Uitvoering echtscheidingsconvenant in uitvoering van beide echtgenoten

De Geschillencommissie




Commissie: Notariaat    Categorie: Factuur    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 122807/130517

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De klaagster klaagt over de ontvangen factuur, nu zij niet de opdrachtgever is voor de werkzaamheden. Volgens klaagster is haar ex-echtgenoot de opdrachtgever. De notaris meent dat zowel klaagster als de ex-echtgenoot allebei voor 50% aansprakelijk waren voor de kosten, zodat de factuur juist is verstuurd. Volgens de commissie heeft de notaris nagelaten om klaagster te informeren over de financiële consequenties van zijn werkzaamheden. Aan de andere kant heeft de klaagster onvoldoende onderbouwd dat zij geen opdrachtgever is geweest. De notaris moet de declaratie matigen.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Klaagster heeft de klacht voorgelegd aan de notaris. Het geschil betreft de declaratie van de notaris en kwaliteit van dienstverlening.

Klaagster heeft een bedrag van € 2.335,30 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klaagster is in 2009 gescheiden van haar echtgenoot. Voor de financiële afwikkeling is een convenant opgesteld. Aan de uitvoering van dit convenant is, ondanks herhaalde verzoeken van klaagster aan het adres van haar ex-echtgenoot, pas in 2019 uitvoering gegeven. Hiervoor heeft hij de notaris ingehuurd. Klaagster is hier niet bij betrokken geweest.

Klaagster ontving in maart 2021 van de notaris een nota d.d. 1 maart 2021 voor verrichte werkzaamheden ten bedrage van € 2.335,30 (50% van de totale nota). Klaagster meent dat zij deze nota niet verschuldigd is aangezien zij geen opdrachtgeefster van de notaris is. De opdrachtgever van de notaris was de ex-echtgenoot van klaagster en de notaris heeft uitsluitend en alleen werk verricht voor en ten behoeve van haar ex-echtgenoot. Klaagster stelt dat zij de notaris alleen van informatie heeft voorzien toen zij in 2019 door hem werd benaderd. Klaagster heeft nimmer een offerte of overeenkomst ondertekend. Ook heeft nimmer afstemming plaatsgehad over de kosten.

Voorts stelt klaagster dat de notaris zeer lang heeft gedaan over de uitvoering van het convenant, hierbij diverse kosten niet heeft verrekend en geen juist advies heeft gegeven bij de uitvoering ten aanzien van de waardestijging van het onroerend goed en inflatiecorrectie.

Standpunt van de notaris
Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De notaris stelt dat partijen bij hun echtscheiding in 2009 een echtscheidingsconvenant zijn overeengekomen. Bij inschakeling van de notaris hadden partijen uitvoering gegeven aan de bepalingen van dit echtscheidingsconvenant behoudens de verdeling van een woning, het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening, uitbetaling van een bedrag van € 152.080,– en verevening pensioenrechten.
De notaris heeft tussen partijen bemiddeld omtrent de verkoop en de afhandeling van het convenant omdat er geen overeenstemming tussen partijen bestond omtrent de verdeling van de verkoopopbrengst. De notaris stelt diverse gesprekken te hebben gevoerd met beide partijen, klaagster en haar ex-echtgenoot, en een conceptakte van een vaststellingovereenkomst te hebben opgesteld. Ter zitting heeft de notaris benadrukt dat hij veel in het werk heeft gesteld om ervoor te zorgen dat partijen financieel van elkaar verlost zouden worden en dat hij dit zo eerlijk mogelijk heeft proberen te doen. Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben voor de werkzaamheden een factuur ontvangen (ieder de helft) voor de door de notaris verrichte werkzaamheden. De notaris stelt dat de factuur terecht in rekening is gebracht en meent dat deze door de cliënt dient te worden voldaan, omdat zij er in goed vertrouwen niet vanuit heeft mogen gaan dat hij al het werk voor klaagster zou hebben uitgevoerd zonder enige vergoeding.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de notaris hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.

De commissie stelt vast dat in overleg met klaagster door de notaris diverse werkzaamheden zijn verricht en klaagster hiervoor op 2 maart 2021 een declaratienota heeft ontvangen. Ten aanzien van deze declaratie en de kwaliteit van dienstverlening overweegt de commissie het volgende.

Artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie KNB vereist dat de notaris tijdig en duidelijk voorlichting geeft over de financiële consequenties van zijn inschakeling. De commissie erkent het standpunt van de notaris dat in geval van spoed – zoals zich ook hier voordeed vlak voor verkoop van het onroerend goed – in de praktijk direct een aanvang wordt genomen met de werkzaamheden als geschetst, echter onder het duidelijk voorlichten over de financiële consequenties van de inschakeling van de notaris valt in dit verband ook het voor aanvang van de werkzaamheden versturen van een opdrachtbevestiging met een overzicht van de financiële consequenties voor beide partijen. Dat daarvoor tijd zou hebben ontbroken gedurende de periode voor de verkoop van de woning is in deze door de notaris onvoldoende onderbouwd. De commissie is van oordeel dat de notaris genoeg gelegenheid heeft gehad om naar partijen aan te geven op welke wijze en voor welk tarief hij zijn werkzaamheden in rekening zou brengen. Ten overvloede merkt de commissie op dat dit vereiste te meer van belang is nu vaste tarieven sinds enige jaren zijn losgelaten. Ter zitting heeft de notaris ook erkend in deze voorlichting en bevestiging te zijn tekortgeschoten. De stelling van klaagster dat alleen haar ex-echtgenoot en niet zijzelf opdrachtgever van de notaris is geweest, acht de commissie onvoldoende onderbouwd en blijkt ook niet uit hetgeen in deze procedure naar voren is gebracht.

De commissie concludeert dat ten aanzien van de kostenvoorlichting en opdrachtbevestiging de notaris niet gehandeld heeft als van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris mag worden verwacht.

De commissie overweegt voorts dat op basis van de informatie waarover zij beschikt niet is komen vast te staan dat de notaris bij de uitvoering van het convenant niet heeft gehandeld zoals je van een redelijk en bekwaam notaris mag verwachten. Hij heeft getracht uitvoering te geven aan de afwikkeling van het echtscheidingsconvenant en daarin getracht te bemiddelen. Niet kan niet worden vastgesteld dat de notaris daarbij slechts voor één partij is opgetreden of slechts het belang van één partij heeft behartigd. De uitvoering van een echtscheidingsconvenant is uiteindelijk ook in het belang van beide partijen. De commissie overweegt dat als één van de partijen dwarsligt of de uitvoering traineert het aan de andere partij is om hiertegen iets te doen door bijvoorbeeld inschakeling van een advocaat. De notaris is daarvoor niet de aangewezen of juiste persoon en hij heeft niet de middelen om een van de partijen tot medewerking te dwingen. De notaris heeft ter zitting toegegeven dat hij wel tekortgeschoten is in de afwikkeling van de zakelijke lasten. Van schade door toedoen van de notaris is echter niet gebleken.

De commissie concludeert dat het bovenstaande voor haar aanleiding is om de declaratie van de notaris te matigen tot een bedrag van € 1.167,65 (inclusief btw).

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten aanzien van de kostenvoorlichting en opdrachtbevestiging gegrond is en ten aanzien van de kwaliteit van dienstverlening ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
• verklaart de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond;
• bepaalt dat van het bij de commissie in depot gestorte bedrag, een bedrag van € 1.167,65 aan de notaris toekomt en aan de notaris zal worden uitbetaald, en een bedrag van € 1.167,65 aan klaagster zal worden geretourneerd;
• bepaalt dat de notaris het betaalde klachtengeld van € 77,50 aan klaagster dient te vergoeden binnen twee weken na ontvangst van dit bindend advies;
• bepaalt dat de notaris overeenkomstig het reglement van de commissie een bijdrage in de behandelingskosten van het geschil verschuldigd is.

De commissie wijst het meer of anders verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. M. de Waal, mevrouw mr. J.M. Hoekstra, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. A. Rademaker-Neleman, secretaris, op 28 januari 2022.