
Commissie: Telecommunicatiediensten
Categorie: Ontbinding, opzegging en tussentijdse beëindiging
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
78766
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Telecommunicatie (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies d.d. 9 oktober 2013 de eindbeslissing aangehouden.
De inhoud van dit tussenadvies moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
De ondernemer heeft de gevraagde inlichtingen per brief d.d. 3 december 2013 toegezonden en de consument heeft daarop bij brief d.d. 16 december 2013 geantwoord.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De verdere beoordeling van het geschil
De commissie heeft als volgt overwogen.
Bij tussenbeslissing was de ondernemer de vraag gesteld om aan te geven wanneer precies feitelijk is afgesloten zodat beoordeeld kan worden of alles in het werk is gesteld om de hoogte van de schade te beperken.
De ondernemer heeft verkort weergegeven het volgende geschreven. Op 21 juli 2012 is de mobiele aansluiting ingegaan en deze is op 15 februari 2013 geblokkeerd op verzoek van de consument via de winkel. Voordat deze melding werd ontvangen was er geen reden om te vermoeden dat er mogelijk misbruik gemaakt werd van het abonnement. Op 11 maart 2013 is het onderzoek afgerond en is de klant verantwoordelijk gehouden voor de kosten. Op 30 juli 2013 is een andere blokkade geplaatst omdat de facturen niet werden voldaan. Op 26 augustus 2013 is deze aansluiting wegens wanbetaling beëindigd. Voor de afkoop van het abonnement is de consument op 9 augustus 2013 per brief gewaarschuwd.
De ondernemer is uit coulance bereid de incassokosten voor eigen rekening te nemen. De consument kan zich rechtstreeks in contact stellen met het incassobureau voor een betalingsregeling.
Op 7 juli 2012 is de aansluiting met het betreffenden mobiele nummer geactiveerd en deze is op 15 februari 2013 geblokkeerd zodat de simkaart niet meer gebruikt kan worden. Dit is gedaan op verzoek van de consument. Op 30 juli 2013 is een andere blokkade geplaatst omdat de facturen niet werden betaald. Op 26 augustus 2013 is de aansluiting automatisch beëindigd. Op 28 oktober 2013 is de vordering verkocht aan het incassobureau. De incassokosten van deze vordering wil de ondernemer ook uit coulance voor zijn rekening nemen.
De consument heeft als volgt gereageerd.
De ondernemer doet het voorkomen alsof er ruim twee weken hebben gezeten tussen de verschillende abonnementsaanvragen maar brengt alleen de abonnementen in het geschil die bij de ondernemer door de consument zijn aangegaan, hoewel [naam ondernemer] en [naam onderdeel ondernemer] beide onderdeel uitmaken van [naam overkoepelende organisatie]. Zowel bij [naam onderdeel ondernemer] en [naam overkoepelde organisatie] is op diezelfde dagen een abonnement door de consument aangevraagd.
De vier abonnementen zijn binnen twee dagen aangevraagd. De ondernemer wekt dan ook een onjuiste voorstelling van zaken en wekt de indruk dat zij het standpunt inneemt dat er geen onderzoeksplicht is ten aanzien van de twee abonnementen bij de ondernemer. De consument benadrukt dat het om vier abonnementen bij [naam overkoepelende organisatie] gaat, alle vier in twee dagen afgesloten. Er was dus wel degelijk sprake van een onderzoeksplicht.
Zij wijst er nogmaals op gedwongen te zijn geweest een abonnement af te sluiten bij [naam provider 1], [naam provider 2] en [naam provider 3]. [naam provider 1] en [naam provider 3] hebben wel aanleiding gezien om de contracten per direct te ontbinden. Het is wonderlijk hoe de achterstallige bedragen binnen afzienbare tijd kunnen worden geregistreerd bij de Stichting Preventel maar er geen enkele registratie plaats schijnt te kunnen vinden van abonnementsaanvragen, in weerwil van de inmiddels bekende en veroordeelde praktijken van de loverboys. De slachtoffers zijn niet in staat tot het betalen van de kosten van de abonnementen en bijbehorende telefoons. De consument heeft betaald wat ze kon betalen maar haar geld is nu echt op.
De consument heeft in eerste instantie en thans weer met name aangevoerd dat de ondernemer de zorgvuldigheid niet in acht genomen heeft en dat de verkoper heeft moeten beseffen dat zij niet uit eigen wil het abonnement afsloot. Op dat laatste is met name ingegaan omdat de termijn van de vorige overeenkomst zo kort was en dat ook ter sprake is geweest. De commissie heeft de lezing van de consument begrepen en moet constateren dat de betreffende verkoper zich juist uit zichzelf tot de consument heeft gewend met de vraag. Hij heeft het onderwerp daarmee aangeroerd en de consument de kans gegeven zich erover uit te laten of een teken te geven dat er iets niet in orde was. Dat teken is niet gekomen althans voor de verkoper niet merkbaar. Dat valt de consument in het geheel niet te verwijten maar kan ook niet de ondernemer worden tegengeworpen. Waar beslissend is of de verkoper het had kunnen weten is er geen omstandigheid die daartoe in redelijkheid kan leiden. Hoe wrang het ook is voor de consument die zich gedwongen heeft gevoeld om tot aanschaf van deze abonnementen over te gaan, zoveel is uit de bijgevoegde stukken en de lezing van de consument en haar moeder op de zitting de commissie wel duidelijk.
Ten aanzien van de zorgplicht heeft de ondernemer ook alles gedaan wat gebruikelijk is en wat misbruik van het aangaan van overeenkomsten als deze probeert af te wenden. Een verdergaande verplichting kan niet worden gevergd. Het is op zich bijvoorbeeld niet ongewoon dat twee mobiele telefoons worden gebruikt en dat behoeft niet te leiden tot een verscherpte of wantrouwige ondervraging bij de aanschaf. Dat zou overigens waarschijnlijk niet geleid hebben tot een afwijzende reactie van de consument die ook ter zitting heeft aangegeven uit angst voor haar vriend niets te hebben durven zeggen.
Het is aldus voor de ondernemer niet evident geweest dat het abonnement onder dwang is afgesloten. Uit reactie van de ondernemer blijkt dat zij direct na melding de aansluiting hebben geblokkeerd. Het feit dat [naam ondernemer] een dochter is van [naam overkoepelde organisatie] betekent niet dat die informatie wordt of dient te worden uitgewisseld. De transacties met (naam onderdeel ondernemer] en [naam overkoepelende organisatie] staan buiten het voorliggende geschil met de ondernemer. Voor zover de stelling van de consument is dat de ondernemer had moeten weten dat ze onder dwang handelde gebaseerd is op het kort tijdsverloop tussen het afsluiten van het eerste en van het tweede abonnement zou dat betekenen dat het eerste abonnement in ieder geval wel rechtsgeldig zou zijn afgesloten, omdat de ondernemer toen immers geen aanleiding had te veronderstellen dat de consument onder dwang handelde. Bij het afsluiten van het tweede abonnement heeft de verkoper haar in staat gesteld een dwangsituatie duidelijk te maken en zij heeft dat niet gedaan en toch een nieuw abonnement afgesloten. De onderzoeksplicht van de ondernemer kan zich niet uitstrekken tot het raadplegen van een register nu er geen registratie plaatsvindt van abonnementsaankopen. De ondernemer kan het bestaan van een dergelijk algemeen systeem daarvan niet verweten worden.
Nu de ondernemer adequaat geantwoord heeft op de nadere vraag is er geen reden om de klacht gegrond te verklaren.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het zal geheel aan de ondernemer worden voldaan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatie op 21 februari 2014.