Commissie: Recreatie
Categorie: Herstructurering
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
11286/14970
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument klaagt over het niet ontvangen van een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten. De consument heeft de huurovereenkomst opgezegd. Hij stelt dat hij de overeenkomst van de ondernemer, vanwege een herstructurering, moest opzeggen. De consument heeft de overeenkomst in oktober 2018 opgezegd en vindt dat hij recht heeft op een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten van zijn kampeermiddel, zoals aangegeven in de Recron-voorwaarden. De ondernemer geeft aan dat de consument hier geen recht op heeft, aangezien hij zelf heeft opgezegd voordat de opzegging van de ondernemer wegens herstructurering inging. Nu de consument in oktober 2018 heeft opgezegd en niet pas in januari 2019 (ingaan opzegging ondernemer vanwege herstructurering), komt de consument niet in aanmerking voor een vergoeding. De commissie oordeelt dat de consument er zelf voor heeft gekozen eerder op te zeggen dan nodig was. Door de vroege opzegging heeft de consument geen recht op een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten, aangezien dit niet is geregeld in de voorwaarden. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan ondernemer.
Het geschil betreft de opzegging van de huurovereenkomst in verband met een beoogde herstructurering en de daarmee samenhangende tegemoetkoming in de verplaatsingskosten.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt neer op het volgende.
In verband met de opzegging van de huurovereenkomst tegen 31 december 2019, gedaan bij brief van 16 oktober 2018, maak ik op basis van artikel 12, zesde lid, van de toepasselijke Recron-voorwaarden aanspraak op de tegemoetkoming in de verplaatsingskosten, te weten een bedrag van € 1.482,–. Van de camping moest ik overigens zelf ook opzeggen, wat ik op 18 oktober 2018 heb gedaan. De ondernemer weigert voornoemde tegemoetkoming te betalen.
De consument verlangt een vergoeding van € 1.482,–.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt neer op het volgende.
De consument huurde een jaarplaats met nummer 24 op ons terrein. Wij hebben in 2018 besloten om het terrein van de camping te herstructureren. Onze gasten zijn tijdens de bijeenkomsten op 11 en 12 juni en op 12 september 2018 geïnformeerd over de toekomstplannen. De gasten met een vaste staanplaats hebben wij meegedeeld dat wij voornemens waren om op termijn de huur van de vaste plaatsen te beëindigen wegens de beoogde herstructurering.
Gedateerd 11 oktober 2018 (ingeleverd op 18 oktober 2018) heeft de consument de overeenkomst met ons beëindigd. Op 16 oktober 2018 hebben wij de opzegging per 31 december 2019 verstuurd naar de consument, rekening houdende met de opzegtermijn op grond van de Recron-voorwaarden van één overeenkomstjaar (in dit geval een kalenderjaar). Vervolgens heeft de consument feitelijk uitvoering gegeven aan zijn opzegging en ons op 18 oktober 2018 verzocht te helpen met het van de plaats halen van de caravan. De caravan is door een transporteur opgehaald en de consument heeft in 2018 zijn jaarplaats met nummer 24 ontruimd en opgeruimd.
De kern van het geschil is gelegen in de vraag of de consument recht heeft op een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten zoals vermeld in artikel 5, sub a, en artikel 12, zesde lid, van de Recron-voorwaarden. Dat is volgens ons niet het geval en wij lichten dat als volgt toe.
Wij hebben op 16 oktober 2018 een aangetekend schrijven gestuurd aan de consument met daarin de opzegging tegen 31 december 2019, dit met een opzegtermijn van één kalenderjaar. Het opzeggingsjaar gaat derhalve pas in op 1 januari 2019. De consument heeft zijn caravan reeds in 2018 verwijderd.
Wij stellen ons op het standpunt dat artikel 12, zesde lid, van de Recron-voorwaarden pas op 1 januari 2019 van kracht is. Tot deze datum beëindigt de recreant zijn overeenkomst en is er geen sprake van een tegemoetkoming in de transportkosten of restitutie van het jaargeld. Naar onze mening is voor de consument artikel 9 van de Recron-voorwaarden van toepassing.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Bij brief van 11 oktober 2018, op 18 oktober 2018 ingeleverd bij de ondernemer, heeft de consument de huurovereenkomst betreffende staanplaats 24 beëindigd per 31 december 2018. Op 18 oktober 2018 hebben partijen het formulier ‘Kündigung Jahresplatz’ ondertekend, waarop eveneens wordt aangegeven dat staanplaats 24 per 31 december 2018 wordt opgezegd. Vervolgens heeft de consument met hulp van de ondernemer de caravan voor het einde van het jaar 2018 van het terrein van de ondernemer verwijderd en vervolgens zelf de staanplaats opgeruimd. Gelet op het voorgaande gaat de commissie er vanuit dat de consument de onderhavige huurovereenkomst op 18 oktober 2018 heeft opgezegd.
Bij aangetekende brief van 16 oktober 2018 heeft de ondernemer de huurovereenkomst betreffende standplaats 24 tegen 31 december 2018 opgezegd, waarbij onder verwijzing naar de Recron-voorwaarden een opzeggingstermijn van één jaar (in dit geval een kalenderjaar) in acht is genomen.
Voor de commissie is niet duidelijk geworden wat de reden voor de consument is geweest om reeds op 11 oktober 2018 de brief inzake de huuropzegging te schrijven en deze eerst op 18 oktober 2018 aan de ondernemer te overhandigen. Op dat moment (11 oktober 2018) was immers nog niet duidelijk dat de ondernemer enige dagen daarna formeel zou opzeggen. Op 16 oktober 2018 heeft de ondernemer de huurovereenkomst formeel opgezegd per 31 december 2019. De consument heeft aangevoerd dat hij van de ondernemer zelf ook moest opzeggen en dat hij dat op 18 oktober 2018 heeft gedaan. Als hij daarmee doelt op het formulier ‘Kündigung Jahresplatz’, dan valt op dat de opzegging dan wordt gedaan tegen 31 december 2018 en niet tegen 31 december 2019. De datum van 31 december 2018 is ook de datum die de consument heeft gehanteerd in zijn brief van 11 oktober 2018. Dat de ondernemer de consument zou hebben gedwongen om op 18 oktober 2018 ook zelf op te zeggen, wat de consument lijkt te insinueren, komt de commissie niet aannemelijk voor, temeer niet daar de opzeggingsbrief van de consument van 11 oktober 2018 toen al klaar lag en die brief op 18 oktober 2018 aan de ondernemer is overhandigd.
Gelet op het voorgaande moet het er volgens de commissie voor worden gehouden dat de consument er om hem moverende redenen voor heeft gekozen om de huurovereenkomst met de ondernemer zelf op te zeggen tegen het einde van het jaar 2018. Dat maakt dat in dit geval niet artikel 12 van de Recron-voorwaarden van toepassing is, maar artikel 9 van die voorwaarden. Dat artikel biedt geen grond voor toekenning van een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond, zodat het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp, mevrouw mr. J.M. Huysman- Hartkamp, leden, op 14 februari 2020.