Tussentijdse opzegging door ondernemer niet rechtsgeldig. Ondernemer heeft ingestemd met het verhuren van de chalet aan derden.

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Huurovereenkomst m.b.t. vaste standplaatsen    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REC09-0178

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de tussentijdse opzegging door de ondernemer met onmiddellijke ingang van de huurovereenkomst inzake de huur van een vaste standplaats voor het chalet van de consument.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 3 april 2009 heeft de beheerder van het park aan de consument toestemming gegeven haar chalet tijdelijk te verhuren aan een gezin. De verhuur betrof een vriendendienst voor een compagnon. De beheerder heeft voor het gezin toegangspasjes gemaakt en het ingeschreven in het nachtregister. Tijdens de pinksterdagen heeft een kind van het gezin per ongeluk een partydrug ingenomen waarop het kind met spoed naar het ziekenhuis is overgebracht. Het is goed afgelopen met het kind. Later hoorde de consument van de politie dat de huurders van haar chalet van een misdrijf werden verdacht. Dit was voor de ondernemer aanleiding op 17 juni 2009 de huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats met onmiddellijke ingang te beëindigen. De consument wordt verweten dat zij zonder zijn toestemming haar standplaats heeft onderverhuurd en wordt verantwoordelijk gehouden voor het gedrag van haar huurders.   De consument verlangt dat de opzegging ongedaan wordt gemaakt.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer verwijst naar de brief van 17 juni 2009 waarbij hij de overeenkomst heeft opgezegd. Verder voert hij het volgende aan. Toen de consument toestemming vroeg voor het tijdelijke verblijf van het gezin in haar chalet, werd de indruk gewekt dat het ging om een compagnon. De consument deelde mee dat het een vriendendienst betrof. Uit de overgelegde huurovereenkomst met betrekking tot het chalet blijkt echter dat hier sprake was van commerciële onderhuur. De huurder van het chalet betaalde immers een huursom van € 650,– per maand (inclusief een voorschot voor de nutskosten van € 125,– per maand) en een waarborgsom van € 1.950,–. Commerciële onderhuur is in strijd met het Reglement Jaarplaatsen. De consument heeft aldus valse informatie verschaft. Dit levert een dringende reden op voor onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst zonder voorafgaande schriftelijke waarschuwing. De schade voor de camping die het gevolg is van de gebeurtenissen tijdens de pinksterdagen toen het kind van het gezin van de onderhuurders in het ziekenhuis moest worden opgenomen, is geen directe aanleiding voor opzegging. Het bagatelliserende gedrag van de consument en haar echtgenoot in dit verband moet als kwalijk en onwenselijk worden beoordeeld. De huurovereenkomst is dan ook rechtmatig opgezegd.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Ingevolge artikel 12 lid 1 van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen kan een ondernemer na voorafgaande schriftelijke waarschuwing een overeenkomst tussentijds beëindigen indien de recreant en/of derden de verplichtingen uit de overeenkomst niet of niet behoorlijk naleeft of naleven en wel in zodanige mate dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de ondernemer niet kan worden gevergd dat de overeenkomst wordt voortgezet. Voormeld artikellid voegt hieraan toe dat in dringende gevallen de schriftelijke waarschuwing achterwege kan worden gelaten. Uitgangspunt van voormelde bepaling is dat bij niet-naleving van de verplichtingen uit de overeenkomst de ondernemer de overeenkomst pas kan opzeggen indien hij de betrokken consument eerder schriftelijk heeft gewaarschuwd. Daarbij geldt dat het niet (behoorlijk) naleven van de verplichtingen uit de overeenkomst van een zodanige mate of ernst moet zijn dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de ondernemer niet kan worden gevergd dat hij de overeenkomst voortzet.   De commissie stelt voorop dat de ondernemer niet heeft betwist dat hij de leden van het betrokken gezin heeft ingeschreven in het nachtregister en dat hij voor hen toegangspasjes heeft gemaakt. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat hij instemming heeft verleend aan het verhuren door de consument van haar chalet aan derden. In zoverre is niet komen vast te staan dat de consument heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst met de ondernemer.   Verder is niet komen vast te staan dat de consument voor het verkrijgen van deze instemming onjuiste of valse informatie aan de ondernemer heeft verstrekt. Beide partijen geven op dit punt een andere lezing. Ook indien de ondernemer bij het geven van zijn instemming niet geïnformeerd was over de hoogte van de door de consument met de onderhuurder overeengekomen huurprijs van € 650,– per maand (inclusief € 125,–voor de nutsvoorzieningen), is de commissie van oordeel dat die omstandigheid niet oplevert een zodanig dringende en ernstige tekortkoming van de consument dat van de ondernemer naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd dat de overeenkomst wordt voortgezet. Hierbij kan worden aangetekend dat de ondernemer niet heeft gesteld dat hij naar de hoogte van de overeengekomen huurprijs heeft gevraagd of dat de consument gehouden was eigener beweging de ondernemer daarover te informeren. Op grond van het voorgaande geldt dat hier niet sprake is van een dringend geval als bedoeld in artikel 12 lid 1 van voormelde voorwaarden waarin een schriftelijke waarschuwing achterwege kan worden gelaten.   De omstandigheden dat een kind uit het gezin van de onderhuurders per ongeluk een partydrug heeft ingenomen en met spoed naar het ziekenhuis moest worden vervoerd, dat de politie bij die onderhuurders drugs hebben aangetroffen en dat een en ander heeft geleid tot negatieve publiciteit voor de camping, zijn voor de ondernemer zonder meer ongewenst en nadelig geweest. Door de ondernemer is echter niet gesteld en geenszins is anderszins komen vast te staan dat de consument ervan op de hoogte is geweest dat haar onderhuurders drugs in het chalet hadden. Evenmin is gesteld of gebleken dat de consument daarmee rekening kon of moest houden. Tegen die achtergrond is de commissie van oordeel dat de zojuist vermelde omstandigheden niet aan de consument kunnen worden toegerekend. Dat brengt mee dat die omstandigheden noch op zichzelf, noch in verband met de hierboven besproken onderhuur een zodanige ernstige en dringende overtreding van de geldende voorschriften opleveren dat, zonder voorafgaande schriftelijke waarschuwing, van de ondernemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kon worden gevergd dat de overeenkomst met de consument werd voortgezet.   Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de tussentijdse opzegging door de ondernemer van de huurovereenkomst niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en dat de overeenkomst met betrekking tot de standplaats door die opzegging niet is geëindigd.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.   Beslissing   De tussentijdse opzegging van de huurovereenkomst door de ondernemer is niet rechtsgeldig.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.