
Commissie: Recreatie
Categorie: Kosten / Overeenkomst
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
9693/13706
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument kreeg een standplaats toegewezen door de ondernemer. Niet veel later heeft de consument een woordenwisseling met de buurman. De ondernemer heeft daarvoor een oplossing aangedragen, maar is daar een paar dagen later op teruggekomen. Vervolgens kreeg de consument te horen dat hij zijn standplaats moest verlaten om gezeur te voorkomen met de buurman. De ondernemer heeft een aantal andere plekken op de camping aangeboden, maar daar heeft de consument geen gebruik van willen maken. Volgens de commissie is niet duidelijk wat de reden is geweest om de consument de standplaats te ontzeggen. Enkel het voorkomen van gezeur met de buurman acht zij geen deugdelijke motivering. Hoewel de commissie zich afvraagt of de ondernemer in dit geval de juiste gronden aan die opzegging ten grondslag heeft gelegd, staat vast dat de consument die huuropzegging onder protest heeft aanvaard. De ondernemer moet de consument een vergoeding betalen, omdat de consument genot van de stacaravan is misgelopen en niet aangesloten is geweest op het gasnet, waarvoor wel is betaald.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan ondernemer.
Het geschil betreft de opzegging van de huurovereenkomst door de ondernemer per 7 juni 2019 en de enkele weken daaraan voorafgaande mededeling van de ondernemer dat de consument zijn standplaats moest verlaten.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 1 juli 2018 zijn wij een overeenkomst aangegaan met de ondernemer voor plek 173. Alvorens deze overeenkomst aan te gaan, hebben wij in overleg met de ondernemer een stacaravan van ongeveer € 11.250,– (+ € 750,– voor plaatsing) gekocht. De ondernemer hebben wij € 985,– betaald om de caravan aan te sluiten op de nutsvoorzieningen. Op 14 april 2019 ben ik op de camping gekomen om met het hekwerk achter de stacaravan aan de slag te gaan. Tijdens deze werkzaamheden ben ik aangesproken door de buurman. Hier is een woordenwisseling ontstaan. Ik heb de ondernemer direct op de hoogte gebracht, die daar snel een oplossing voor had. Echter, na 2 dagen is een geschil tussen de ondernemer en ons ontstaan omdat wij ineens van plek 173 moesten vertrekken. Hier zijn we het totaal niet mee eens en we hebben ons hier dan ook tegen verzet. Tijdens de schriftelijke discussie tussen de ondernemer en ons zijn er dingen bij gehaald die totaal niet relevant waren voor de discussie. We hebben dan ook het gevoel dat we van de camping af zijn gepest. De wijze waarop de camping ons handelt en beschuldigt van onbehoorlijk gedrag bij de snackbar, vinden we niet terecht. Hetzelfde geldt voor het feit dat ze ons meermaals hebben gemaand er een mooie plek van te maken totaal, want ik kan niet bestraten als er nog een gasleiding in de grond gelegd moet worden. Het feit dat de ondernemer de overeenkomst per direct heeft beëindigd en onze caravan in gijzeling heeft genomen, opdat wij eerst het verschuldigde jaargeld tot 1 juni 2019 ( € 1.139,50) zouden betalen, vinden we dan ook behoorlijk onbeschoft. Wij hebben het bedrag van het stageld onder protest voldaan. Wij hebben vanaf 15 april 2109 geen genot meer van onze plek gehad door deze kwestie en we vraag restitutie van het jaargeld over 2019. We hebben in de schriftelijke discussie aangegeven dat wij, wanneer er geen gedegen oplossing kwam, van de camping zouden vertrekken en alle daarbij behorende kosten op de camping zouden verhalen. Dit zijn een bedrag van € 985,– voor het aansluiten van de nutsvoorzieningen, terwijl wij nooit op het vaste gasnet hebben gezeten, de transportkosten van het terrein van de ondernemer naar de nieuwe camping, evenals de aansluitkosten op de nieuwe camping. De kosten hiervoor zijn € 2.265,–.
De totale kosten die wij van de ondernemer vorderen zijn € 985,– + € 2.265,– + € 1.139,50 = €4.389,50.
Standpunt van ondernemer
Voor het standpunt van ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Wij zijn pas voor het tweede jaar eigenaar van de camping en toen wij eigenaren werden, kwam de consument met een mooie stacaravan bij ons met het verzoek om op plaats 173 te mogen staan, welke plaats toen een puinhoop was. Wij zijn daar akkoord mee gegaan en hebben alle rotzooi op die plaats opgeruimd, niet wetende van alle moeilijkheden die plaats 173 voorheen had gegeven voor een vaste stacaravan en niet wetende dat plaats 173 al eerder van de consument was geweest.
Op een gegeven moment kwam de buurman van de camping bij ons met de mededeling dat de consument tegen hem had staan vloeken en tieren. Het ging om het zetten van een hekje en dat was te dicht bij de erfafscheiding/groene strook, die volgens de buurman tussen het perceel van de buurman en de camping moet zijn. In een gesprek met de consument liet hij ons weten dat de buurman zich nergens mee moest bemoeien. Vanaf dat moment is de discussie over plaats 173 begonnen. Er zijn meerdere gesprekken geweest met de consument, waarbij we hem duidelijk hebben gemaakt dat we geen gezeur willen met de buurman zoals de oude eigenaar dat heeft gehad. Die heeft zelfs een rechtszaak moeten aanspannen over de groenstrook. We hebben voor zijn bestwil en in ons belang de consument plekken aangeboden die even groot/mooi waren.
Verder merken we op dat de consument achterliep met betalingen en daar hebben we hem meerdere malen op gewezen. Uiteindelijk zijn we tot de conclusie gekomen dat het zo niet langer kon doorgaan, dat hij aan het einde van het seizoen (2019) een andere plaats moest uitzoeken en dat we plaats 173 moesten opgeven als jaarplaats wegens de problemen met de buurman en de plicht daar een groenstrook aan te houden. Dit hebben we hem per brief gemeld. Na lang overleggen zijn we eruit gekomen met de consument. Hij zou kosteloos naar een andere plaats ([locatie andere plaats]) verplaatst worden, omdat hij al een keer aansluitkosten had betaald en de stacaravan helaas nog niet aangesloten was op het gasnet. Daarvoor hebben we hem gratis gasflessen gegeven. We hadden dus overeenstemming bereikt over de verplaatsing naar een andere plaats.
Op enig moment werd ons duidelijk dat het niet nodig was de plaats op het [locatie andere plaats] nog langer vrij te houden, daar we van drie andere campings te horen kregen dat de consument daar had geïnformeerd of er een plaats voor zijn caravan was.
We hebben de consument meerdere aanmaningen gestuurd voor het volledige staangeld voor 2019. Dit is nooit voldaan. Toen ons gemeld werd dat de stacaravan opgehaald zou worden, hebben we de consument meegedeeld dat de stacaravan niet van het terrein afging tot hij zijn rekening voldaan had. We zijn vervolgens te coulant geweest door de afspraak dat de helft van het stageld ook voldoende zou zijn. De door ons opgemaakte rekening voor de helft van het stageld heeft de consument voldaan, waarna de caravan op het parkeerterrein is gezet.
Het is de eigen keuze geweest van de consument om halverwege het jaar te vertrekken en de daaraan verbonden kosten kan hij niet op ons verhalen. In een brief hebben we de consument laten weten dat jaarplaats 173 opgezegd wordt per 31 december 2019. Het is zijn eigen keuze geweest om eerder te vertrekken en niet in te gaan op de aangeboden opties. Wij zijn dan ook van mening dat de consument geen recht heeft op enige vergoeding.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De consument heeft medio 2018 standplaats 173 toegewezen gekregen. In april 2019 kreeg de consument een woordenwisseling met de buurman aan de oostkant van de camping (de kant waar de ingang van de camping is gelegen) over het plaatsen van een hek. Probleem zou zijn dat de groenstrook van 10 meter tussen de camping en het terrein van de buurman niet in acht werd genomen. De consument heeft onweersproken gesteld dat de ondernemer daarvoor een oplossing heeft aangedragen, te weten het verplaatsen van de caravan van de consument over een afstand van anderhalve meter, maar dat de ondernemer daar een paar dagen later op is teruggekomen. De consument kreeg vervolgens te horen dat hij standplaats 173 moest verlaten om gezeur te voorkomen met de buurman. De ondernemer heeft een aantal andere plekken op de camping aangeboden, onder andere op [locatie andere plaats], maar daar heeft de consument geen gebruik van willen maken.
In zijn brief aan de commissie heeft de ondernemer bevestigd dat er een discussie is ontstaan over standplaats 173, en tevens meegedeeld dat daarover meerdere gesprekken met de consument hebben plaatsgevonden en dat hij geen gezeur wilde met de buurman zoals de oude campingeigenaar heeft ervaren. Die heeft naar zeggen van de ondernemer zelfs een juridische procedure moeten voeren in verband met de groenstrook.
Uit voornoemde brief heeft de commissie in het geheel niet kunnen opmaken wat voor de ondernemer de reden is geweest om de consument niet langer gebruik te laten maken van standplaats 173. De enkele mededeling dat hij gezeur wilde voorkomen met de buurman, is nog geen begin van motivering van die beslissing van de ondernemer. Wat hier verder ook van zij, door de oplopende animositeit tussen de ondernemer en de consument heeft de ondernemer bij brief van 7 juni 2019 de huurovereenkomst met de consument per diezelfde datum opgezegd, waarbij voor de gronden van opzegging wordt gerefereerd aan artikel 11, lid 1, onder g, en artikel 14, eerste lid, van de toepasselijke Recron-voorwaarden. Hoewel de commissie zich afvraagt of de ondernemer in dit geval de juiste gronden aan die opzegging ten grondslag heeft gelegd, staat vast dat de consument die huuropzegging heeft aanvaard, zij het onder protest. Anders dan de ondernemer stelt overigens, staat daarmee eveneens vast dat de consument er niet zelf voor gekozen om halverwege het jaar 2019 te vertrekken.
De commissie kan de consument volgen in zijn standpunt dat hij door de hele gang van zaken geen genot heeft gehad van zijn stacaravan in 2019 (tot de datum van huuropzegging door de ondernemer). Hetzelfde geldt voor zijn opmerking dat een deel van het door hem betaalde bedrag voor aansluiting op de nutsvoorzieningen, te weten een bedrag van € 985,–, terugbetaald zou moeten worden, aangezien hij niet is aangesloten op het gasnet. Dit laatste heeft de ondernemer in zijn schrijven aan de commissie overigens bevestigd. De mededeling van de ondernemer de consument als alternatief gasflessen ter beschikking heeft gesteld, doet aan het voorgaande niet af.
Met inachtneming van het voorgaande (het missen van genot van de stacaravan en het niet aangesloten zijn op het gasnet) zal de commissie naar termen van redelijkheid en billijkheid bepalen dat de ondernemer in totaal een bedrag van € 1.139,50 aan de consument dient te voldoen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond.
De ondernemer dient aan de consument een bedrag van € 1.139,50 te voldoen. Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na verzend¬datum van dit bindend advies.
Bovendien dient ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp, mevrouw mr. J.M. Huysman- Hartkamp, leden, op 14 februari 2020.