 graden. Wanneer door een huurder een hogere temperatuur is gewenst, moet dit ten minste 3 dagen voor aankomst aan de reisorganisator worden doorgegeven. Klager heeft dit verzuimd, waardoor het water bij aankomst 24 graden was. Overigens wordt gasten altijd geadviseerd de zwembadwatertemperatuur niet hoger in te stellen dan 26-28 graden, in verband met gezondheidsredenen.
Omdat klager op 29 december 2012 telefonisch aangaf dat de temperatuur van het zwembadwater niet hoger werd, is nog diezelfde dag een controle uitgevoerd en heeft de huiseigenaar geconstateerd dat klager de verwarming in het vakantiehuis op vol vermogen had ingesteld en dat de zwembadwatertemperatuur 25 graden was. Door de hoge temperatuur in het huis zelf kon het  zwembadwater niet verder worden verwarmd. De verwarming van huis en zwembad functioneren namelijk via één systeem. Om het zwembadwater op de gewenste temperatuur te krijgen, is het belangrijk dat de temperatuur in het huis niet te hoog wordt ingesteld. De locale vertegenwoordiging stelt dat klager hierover is ingelicht. Op 31 december 2012 stelde klager dat hij nimmer door de huiseigenaar of de locale vertegenwoordiging was ingelicht over de werking van het verwarmingssysteem. Volgens klager zouden enkel de keuken en de woonkamer op normale temperatuur door hem zijn verwarmd, de huiseigenaar beweert het tegengestelde.
De door klager aangehaalde “geld-terug-garantie” geldt voor luxe vakantiehuizen met een binnenzwembad waarbij het zwembad niet te gebruiken is of de schoonmaak van het huis onvoldoende is. Is dat het geval dan krijgt de huurder een deel van de huursom terug. In dit geval is echter geen sprake van “het niet kunnen gebruiken van het zwembad”. De temperatuur was namelijk niet dusdanig laag dat hiervan geen gebruik gemaakt kon worden. De temperatuur had enkel niet de persoonlijke voorkeur van klager, maar voldeed wel aan de gecommuniceerde hoeveelheid graden (gedurende het gehele verblijf 25 graden) en het zwembad was niet defect. Klager komt daarom niet in aanmerking voor de “geld-terug-garantie”.

Het is correct dat de temperatuur van het zwembadwater niet op de door klager gewenste temperatuur was in te stellen. Dit is echter geheel te wijten aan het feit dat de verwarming voor het huis door klager te hoog was ingesteld, waardoor het opwarmen van het zwembad faalde.
Om klager nog tijdens zijn vakantie tevreden te stellen heeft de reisorganisator op 31 december 2012 een vergoeding aangeboden van 10% van de huursom. Tevens is voorgesteld om op kosten van de reisorganisator gebruik te maken van een nabijgelegen zwembad. Klager heeft beide voorstellen afgewezen. Uiteindelijk is op 8 februari 2013 nog een extra vergoeding van 10% van de huursom aangeboden, met daarbij een korting van 10% op een toekomstige boeking. De reisorganisator is van mening dat klager met dit aanbod voldoende voor het ongemak is gecompenseerd en benadrukt dat dit aanbod in geen geval een erkenning is dat een fout is gemaakt, en enkel uit coulance is gedaan.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van de Wet op de reisovereenkomst en de toepasselijke (branche) Reisvoorwaarden is de reisorganisator verplicht de reisovereenkomst uit te voeren overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van deze overeenkomst redelijkerwijs mocht hebben. De inhoud van de overeenkomst tussen partijen wordt bepaald door hetgeen op het boekingsformulier is vastgelegd alsmede door de verwachtingen die met het door de reisorganisator gepubliceerde reisaanbod zijn gewekt. Van belang is derhalve wat klager mocht verwachten.

Uit de op de internetsite van de reisorganisatie gepubliceerde beschrijving van het vakantiehuis blijkt dat het door klager gehuurde huis beschikt over een eigen zwembad. In de Algemene huurvoorwaarden is vermeld dat de temperatuur van het zwembadwater bij aankomst circa 24 graden is, tenzij ten minste 3 dagen voor aankomst door de huurder om een hogere temperatuur is verzocht.
Tot welke temperatuur het water maximaal kan worden verwarmd is niet aangegeven, echter de tekst in artikel 7 van de Algemene huurvoorwaarden suggereert dat een temperatuur hoger dan 24 graden mogelijk is. Voorts is de commissie uit informatie van het Nationaal Platform Zwembaden – NRZ, het kennisinstituut voor de zwembranche in Nederland, gebleken dat een temperatuur van 28 à 29 graden als ideale temperatuur voor zwembadwater geldt en dat voor baby’s, peuters, kinderen, ouderen, invaliden en reumapatiënten beter een nog iets hogere temperatuur kan worden aangehouden. Gezien het feit dat klager met twee kinderen in het vakantiehuis zou verblijven, hetgeen de reisorganisator bekend was, acht de commissie het niet onredelijk dat klager een hogere temperatuur verlangde.
Nog afgezien van de vraag of klager de verwarming van het huis op vol vermogen had ingeschakeld of niet, is de commissie van oordeel dat een verwarmingsinstallatie van een vakantiehuis met binnenzwembad, dat in de winter wordt verhuurd, voldoende capaciteit dient te hebben om aan redelijke eisen te voldoen. Dat wil zeggen dat voor zowel het huis als het zwembadwater een aangename temperatuur kan worden ingesteld. De commissie acht aannemelijk gemaakt dat dit niet het geval was waar het betreft het zwembadwater. De commissie acht voorts aannemelijk gemaakt dat het gebruik van het zwembad voor klager en zijn gezin een belangrijk onderdeel van het vakantiegenot betrof.
Ook is de commissie van oordeel dat de reisorganisator te weinig heeft gedaan om het probleem op te lossen, dit is althans niet gebleken. Het gebruik van een nabijgelegen zwembad op kosten van de reisorganisator is nauwelijks een gelijkwaardig alternatief voor een zwembad in het vakantiehuis waar men verblijft en bovendien was deze faciliteit al bij de huur van het vakantiehuis inbegrepen.

Gelet op het voorgaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende is de commissie van oordeel dat klager aanzienlijk minder heeft ontvangen dan hij in redelijkheid mocht verwachten en dat aan klager daarom een vergoeding op grond van de “geld-terug-garantie” toekomt, alsmede een vergoeding voor in redelijkheid gemaakte telefoonkosten. De door de reisorganisator aangeboden vergoeding (€ 280,–) acht de commissie onvoldoende. Betreffende het feit dat de aangeboden vergoeding naast een geldbedrag tevens een korting op een volgende bij de reisorganisator te boeken reis bevat merkt de commissie op dat zij in beginsel van mening is dat een gegronde klacht vertaald moet worden in een geldelijke vergoeding. Door het aanbod van een korting wordt op onjuiste wijze aan klantenbinding gedaan.
De commissie stelt derhalve de vergoeding naar redelijkheid en billijkheid vast op het hierna vermelde bedrag. Nu het huis voor het overige aan de verwachtingen heeft voldaan, ziet de commissie geen grond voor een hogere vergoeding.

De klacht is gegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 500,–. Reeds aangeboden bedragen zijn hierin begrepen. Betaling, indien en voor zover nog niet geschied, dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 101,68 aan klager te vergoeden ter zake het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 500,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 9 april 2013.