Commissie: Energie
Categorie: Overig
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
176966/180487
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument klaagt over toepassing van de salderingsregeling. De consument betoogt dat het gehele verbruik per jaar gesaldeerd moet worden met de in dat jaar ingevoede stroom. Volgens de ondernemers is het duidelijk dat de wettelijke regeling voorschrijft dat er per kwartaal gesaldeerd moet worden. De commissie benadrukt eerst dat de commissie niet bevoegd is om een oordeel te geven over de hoogte van de tarieven. Nu de minister nog geen AMvB heeft gepubliceerd waarin de wijze van salderen nader wordt toegelicht, geeft de commissie aanwijzingen aan de ondernemer. De klacht is ten dele gegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de salderingsregeling en het tarief teruglevering van stroom boven het verbruik.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
1. Salderingsregeling is onduidelijk en onjuist toegepast. Regelgeving in de Elektriciteitswet 1998 biedt geen grondslag voor wijze van salderen door de ondernemer.
2. Tarief voor zelfopgewekte stroom indien cumulatieve opbrengst groter is dan het cumulatieve verbruik in een contractjaar te laag en in strijd met de wet- en regelgeving: tarief is geen “redelijk vergoeding” zoals bedoeld in artikel 31c Elektriciteitswet 1998.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De wet is duidelijk over het salderen van de energiebelastingen: dit moet per jaar uitgevoerd worden en dit is ook zo toegepast op de jaarnota. Voor de variabele leveringskosten stelt de wet deze eis voor variabele (halfjaar, kwartaal, maand, uur) contracten niet. Er wordt gesteld dat bij salderen hetzelfde tarief voor invoeding gegeven moet worden als voor afname (tot het maximum van afname). Er wordt niet voorgeschreven over welke periode invoeding gesaldeerd moet worden met afname. De ondernemer heeft hierover contact gehad met de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Op 31 maart 2022 geeft de ACM per e-mail aan: “De huidige regeling, opgenomen in art. 31c Elektriciteitswet 1998, geeft geen mogelijkheden voor salderen met variabele tarieven. Wij hebben dit voorgelegd bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).” Inmiddels zijn er hierover ook in de politiek door Tweede Kamer lid Henri Bontenbal vragen aan minister Jetten gesteld (https://www.openkamer.org/kamervraag/2022Z13495/). De ondernemer heeft zich vooralsnog gericht op de wettekst dat de tarieven voor invoeding hetzelfde moeten zijn als voor afname. Voor de ingevoede stroom geeft hij dezelfde prijs als voor de afgenomen stroom (tot het maximum van afname). Als de consument kiest voor een variabel kwartaal contract dan ontvangt hij de prijs per kwartaal. In de markt zijn er meerdere leveranciers (onder andere [leverancier X], [leverancier Y], [leverancier Z]) die de methodiek hanteren van het salderen per tariefperiode. Dit is bij variabele contracten een geaccepteerde methode. Op de website over dynamisch tariferen (variabel uurcontract) staat dat de ACM heeft samengewerkt met [brancheorganisatie] om tot een gedragscode te komen. In een aanvullende verklaring staat vermeld dat de inhoud van de website wordt onderschreven door [brancheorganisatie]. En alle leveranciers die op deze website genoemd worden, salderen – het variabele leveringstarief – niet per jaar maar per tariefperiode.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie zal eerst ingaan op de klacht betreffende de redelijkheid van de terugleververgoeding indien er meer teruggeleverd wordt dan verbruikt. Op grond van artikel 3 van het reglement van de commissie heeft de commissie tot taak geschillen tussen de consument en de ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van de overeenkomst met betrekking tot de aan sluiting en/of levering van gas, warmte of elektrische energie en daarmee samenhangende leveringen en diensten.
De commissie is derhalve niet bevoegd te beslissen over de hoogte van in rekening gebrachte tarieven of kosten in zijn algemeenheid. De commissie heeft daarin slechts een marginale beoordelingsruimte. Behoudens in gevallen dat sprake is van evident onredelijke tarieven (hetgeen de consument stelt), is het niet aan de commissie om daarover verder een oordeel te geven. In dat kader wordt opgemerkt dat de ACM in principe verantwoordelijk is voor het toezicht op de regulering van de tarieven op basis van onder meer de Elektriciteitswet 1998 en de ACM beoordeelt dan ook de redelijkheid van de gehanteerde tarieven. Daarbij kan de ACM kijken naar de werkelijke kosten, inclusief vermogenskosten, die een leverancier maakt. De ACM heeft op grond van de wet de bevoegdheid om daartoe gedetailleerde informatie op te vragen bij de ondernemer, welke bevoegdheid de commissie niet heeft. Het oordeel over de redelijkheid van tarieven is derhalve primair aan de ACM. Mede gelet op de door de ondernemer ter zitting gegeven toelichting kan naar het oordeel van de commissie niet worden gezegd dat sprake is van evident onredelijke tarieven. Op zich is juist dat de ondernemer zijn tarieven aan de ACM meldt en dat de ACM bij niet-akkoordbevinding vragen stelt. Dat heeft de ACM kennelijk niet gedaan, zodat – naar de commissie aanneemt – sprake is van stilzwijgende goedkeuring. De commissie wijst er daarbij nogmaals op dat de ACM op grond van de wet de bevoegdheid heeft de redelijkheid van de gehanteerde tarieven te toetsen en om daartoe gedetailleerde informatie op te vragen bij de ondernemer, welke bevoegdheid de commissie niet heeft. Nu aangenomen moet worden dat de ACM het onderhavige teruglevertarief goedgekeurd heeft, moet uitgegaan worden van de redelijkheid daarvan. Dit onderdeel van de klacht dient dan ook afgewezen te worden.
De commissie zal vervolgens de salderingsregeling beoordelen. Vooropgesteld wordt dat de ondernemer een jaarfactuur aan de consument stuurt, waarin per kwartaal het verbruik, de invoeding en de per kwartaal wisselende prijs vermeld worden. De ondernemer saldeert per kwartaal de invoeding en het verbruik. De consument betoogt dat het gehele verbruik per jaar gesaldeerd moet worden met de in dat jaar ingevoede stroom.
Op 23 september 2022 heeft de minister de door de ondernemer bedoelde Kamervragen beantwoord. Daarin staat, kort gezegd, dat ook voor overeenkomsten als de onderhavige het gehele jaarverbruik met de in dat jaar ingevoede stroom gesaldeerd moet worden. Dat blijkt volgens de minister niet uit de wet, maar was wel de intentie. De minister zal een verduidelijking van de wettekst bevorderen. In een gelijk geschil (170327/173374 d.d. 26 september 2022) heeft de ondernemer ter zitting verklaard dat hij zich neerlegt bij de visie van de minister. Daarbij verklaarde hij dat het de bedoeling was eerst de mening van de minister af te wachten en zich daarbij neer te leggen. Aangenomen mag worden dat de ondernemer consequent wil handelen, zodat het voorgaande betekent dat ook in onderhavige zaak de consument in het gelijk moet worden gesteld.
De volgende vraag zou kunnen zijn hoe er dan afgerekend moet worden. De minister geeft daarover geen mening. Hij verwijst naar een te zijner tijd te publiceren algemene maatregel van bestuur (amvb). Omdat niet te overzien valt wanneer die publicatie zal plaatsvinden, men kan denken aan vele maanden, en de consument nu een herziening van zijn jaarnota verlangt, zal de commissie aanwijzingen aan de ondernemer geven op welke wijze hij uitvoering dient te geven aan het standpunt van de minister.
Het komt de commissie redelijk en billijk voor dat in het geval van meer verbruik dan teruglevering (hetgeen zich bij de consument voordoet voor het daltarief) het verbruik per kwartaal berekend wordt aan de hand van de formule: het verbruik van een kwartaal, gedeeld door het totale verbruik op jaarbasis, vermenigvuldigd met het saldo na verrekening op jaarbasis (=resultaat van de saldering). Het aldus aan een kwartaal toegerekend verbruik wordt afgerekend tegen het tarief van het betreffende kwartaal.
Voor het geval er minder verbruik is dan teruglevering (hetgeen zich bij de consument voordoet bij het normaal tarief) en voor zover niet voor alle kwartalen eenzelfde invoedingstarief geldt dient de invoeding per kwartaal berekend wordt aan de hand van de formule: ingevoede stroom van een kwartaal, gedeeld door het totaal van de ingevoede stroom op jaarbasis, vermenigvuldigd met het saldo na verrekening op jaarbasis (=resultaat van de saldering). De aldus aan een bepaald kwartaal toegerekende invoeding wordt afgerekend tegen het invoedingstarief van dat kwartaal.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is. Aan consument dient als de grotendeels in het gelijkgestelde partij het klachtengeld vergoed te worden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer stelt een nieuwe jaarnota voor de consument op langs de lijnen als hiervoor uiteengezet. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit de heer mr. R.J. Paris, voorzitter, de heer R.A. Timmer en de heer drs. L. van Rootselaar, leden, op 25 oktober 2022.