Commissie: Advocatuur
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV10-0184
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de door beide partijen ondertekende akte van compromis van 13 januari 2011, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement). De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Standpunt eiser Eiser heeft bij brief van 24 november 2010 verzocht het tussen partijen gerezen geschil in behandeling te nemen. [De advocaat] heeft aan [de cliënt] rechtsbijstand verleend met betrekking tot het ingevorderde rijbewijs van de cliënt. Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt zijn standpunt op het volgende neer. Eerst na het beëindigen van de werkzaamheden van de advocaat heeft de cliënt zijn ongenoegen geuit over de hoogte van de declaraties. De advocaat betwist dat er een prijsafspraak zou zijn gemaakt. De financiële afspraken die met de cliënt zijn gemaakt zijn vastgelegd in de brief van 19 oktober 2010. Standpunt verweerder Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de klachten op het volgende neer. Volgens de cliënt heeft hij met de advocaat afgesproken dat de kosten voor de werkzaamheden tussen de € 500,– en € 1.000,– zouden bedragen. De cliënt beschikt niet over de financiële middelen om de declaraties te voldoen. De telefoongesprekken die de cliënt met de advocaat heeft gevoerd waren alle korter dan 12 minuten. De telefoongesprekken waarvoor 12 minuten wordt gerekend acht de cliënt dan ook niet reëel. Bovendien heeft de advocaat een vervanger gestuurd naar de zitting, hetgeen de cliënt een vervelende bijkomstigheid vindt. De cliënt is bereid om van het openstaande bedrag de helft van € 1.668,58 te voldoen, te weten € 834,29. Behandeling van het geschil Op 11 mei 2011 heeft de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. De cliënt is ter zitting verschenen en heeft zijn standpunt nader toegelicht. Na sluiting van de mondelinge behandeling door de commissie heeft de advocaat zich alsnog bij de commissie gemeld. Zoals aan de cliënt ter zitting is meegedeeld, heeft de commissie alsnog de advocaat te woord gestaan. De advocaat heeft daarbij desgevraagd aangegeven dat hij geen schriftelijk verweer heeft gevoerd doch zijn standpunt handhaaft zoals weergegeven in zijn emailbericht van 11 mei 2010 aan de cliënt. Beoordeling van het geschil Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. De kern van de stellingen van de cliënt houdt in dat hij met de advocaat een prijsafspraak heeft gemaakt omtrent de (advocaat)kosten in die zin dat de kosten tussen de € 500,– à € 1.000,– zouden bedragen. Deze stelling van de cliënt kan naar het oordeel van de commissie niet slagen. Immers, de commissie heeft uit de overgelegde stukken geenszins kunnen afleiden dat een dergelijke afspraak tussen de cliënt en de advocaat is overeengekomen. Uit de overgelegde opdrachtbevestiging van 19 oktober 2009 blijkt slechts dat de cliënt en de advocaat een uurtarief hebben afgesproken. Gelet op het vorenstaande alsmede gelet op het feit dat de advocaat de stelling van de cliënt gemotiveerd heeft weersproken, kan de stelling van de cliënt geen doel treffen. De overige verwijten die de cliënt heeft geformuleerd, vinden naar het oordeel van de commissie geen steun in de correspondentie noch in de processtukken, en ook op de zitting van de commissie is niet van nadere onderbouwing gebleken. Met name de stelling van de cliënt omtrent de vervanger ter zitting kan naar het oordeel van de commissie niet slagen. Immers, niet is gebleken dat het optreden van de vervanger van de advocaat heeft geleid tot enige nadelige invloed op de zaak. Ook de stelling van de cliënt dat de telefoongesprekken tussen hem en de advocaat korter waren dan 12 minuten heeft de cliënt niet aannemelijk gemaakt. De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. De commissie is van oordeel dat de advocaat als zodanig heeft gehandeld. De commissie stelt voorts vast dat de advocaat niet heeft verzocht te bepalen dat de cliënt de openstaande declaraties aan hem dient te voldoen. In het verzoek van de advocaat aan de commissie zoals gedaan bij brief van 24 november 2010 heeft de advocaat slechts verzocht het geschil in behandeling te nemen. Enig verzoek van de zijde van de advocaat om de cliënt te veroordelen in de betaling van de openstaande declaraties is de commissie niet gebleken. Derhalve zal de commissie slechts de klachten van de cliënt ongegrond verklaren. De commissie zal voorts de cliënt als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 89,25 van het door de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters. Gelet op de beslissing wordt de advocaat geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de cliënt te hebben voldaan. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat de advocaat ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt de cliënt tot betaling van deze kosten aan de advocaat. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie: – verklaart de klacht van de cliënt ongegrond; – veroordeelt de cliënt in de kosten van deze arbitrage, aan de zijde van de advocaat vastgesteld op € 89,25 aan honorarium en verschotten van de arbiters. Dit arbitraal vonnis is gewezen te Utrecht op 19 mei 2011 door de Geschillencommissie Advocatuur.